zondag 23 september 2012

Open Monumentendag 2012 in Harlingen

Hallo ge-interesseerde bloglezers,

Op zaterdag 8 september 2012 was er weer de landelijke manifestatie Open Monumentendag. Deze keer ben ik in Harlingen wezen rondkijken. Vorig jaar ben ik in Zwolle geweest. Daarover heb ik geblogd op 23 september 2011. In 2010 ben ik samen met een vriend vanuit Groningen-stad naar het dorp Bedum gefietst om daar het belangrijkste monument ter plekke - de Walfriduskerk - te bekijken. En drie jaar daarvoor - in 2007 - heb ik met diezelfde vriend op de Open Monumentendag de opengestelde monumenten in Groningen-stad zelf bekeken. Dat vond hij buitengewoon interessant. Dan kom je in gebouwen die normaliter gesloten zijn voor het gewone publiek, zei hij. En in de voorgaande jaren ben ik om de paar jaar in Leeuwarden in de opengestelde monumenten wezen kijken.

En dit jaar gingen we - ik samen met mijn vriend uit Groningen - voor de variatie naar Harlingen. Over deze Friese havenstad heb ik al vaker geblogd, namelijk op 13 april 2011, en 15 oktober 2011. Dat kunt u nalezen door in de hier rechts staande datumlijst op het jaar en de maand te klikken, waarna u vervolgens zo de artikelen van vorig jaar kunt opzoeken en erop klikken.

Nadat we per trein op het station Harlingen-Haven waren aangekomen, wandelden we eerst naar het hotel-restaurant Zeezicht voor een kop koffie. Daarna begonnen we onze wandeltocht door het oude centrum van Harlingen. Eerste liepen we naar het Stadhuis en bekeken het hele pand van binnen en van buiten, en van boven tot onder. Daar maakte ik foto's 1 en 2, die hier onderaan dit blogbericht staan. Hoog in de gevel, kunt u op de foto van het Stadhuis het vergulde beeld van Sint Michael zien; dat is de beschermengel van Harlingen. Het is een fraai pand uit 1730, van de stadsbouwmeester H.J. Norel. Zou hij familie van de bekende, eveneens uit Harlingen afkomstige schrijver K. Norel zijn? In een zaal op de eerste etage lagen op een grote tafel boeken uitgespreid van verscheidene schrijvers die in Harlingen geboren zijn, zoals onder andere Simon Vestdijk, K. Norel (!), J.B. Schuil, en C. Wilkeshuis. In de huwelijkszaal van het Stadhuis maakte ik de tweede foto. Daar vond ik het plafond heel opvallend.
Daarna wandelden we door naar de Openbare Bibliotheek (die in een oud monumentaal pand was gevestigd) en het aangrenzende Museum het Hannemahuis. Die beide panden ziet u op foto 3 (die ik overigens al in 2010 heb gemaakt). Dat museum was deze dag gratis toegankelijk. Na afloop wees ik mijn vriend op het geboortehuis van de bekende schrijver Simon Vestdijk, recht tegenover het Museum het Hannemahuis, waarna ik hem ook wees op het standbeeld van Anton Wachter, een eindje verderop.
Onderweg naar het volgende opengestelde monument passeerden we de voormalige Lutherse kerk, waar nu een winkel van het Leger des Heils in is ondergebracht. Dat pand ziet u op foto 4 (uit 2011). Deze voormalige kerk is speciaal interessant omdat hier Domela Nieuwenhuis in 1870 zijn carriere als predikant begon. Maar in de loop der jaren werd hij zo vaak geconfronteerd met de extreme armoede onder arbeidersgezinnen, dat hij daardoor radicaliseerde, het geloof afzwoer, en uiteindelijk samen met Troelstra de SDAP (voorloper van de huidige PvdA) oprichtte. Alleen vond Domela Nieuwenhuis dat de SDAP nog steeds niet voldoende opkwam voor de uitgebuite arbeiders, en radicaliseerde hij nog verder tot anarchist. Radicalisering is dus geen psychologisch proces dat alleen maar onder Moslims voorkomt.
Vervolgens wandelden we naar de Grote Kerk, die ook wel bekend staat als de Dom van Almenum. Zie foto 5, die ik al in 2010 heb gemaakt. Het dorp Almenum werd in 1563 - met toestemming van (de toen nog in de Nederlanden erkende) koning Philips II van Spanje - bij de groeiende stad Harlingen gevoegd. De toren is gebouwd van tufsteen en stamt uit circa 1150. Het oorspronkelijke kerkgebouw uit circa 1100 staat er niet meer; dat was in 1772 wegens bouwvalligheid gesloopt en in 1775 vervangen door het huidige kerkgebouw. Binnen is een prachtig Hinz-orgel te bewonderen, zoals u kunt zien op foto 6. Alleen vond ik het zeer, zeer jammer dat er in de kerk een grote wijkmarkt werd gehouden. Dat kunt u eveneens zien op dezelfde foto 6. Trouwens, op de voorgrond, kijkend naar die tafel vol glaswerk, staat mijn vriend, gekleed in zijn jasje, zijn petje en zijn groene shirt, en met een rood tasje van Museum het Hannemahuis in zijn hand. Als die markt er niet was geweest, had ik wel aan een gids ter plekke gevraagd waar die 17 Keuren, de 24 Landrechten en het Vaandel van Magnus Forteman waren verstopt. Dat is een interessant en oeroud verhaal apart, dat specifiek bij deze kerk hoort en dat ik beschouw als een Friese variant op de Da Vinci Code. De Friese legerleider Magnus Forteman diende rond 800 onder keizer Karel de Grote. Hij veroverde met zijn landgenoten en volgelingen op bevel van Karel de Grote voor de toenmalige paus Leo III de stad Rome en beschermde de paus tegen zijn vijanden. Als dank voor zijn heldendaden kreeg Magnus Forteman de op perkament geschreven 17 Keuren en 24 Landrechten van keizer Karel en ontving hij van paus Leo III een Vaandel. Na terugkeer in Friesland liet hij die Keuren, Landrechten en dat Vaandel zorgvuldig opbergen en bewaren in de Dom van Almenum. In de loop der eeuwen - en ongetwijfeld vooral na de afbraak van de oude en de bouw van de nieuwe Dom van Almenum - zijn die documenten en spullen zoekgeraakt. Maar helaas, de verklaring voor de verdwijning van die documenten en objecten is veel prozaischer: Magnus Forteman heeft nooit echt bestaan; hij is volledig uit de duim gezogen. En de Keuren en Landrechten en dat Vaandel bestaan dus ook niet. Verder staat in Rome sinds 1141 vlakbij de Sint Pieter de bekende huidige Friezenkerk (die een oudere kerk uit circa 800 (?) op diezelfde plek verving). En die is vernoemd naar Magnus. Maar opnieuw helaas, dat betrof niet de Friese militair Magnus Forteman, maar de heilige Magnus van Trani, afkomstig uit het Italiaanse kuststadje Trani, gelegen aan het zuidelijke deel van de Adriatische zeekust. Wel erg sneu voor de Friezen. Hebben ze een mooi historisch heldenverhaal, blijkt het niet waar te zijn.
Hierna liepen we door naar de Sint Michaelkerk aan de Zuiderhaven, vernoemd naar de beschermengel van Harlingen. Onderweg passeerden we een woninkje van een oudere dame die allerlei 19-e eeuwse kleding tentoonstelde, die ze aan de hand van oude patroontekeningen had gemaakt. Daar nam mijn vriend een adreskaartje van mee, voor zijn moeder. Want hij wist dat dat haar wel interesseerde. De Sint Michaelkerk is een fraaie Neogotische kerk van de architect Alfred Tepe, gebouwd in 1880-1881. Zie foto 7, die ik al in 2011 heb gemaakt, en foto 8 van het het interieur. De huidige kerk staat op een plek waar voor 1880 een Rooms-Katholieke schuilkerk had gestaan. Overigens vond ik deze kerk toch wel een tikje soberder eruit zien dan de Sint Werenfrieduskerk in Workum. Over Alfred Tepe heb ik de afgelopen tijd een paar keren geblogd, namelijk op 14 augustus 2012 (over o.a. de Sint Werenfrieduskerk te Workum), en op 2 september 2012 (mijn tweede hoofdstukje kerkgeschiedenis).
Daarna wandelden we door naar de laatste twee opengestelde monumenten, namelijk het pand "de Gouden Engel"  (zie foto 9), waarin tegenwoordig een vrijmetselaarsloge is gehuisvest. Daar waren wij wel enigszins bekend mee, want in 2007 hadden wij in Groningen ook het gebouw van de Vrijmetselarij te Groningen-stad bekeken; dat is gevestigd in het voormalige directiekantoor van de bekende Groningse industriemagnaat W.A. Scholten, in de W.A. Scholtenstraat. Wat mij wel opviel, was dat in het Harlinger Loge-gebouw het plafond in de koninkrijkszaal geheel zwart was, zonder sterren dus, terwijl in de Groninger loge het plafond donkerblauw was geschilderd en bezaaid was met sterren.
We eindigden onze wandeltocht langs de monumenten van Harlingen in het "Gouden Stoepke". Dat pandje ziet u op foto 10. Dat was een benauwend klein woninkje met op de begane grond een voorkamer, een achterkamertje en een voorraadkast onder de trap, en een buitengewoon smal trappetje naar boven, met nog een paar  kleine kamertjes.
Tot slot wandelden we even terug naar de Zuiderhaven, naar Huize Sint Hubertus, dat te zien is op foto 11. Op die plek had namelijk vanaf 1644 tot 1795 het gebouw van de Friese Admiraliteit gestaan. De Friese Admiraliteit was opgericht in 1596 te Dokkum, door de provincies Friesland en Groningen gezamenlijk. Maar omdat de verbinding van Dokkum met de zee in de loop der jaren verzandde, werd de Friese Admiraliteit in 1644 verhuisd naar Harlingen. In 1771 brak er helaas brand uit in het admiraliteitsgebouw, waardoor het archief van de Friese Admiraliteit verloren is gegaan.
Daarna wandelden we terug naar het hotel-restaurant Zeezicht voor weer een kop koffie, en om nog wat na te praten. Nadat we dat op hadden en afgerekend hadden, wandelden we langs het stationsgebouw van rederij Doeksen aan de nieuwe Voorhaven, langs het beeldje van Hansje Brinker (Wat doet die hier in Harlingen?? Die hoort toch thuis in Haarlem!)  en de Dokhaven naar de bouwplaats van het schip van Willem Barentsz. Daar wordt momenteel het schip herbouwd, waarmee Willem Barentsz in 1596 naar Nova Zembla was gevaren. Daarover heb ik al eerder geblogd, namelijk op 15 oktober 2011 (wat ik hier bovenaan al even memoreerde). Helaas was de bouwplaats al gesloten, zodat we de nog lang niet voltooide scheepsromp alleen van achter de hekken konden bekijken. Daarna wandelden we terug naar het station Harlingen Haven en namen de trein terug naar huis.










zondag 2 september 2012

nog een lesje godsdienstgeschiedenis: Thorbecke en de Katholieken

Hallo ge-interesseerde bloglezers,

Nu kom ik echt op dreef. In 2011 ben ik verscheidene keren in Zwolle geweest. Daarover heb ik geblogd op 15 juli 2011 (Zwolle algemeen), 26 augustus 2011 (bezoek museum de Fundatie), 23 september 2011 (de Open Monumentendag), en 27 november 2011 (tentoonstellingen over de Moderne Devotie). Telkens als ik het NS-station van Zwolle uitliep, zag ik daar op de rotonde voor het station het standbeeld van Johan Rudolf Thorbecke staan. Hij is geboren op 14 januari 1798 te Zwolle en overleden op 4 juni 1872 te Den Haag. Op de eerste foto hier vlak onder ziet u het standbeeld van Thorbecke op de rotonde met op de achtergrond het NS-station. Op de tweede foto daar direct onder ziet u zijn geboortehuis aan de Thorbeckegracht te Zwolle. Zijn voorouders waren oorspronkelijk afkomstig uit Lutherse kringen in Duitsland. Hijzelf ging studeren in onder andere Leiden en Dresden. In Duitsland kwam hij in aanraking met allerlei filosofie-en die in Nederland nauwelijks bekend waren of als niet ter zake doende afgedaan. In de jaren 1840 keerde hij terug naar Nederland en werd politicus. In 1848 schreef hij zijn beroemd geworden grondwet en werd premier van Nederland. Terwijl in de rest van Europa in dat revolutiejaar 1848 overal heftige oproeren en opstanden plaatsvonden en het zelfs in sommige landen op een burgeroorlog dreigde uit te lopen vanwege de rampzalige economische toestand, gebeurde er in Nederland vrijwel niets. Of (1) het moest de een of andere bijeenkomst op de Dam te Amsterdam zijn, waar iemand een linkse, antikapitalistische toespraak hield, die vervolgens geen enkel gevolg kreeg. Werkelijk, er volgde geen enkele opstand. Verbazingwekkend niets, terwijl daar alle reden voor was. Of (2) het was het vertrek van de Landverhuizers, die als gevolg van de tientallen jaren lange vervolgingen omdat ze bij de Afgescheidenen hoorden. Maar daar blogde ik in mijn vorige korte lesje godsdienstgeschiedenis van 30 augustus 2012 al over. Neen, wat voor Nederland in 1848 echt belangrijk was, was de eerdergenoemde nieuwe grondwet die Thorbecke schreef en uitvaardigde. Vanaf dat moment had de koning geen macht meer en had hij niets meer te zeggen in Nederland. De regerende koning werd min of meer gedegradeerd tot versiering van het koninkrijk en omgevormd tot symbool van de nationale eenheid. De werkelijke macht kwam te liggen bij de ministers en de premier. Dat leidde binnen een paar jaren tot heftige conflicten tussen het kabinet-Thorbecke en  koning Willem III, die het absoluut niet eens was met deze - in zijn ogen schandalige - inperking van zijn macht.




In zijn grondwet van 1848 legde Thorbecke ook het recht op vrijheid van godsdienst vast. Dat betekende dat de Afgescheidenen niet meer mochten worden vervolgd. Daar had men in het Protestants-Christelijke Nederland eigenlijk geen problemen mee. Maar dat betekende ook dat de Rooms-Katholieken ook weer in alle vrijheid hun geloof mochten belijden. En daar had geheel Protestants-Christelijk Nederland grote moeite mee. Zeer grote moeite. Nadat de paus Pius IX in 1853 te Rome de encycliek Ex Qua Die uitvaardigde waarin hij het herstel van de Rooms-Katholieke kerk aankondigde, brak er in Nederland een storm van protest los in Protestants-Christelijke kringen. Men vond dat de 80-jarige oorlog blijkbaar tevergeefs was uitgevochten tegen het Rooms-Katholieke Spanje en dat dus binnenkort de Inquisitie weer terug zou keren onder leiding van een nieuwe Alva en dat de brandstapels weer zouden roken. Dit was natuurlijk een volstrekt extreem overdreven beeld, dat duidelijk niet klopte met de werkelijkheid. Maar de gemoederen in Protestants-Christelijk Nederland - bekend als de April-beweging - raakten wel zozeer verhit dat er zelfs serieuze plannen werden gesmeed om Thorbecke te vermoorden. Wel boden ze een petitionement aan aan koning Willem III, die het met genoegen in ontvangst nam. Daarop trad het hele kabinet-Thorbecke af, waarna er een kabinetscrisis uitbrak. Uiteindelijk deed de koning er toch maar niets mee.


Met het herstel van de Rooms-Katholieke kerkorde vanaf 1853, werden ook nieuwe Rooms-Katholieke kerken en kloosters gebouwd. Omdat in de Middeleeuwen veel kerken in Gotische bouwstijl waren gebouwd, werd de Neogotiek de logische bouwstijl voor al die nieuwe kerken. Daarmee zijn de architecten Pierre Kuipers en Alfred Tepe zeer beroemd geworden. Zij hebben in heel Nederland vele tientallen kerken ontworpen en gebouwd. In Leeuwarden werd in 1884 de Bonifatiuskerk gebouwd door Pierre Kuipers. Zoals op de hierbovenstaande foto is te zien, heeft deze kerk een prachtig interieur. Alsof je alvast een blik in de hemel wordt gegund. Een heel verschil met de kale hokken genaamd Hervormde of Gereformeerde kerken. Daar moet je maar een end weg fantaseren over hoe die hemel er misschien uit zou zien. De lijsten van kerken die Pierre Cuypers, Alfred Tepe en andere architecten voor de Rooms-Katholieken bouwden, zijn buitengewoon lang; die ga ik dus maar niet opsommen. Kijk maar op internet in de wikipedia. Protestants-Christelijk Nederland was niet blij met de bouw van deze Rooms-Katholieke kerken. Sommigen begonnen de zaken te overdrijven door te stellen dat de bouw van die grote kerken met hun enorme torens daarmee symboliseerden dat het land bij wijze van spreken werd overgenomen door de Katholieken. Dat is dus duidelijk kolder. Daarmee doet die kwestie denken aan de evenzeer lachwekkende discussie over de bouw van moskee-en met hoge minaretten van enkele jaren geleden. Pierre Cuypers was ook de architect van het Rijksmuseum te Amsterdam, dat in 2013 na 10 jaar verbouwing wordt heropend. Daar was Protestants-Christelijk Nederland in de 19-e eeuw ook niet blij mee. Het ging zelfs zover dat toen het Rijksmuseum in 1885 werd geopend, koning Willem III daar niet bij aanwezig was; hij wilde geen stap zetten in het gebouw van die Rooms-Katholieke architect.
Er was nog een derde gebeurtenis die voor Protestants-Christelijk Nederland genant was.  In 1860 brak er oorlog uit in Italie - dat toen nog bestond uit verscheidene staten en een hele rits ministaatjes - die na 10 jaren oorlog tot de Italiaanse eenheid leidde. Vanuit het koninkrijk Piemonte, gelegen aan de voet van de bergen, de Alpen, trok een leger op richting Rome dat geheel Italie veroverde en  verenigde. Alleen Rome bleef over. Daar heerste paus Pius IX. Omdat hij zich bedreigd voelde door het Italiaanse leger uit Piemonte, deed hij in 1860 een wereldwijde oproep naar alle Rooms-Katholieke gelovigen om naar Rome te komen om de stad te verdedigen. Die oproep had succes. Opvallend genoeg ook in het zo Protestants-Christelijk geachte Nederland. Waarschijnlijk een kwart van alle jongemannen die gehoor gaven aan de pauselijke oproep, kwamen uit Nederland. Zij meldden zich in Oudenbosch in Noord-Brabant bij de plaatselijke pastoor, die enthousiast ijverde voor de aanmelding van jongelui voor de verdediging van de paus. Vandaar dat daar tegenwoordig het Zouavenmuseum staat. Vanuit Oudenbosch reisden ze door naar Rome. Ze kwamen ook uit Frankrijk, Duitsland, Spanje en nog een aantal andere Rooms-Katholieke landen. Zij werden bekend als de Pauselijke Zouaven, gekleed in het uniform van een Islamitische (!) Berber-stam in Algerije, de Zouaoua. Er zaten zo opvallend veel Nederlanders bij de Pauselijke Zouaven, dat Protestants-Christelijk Nederland onder ogen moest zien dat ze eigenlijk al sinds de 80-jarige oorlog eigenlijk een minderheid was geweest, en nooit een meerderheid. Alleen had die Protestants-Christelijke minderheid wel eeuwenlang de macht gehad in Nederland, terwijl de Katholieken zich gedurende die eeuwen hadden moeten terugtrekken in hun schuilkerken. In 1870 werd Rome na felle strijd alsnog veroverd door het leger van Piemonte, waarna de Italiaanse eenwording werd gerealiseerd. Daarna werden de Pauselijke Zouaven bedankt door de paus, waarna ze terug konden keren naar huis. Thuisgekomen verloren ze hun stemrecht en werden ze vaak weggezet als avonturiers, als huurlingen, wat dus eigenlijk bepaald niet klopte. Paus Pius IX sloot zich sinds 1870 op in het Vaticaan, en noemde zichzelf de Gevangene van het Vaticaan. Tevens vaardigde hij het dogma uit van de onfeilbaarheid van de paus. De verhoudingen tussen de Rooms-Katholieke kerk en Italie bleven tientallen jaren lang slecht. Pas in 1929 werd - dank zij dictator Mussolini - het Verdrag van Lateranen getekend, waarbij de betrekkingen tussen Italie en het Vaticaan werden genormaliseerd en geregeld.
Ook in Nederland werden de verhoudingen wat beter, ondanks de gebeurtenissen van november 1918. Toen begon er in Nederland een week vol spanning over een mogelijk aanstaande revolutie. Daar heb ik op 13 januari 2011 met een leestip over geblogd. Een van de meest verrassende dingen was dat de dochter van koning Willem III, koningin Wilhelmina - die een grote hekel had aan de Rooms-Katholieken die in het zuiden van Nederland leefden - het advies van een van haar ministers kreeg om naar Noord-Brabant te gaan. Daar zou ze veiliger zijn tussen de Katholieken, dan in het meer revolutionair-geachte noorden van het land. Daarnaast was men binnen de Rooms-Katholieke zuil ook zeer actief om haar gelovigen en vooral de arbeiders binnen haar boot te houden. Dat deed men ook binnen de Protestants-Christelijke zuilen. Dat was een van de redenen waarom het revolutionaire tij niet doorzette. Sindsdien is de Rooms-Katholieke zuil definitief een integraal en ge-accepteerd deel van Nederland geworden.

Nogmaals: ik heb me nog steeds ingehouden. Daarom is dit verhaal niet 2 of 3 keer zo lang geworden. Ik hoop dat jullie lezers hier veel van opsteken.

zaterdag 1 september 2012

Weer naar IJlst

Hallo ge-interesseerde bloglezers,

Op 24 augustus 2012 nam ik de trein naar IJlst. Daar was ik vorig jaar op 23 oktober 2011 ook al geweest. Lees mijn blog van 2 november 2011 er maar op na. Aan het eind ervan kondigde ik aan dat ik nog een keer naar IJlst zou gaan om specifiek de houtzaagmolen De Rat te gaan bekijken. Dat heb ik dus gedaan op 24 augustus 2012.

Vanaf het station liep ik linea recta naar de grote houtzaagmolen De Rat. Op foto 1 hier onder aan mijn blogstukje zie je de molen fraai weerspiegeld in het water. Deze windmolen was oorspronkelijk in 1683 gebouwd in het oudste industriegebied ter wereld: de Zaanse Schans. Daar had deze molen een iets andere naam: De Walrot. Daar verzaagde deze molen toen al boomstammen tot planken die vooral veel gebruikt werden op de scheepswerven in en rond Zaandam. In 1795 begon voor Nederland de Franse tijd, waarna een economische neergang inzette. In 1806 voerde Napoleon het Continentaal Stelsel in waarbij elke handel op Engeland werd verboden. Dat versterkte de aanhoudende neergang nog meer. Nadat in 1814 aan de Franse tijd een eind kwam, bleef de economie in een dip hangen. De molens van de Zaanse Schans stonden te vaak stil wegens gebrek aan bedrijvigheid. Daarom werd in 1828 de houtzaagmolen te koop aangeboden. In IJlst had men er wel belangstelling voor. Daarom werd de houtzaagmolen zorgvuldig afgebroken en verkocht naar het stadje IJlst. Sindsdien verzaagt de windmolen in IJlst boomstammen tot planken, bestemd voor de scheepsbouw ter plekke.

Bij het molencomplex aangekomen, zag ik dat het toegangshek wijd open stond, zodat ik zo het terrein kon oplopen. Vervolgens liep ik tussen de opgemetselde steunpilaren onder de windmolen door naar de andere kant van het complex. Daar was via een soort ingebouwde schuur en een stijle ladder naar de eerste etage, de ingang van de windmolen. Bovengekomen, kocht ik een toegangskaartje. Daarna kon ik op eigen gelegenheid in de hele windmolen rondlopen en alles bekijken en fotograferen. Hou er wel rekening mee dat de toegankelijkheid niet voor iedereen behoorlijk is; het is zo nu en dan echt kruip-door, sluip-door via smalle gangetjes en stijle trappen. Wel zo begrijpelijk: met de huidige eisen van toegankelijkheid  had men in 1683 en 1828 geen enkele rekening mee gehouden.
Op de eerste etage (waar ik al rondliep) kon je de zaagbaan met de drie zaaginstallaties, aangedreven via raderkasten en hefbomen door de windmolen, bekijken. Dat is te zien op foto 2. Die zaaginstallaties bestonden uit een zaagraam met circa 5 of 6 of meer zagen naast elkaar gezet in een raam die met behulp van een hefboom op en neer gingen. Op die manier werden boomstammen tot planken gezaagd. Op de bovenste rand van elk zaagraam stond een toepasselijke tekst over het verzagen van boomstammen tot planken. Grappig bedacht. Aan de westkant had je via openstaande deuren het uitzicht over de helling waarop een paar boomstammen lagen, en het water waarin enkele boomstammen dreven. Verder waren langs de zijkant van de zaagbaan opbergplaatsen voor de gereedschappen te zien; zie foto 5. Vervolgens klauterde ik over enkele houten barrieres heen en beklom de stijle trap naar de tweede etage. Daar stond ik tussen de hefbomen met direct zichtbaar boven me de houten raderkasten, zoals u kunt zien op foto 3. Daar was een straatnaambordje aan de muur bevestigd. Dit was wel een erg gekke plek voor een straat. Ik bleek hier te zijn in de Cornelis Corneliszoon van Uitgeest-straat; dat was de uitvinder van de houtzaagmolen. Vandaar. Hij was geboren rond 1550 in Uitgeest (vandaar zijn achternaam), gelegen in Noord-Holland en overleden rond 1607. Hij had wel meer uitvindingen op het terrein van windmolens op zijn naam staan. Vanaf deze tweede etage was een klein trappetje naar de buitenomloop. Vandaar af had ik een spectaculair uitzicht op de omgeving, op het stadje IJlst, het water de Geeuw met voorbijvarende boten, het fietspad naar Sneek, de weilanden, en een fraaie spinnekopmolen genaamd de Terpensmole. Daar maakte ik foto 4.
Gelukkig waaide het niet, zodat ik probleemloos over de hele omloop in het rond kon lopen zonder een klap van een wiek te krijgen. Alhoewel. Omdat het niet waaide, kon ik niet zien hoe de hele machinerie van de windmolen precies werkte. Maar dat is een detail. Daarna daalde ik alle trappen weer af, tot aan de grond, en wandelde rond het hele molencomplex. Toen viel me op dat er een smalspoor rond de windmolen liep. Dat hoorde oorspronkelijk eigenlijk niet bij deze windmolen; dat smalspoor was afkomstig van de schaatsenfabriek Nooitgedagt. Maar door dat smalspoor hier uit te leggen, was het wel gered van de sloper. En, het is wel handig om stukken hout over korte afstanden te vervoeren. Precies zo'n zelfde soort stukje smalspoor heb ik twee jaar geleden ook gezien: bij de stoomzuivelfabrtiek Freia die ooit in Veenwouden had gestaan en sinds 1991 in het Open Lucht Museum in Arnhem is herbouwd. Daar werd het gebruikt om de steenkolen van de opslagschuur naar de stoommachine te vervoeren.

Daarna liep ik het fietspad naar Sneek op. Onderweg maakte ik vanaf een steiger foto 6. Je kunt die houtzaagmolen van heel wat kanten heel fraai fotograferen. Verder hielp het vrijwel windstille weer ook mee om de weerspiegeling in het water ook mee te fotograferen. Bij de spinnekopmolen Terpensmole, die ik al vanaf de molenomloop had gezien, hield ik halt. Bij het hek stond een bruin, zeer informatief ANWB-bord. Daarop las ik dat er een hele geschiedenis van afbraak en verhuizingen met meerdere molens in de omgeving aan vast zat. Ik maakte foto's van het informatiebord en de molen met op de achtergrond de koeien in het weiland, zoals te zien is op foto 7. Wat een typisch Hollands landschap met die molen en die koeien, zou je haast denken. Maar we zitten dus in Friesland. Daarna liep ik terug naar het dorp, ehhh, het stadje IJlst en nestelde me aan een tafel in de Stadsherberg "Het Wapen van IJlst". Daar bestelde ik een kop koffie met oranjekoek. Nadat ik dat op had en afgerekend had, wandelde ik terug naar het spoorwegstation en nam de trein terug naar huis.