zondag 26 augustus 2012

Op de fiets naar Eernewoude

Hallo ge-interesseerde bloglezers,

Op 23 augustus 2012 stapte ik op mijn fiets en ging op weg naar Eernewoude. Daar staat tegenwoordig het Landbouwmuseum. Dat had mijn interesse. Onderweg fietste ik door Goutum, Warga en Wartena. Onderweg genoot ik van het prachtige zonnige weer en het weidse uitzicht over de Friese weiden met erboven spectaculaire wolkenpartijen. Zie de eerste foto onder aan dit blogbericht; die heb ik bij Wartena gemaakt. In Wartena nam ik het pontje vanuit de jachthaven via de Rogsloot en de Langesloot naar de overkant van het kanalenkruispunt met het Prinses Margrietkanaal, richting Eernewoude. Vanaf de steiger in de Langesloot nam ik foto 2 van het pontje dat op dat moment weer terugvoer naar Wartena. Op die foto zie je in de verte de verkeersbrug bij Wartena. Op die foto kun je ook zien dat de Langesloot eerder de breedte heeft van een kanaal. Daarna fietste ik verder naar Eernewoude. Aan mijn rechterkant had ik uitzicht op het Langesloot-kanaal, met aan de overkant de met veel bomen en struiken begroeide vroegere vuilstortplaats van Leeuwarden. Aan mijn linkerhand had ik uitzicht over weilanden en veengebieden. In het oude dorp Eernewoude aangekomen, ontmoette ik plotseling een collega. Die vroeg mij verbaasd wat ik op de fiets helemaal in Eernewoude moest. Ik antwoordde hem dat ik onderweg was naar het Landbouwmuseum. Ik vroeg hem wat hij hier deed. Hij was daar in zijn functie van bibliothecaris op de bibliobus (voor zover die nog niet was wegbezuinigd). Na een kort praatje namen we afscheid en fietste ik door naar het volgende pontje. Terwijl ik wachtte op het tweede pontje, maakte ik de 3-e foto van het museumcomplex aan de overkant. Dit tweede pontje bracht mij van het dorpscentrum naar het Landbouwmuseum aan de overkant.

Het Landbouwmuseum zit sinds een aantal jaren in Eernewoude. Voordien was het gevestigd in Exmorra. Rond 2007-2008 is het verhuisd naar Eernewoude. Daar is het gevestigd in een groot pand (zoals te zien op foto 3)  met meer ruimte dan in het gebouw in Exmorra. Dit museum gaat over de eeuwenlange geschiedenis van de landbouw in Friesland.
In de terpentijd werd er voornamelijk veeteelt bedreven. Akkerbouw gaat nu eenmaal moeilijk als de akkers dagelijks bij vloed onder zout (!) water lopen. Pas vanaf ongeveer het jaar 1000 worden de eerste dijken aangelegd. En pas dan wordt voor het eerst akkerbouw bedreven. Al zal dat niet de meest overheersende sector worden in Friesland. Het bleef bij veeteelt. En als gevolg daarvan kwam de zuivelproductie tot ontwikkeling. Zo zag je in het museum de vele gereedschappen (karntonnen, kaaskuipen en kaaspersen, etc.) waarmee boter en kaas werden gemaakt. Dat was eeuwenlang vrouwenwerk. Terwijl de boer op het land aan het werk was, werkte de vrouw thuis in de zuivelkelder, en kon zo makkelijk een oogje houden op de kinderen in huis of op het erf. Werken en zorgen voor de kinderen was voor vrouwen toen makkelijker te combineren dan tegenwoordig. Vooral in de 19-e eeuw werd er zeer veel boter naar Engeland ge-exporteerd. Alleen, het succes daarvan maakte de Friese boeren en boerinnen lui. Zo kon het gebeuren dat de Friese agrarische sector werd voorbijgestreefd door Denemarken, waar men zijn zaakjes beter voor elkaar had en de zuivelproductie al had gemoderniseerd en ge-industrialiseerd. Nadat een Nederlandse zuivelcommissie een studiereis naar Denemarken had gemaakt, krabbelde de zuivelsector in Friesland weer op. Ondertussen tekende zich nog een crisis in de landbouw af: Na de Amerikaanse Burgeroorlog werd er in de USA gigantische hoeveelheden goedkoop graan geproduceerd. Dat was zo goedkoop, dat de Friese boeren (en ook de boeren elders in Nederland en in de andere Europese landen) daar niet tegen op konden produceren. Vele boeren gingen failliet en veel arbeiders werden werkloos. De regering in Den Haag deed niets om deze crisis te bestrijden, helemaal niets. Een aantal arbeiders emigreerden naar Amerika in de hoop daar betere omstandigheden te treffen. Een aantal anderen bleven in Nederland maar trokken naar de grote havensteden, zoals Amsterdam en vooral Rotterdam. De Rotterdamse haven groeide sinds circa 1870 explosief en om al die vrachtschepen te laden of te lossen, waren veel arbeidskrachten nodig. Zo werd een nadeel voor veel boerenarbeiders toch nog een voordeel.
Om de 19-e eeuwse landbouwcrisis te bestrijden, begonnen de Friese boeren rond 1877-1880 landbouwco-operaties op te richten. Zo verrees in 1878 de stoomzuivelfabriek Freia in Veenwouden (die in 1991 zorgvuldig werd afgebroken en steen voor steen werd heropgebouwd in het Openluchtmuseum te Arnhem). Nadien verrezen verspreid over heel Friesland vele tientallen zuivelfabrieken. Het zorgde voor een wederopbloei van de Friese landbouwsector. In de jaren 20 begon aarzelend de mechanisatie van de landbouw, al zette dat nog bepaald niet door. Pas met de Marshallhulp na de Tweede Wereldoorlog kwam de mechanisatie van de landbouw pas goed op gang. In de jaren 80 werd dit gevolgd door de automatisering in de veeteelt. In 1983 werd de eerste melkrobot ontwikkeld door studenten van de Praktijkschool in Oenkerk. Dat prototype is in de afgelopen decennia verder ontwikkeld. Sinds 2010 staat deze melkrobot in het Landbouwmuseum; dit apparaat is te zien op foto 4.
Al met al een interessant stukje economische geschiedenis, waar je meestal opvallend weinig over hoort of leest, maar wat eigenlijk buitengewoon belangrijk is geweest. En nog steeds is.

De tentoonstelling in het Landbouwmuseum begon met een film over de Friese landbouw, gepresenteerd door Freerk Smink, aangekleed met veel maffe fratsen; hij weet het allemaal komisch te presenteren. Ik ken hem ook van de filmpjes van de Canon van de Friese geschiedenis, gepresenteerd door de Omrop Fryslan. Ook daarin vertelt hij op zijn zeer eigen komische manier over allerlei gebeurtenissen uit de Friese geschiedenis. Maar dat terzijde. Daarna kwam op de expositie de veeteelt, de zuivelproductie, de akkerbouw (vlas, aardappels, chicorei, hooi, graan, etc.), de hooitijd (de Ungetiid) en de industrialisatie (de vele co-operatieve zuivelfabriekjes, de Frico, de Condensfabriek) aan de orde. Al met al vond ik het een interessant museum. Wat me ook opviel, was dat alle informatieborden en -panelen tweetalig waren: Nederlands en Fries.

In een andere zaal, naast het Landbouwmuseum was het bezoekerscentrum De Alde Feanen ondergebracht. Nu ik er toch was, besloot ik dat ook te bekijken. Daar was van alles te zien over het natuurgebied De Alde Feanen dat rond Eernewoude ligt, met tekst en uitleg over de turfwinning sinds de 18-e eeuw (met als gevolg daarvan de vele petgaten), en verder veel informatie over de vele dieren en planten die daar in de Alde Feanen voorkomen, etc. Daar maakte ik foto 5.

Na afloop liep ik naar het restaurant dat in hetzelfde gebouw was ondergebracht, voor een kop koffie met gebak. Nadat ik had afgerekend, stapte ik weer op de fiets en keerde terug naar Leeuwarden.





1 opmerking:

  1. Hoi Herbert,
    Ik had je tegen kunnen komen, want ik was de 23e ook in Earnewâld. maar ik was op de camping en jij op de Buitenplaats, zoals wij dat noemen (zo heette het al voor het landbouwmuseum er kwam). Ik moet bekennen dat ik er nooit meer geweest ben sinds het museun is, daarvoor wel, was het luxe vergadercentrum, met binnenzwembad en bioscoop.
    Leuke toch met de pondjes, zeker op zo'n fantastisch warme dag!
    Gr. Janneke

    BeantwoordenVerwijderen