zondag 24 juni 2012

weids uitzicht, spectaculaire luchten

Hallo blogvolgers,

Sinds de boom voor mijn flat in maart 2012 is gekapt (waar ik op 29 maart 2012 (het kappen van de boom) en 17 maart 2012 (de boom in zomer en winter) over blogde), heb ik de afgelopen maanden verscheidene foto's gemaakt van mijn nieuwe weidse uitzicht over het Van Harinxmakanaal en de weilanden en akkers aan de overkant. Een selectie van deze foto's heb ik hier onder dit blogbericht geplaatst. Zoals jullie op deze foto's kunnen zien, kan ik nu makkelijker spectaculaire luchten, duistere wolkenformaties, en naderende regenbuien fotograferen. Hiervoor hoef ik mijn huis niet uit. Hoogstens het raam even open doen en maar knippen. Zoals die wolkenlucht met dat blauwe gat erin op foto 1. En dan die opvallende wolkenformaties op foto 2 bijvoorbeeld; zijn dat eigenlijk niet de besneeuwde toppen van de Friese Alpen, waar op de hellingen ervan Sonnema de kruiden voor zijn Beerenburg plukte? En op foto 3 kwam er inderdaad een dikke regenbui aan. Enkele minuten later kletterde de regen tegen de ramen. En dan die duistere dreigende wolkenformatie op foto 4!
Dergelijke wolkenrijke luchten kun je juist prachtig fotograferen als je bij het fotograferen eerst een automatische meting doet, vervolgens je toestel op handmatig zet, en vervolgens een iets te korte belichtingstijd een een iets te klein diafragma kiest, onder de metingen van de automatische instelling van de camera. Dan komen al die accenten tussen wit en grijs goed tot hun recht! Als je namelijk op de automaat fotografeert, dan wordt de foto net iets te veel overbelicht en verdwijnen al die grijs-accenten.
Verder kan ik - nu de boom gekapt is - ook voorbij varende grote schepen volledig fotograferen, zoals te zien is op de foto's 5 en 6. En tevens kon ik met mijn camera flink inzoomen op de windmotor bij Weidum, die te zien is op foto 7, tussen de windmolen en de electriciteitsmast, rechts boven het spoorwegportaal.
Maar zoals op de foto's van de schepen te zien is, is de stronk van de boom nu ook verwijderd (op foto 3 is de stronk nog wel te zien). Er is nu alleen nog een donkere plek met aarde te zien. Een nieuw boompje is nog niet geplant. Wel jammer. Maar wie weet, misschien komt dat nog.







zondag 17 juni 2012

Middag naar Delfzijl

Afgelopen zaterdag 9 juni 2012 ben ik samen met een groepje vrienden een middag naar Delfzijl geweest. Ik reisde per trein naar Groningen en stapte daar over op de trein naar Delfzijl. Op het station Groningen-Noord stapten mijn vrienden in, en zo reisden we met ons vijven naar de belangrijkste havenstad van de provincie Groningen: Delfzijl. Daar nam ik op het perron een foto van mijn medereizigers onder het ouderwetse naambord van het station. Zie foto 1 hier onder aan dit blogbericht. Direct daarna wandelden we op ons gemak naar het Eemshotel. Dat staat op loopafstand van het station, aan de zeekant van de dijk op hoge palen, en bereikbaar via een trap langs de helling van de dijk en een lange galerij naar het hotel-restaurant. Zie foto 2. Daar genoten we van een kop koffie en van het weidse uitzicht over de Eemsmond met aan de overkant Duitsland. Daar kon je naast het industrieterrein bij Emden ook de grote windmolens zien staan. Nadat we hadden afgerekend, daalden we de trap langs de dijk af en liepen naar het Muzeeaquarium, het museum van Delfzijl. Zie foto 3. De kern ervan is een oude Duitse munitiebunker uit 1944, die na de oorlog werd omgebouwd tot een onderkomen voor aquariums met diverse soorten zeevissen, roggen, platvissen, krabben, zeesterren en andere zeedieren uit de Noordzee. Zie foto 4 en 5. Omdat deze bunker wanden en muren heeft van 3 meter dikte, konden er makkelijk grote aquariums in worden gebouwd, want die dikke betonwanden konden de druk van het vele water wel aan. Deze bunker was in 1944 gebouwd en was onderdeel van de luchtverdedigingsring rond de Duitse havenstad Emden. Veel hielp het niet, want Emden is zwaar gebombardeerd door de Geallieerden.
Ik was niet onbekend in Delfzijl. Op 25 juni 1983 was ik ook al eens een dag naar Delfzijl geweest. Toen had je alleen nog die voormalige Duitse munitiebunker met daarin die aquariums. In de jaren 90 werd er een heel museumpand om die bunker heen gebouwd en is er sindsdien een heleboel te bekijken. Zo is er een archeologische afdeling in ondergebracht, compleet met hunebed. Jazeker, want toen in de jaren 70-80 het industrieterrein bij Delfzijl werd uitgebreid, stuitte men ineens onder dikke kleilagen ineens op een hunebed. Die was daar in de loop van circa 5000 jaar onder een dikke laag zee-sedimenten  verdwenen. Nu is dat hunebed verplaatst naar dit museum, compleet met informatieborden over de vondst en over hunebedden in het algemeen. Verder is er een grote afdeling geologie met vitrines vol mineralen en gesteenten. Op de eerste etage was een grote verzameling schelpen vanuit de hele wereld te bewonderen. Daar liggen werkelijk de prachtigste schelpen in vitrines tentoongesteld, grote en kleine. Op een schelp na: dat was een reusachtige doopvontschelp. Op de bovenste etage - boven op het dak van de bunker - was een grote tentoonstelling over de scheepvaart, die voor Delfzijl natuurlijk heel belangrijk is geweest. Er stonden veel scheepsmodellen opgesteld, en veel navigatie- en communicatie-apparatuur. Daar zag ik ook het model van het Zweedse vrachtschip Dagmar Bratt. Zie foto 6. Op de zijkanten stond in enorme koeieletters de naam van het schip, de Zweedse vlag en de naam van het land van herkomst geschilderd. Dat was bedoeld voor U-boot-kapiteins, zodat ze direct door hun periscoop konden zien dat ze hier te maken hadden met een vrachtschip uit een neutraal land dat ze dus niet mochten torpederen. De Dagmar Bratt was het vrachtschip dat in februari 1945 Zweeds meel naar Nederland vervoerde voor de hongerlijdende bevolking in de Randstad. Het schip legde aan in Delfzijl, waarna het vervolgens met binnenschepen naar de Randstad moest worden vervoerd. Dat gebeurde vrijwel niet, omdat de binnenwateren waren dichtgevroren. Eigenlijk had de Dagmar Bratt moeten doorvaren naar Amsterdam en Rotterdam om daar in de havens zijn lading te lossen. Uiteindelijk zijn er Britse en Amerikaanse bommenwerpers vanuit Groot-Brittannie opgestegen die vele zakken meel dropten op afwerpvelden vlak bij de grote steden van Noord- en Zuid-Holland. Daarvan werd in fabrieksbakkerijen in de steden brood van gebakken. Na de oorlog is hieruit de verwarrende mythe ontstaan dat die Britse bommenwerpers Zweeds wittebrood hadden gedropt.
Aan het eind van de middag verlieten we het museum, wandelden terug naar het station en namen de trein terug naar Groningen-stad. Er was die avond een belangrijke voetbalwedstrijd op tv, namelijk de wedstrijd Nederland-Denemarken. En Hans wilde die graag zien. Toen wisten wij nog niet dat de Nederlandse voetbalploeg die zou verliezen ondanks een groot aantal gemiste kansen. Maar dat is een totaal ander verhaal dat mij nauwelijks interesseert.






zondag 10 juni 2012

Koude zondagmiddag in Drachten

Hallo blogvolgers,

Afgelopen zondag ben ik met de streekbus naar Drachten geweest. Daar heb je het Museum Dr8888. Jazeker, ze schrijven hun plaatsnaam een ietsje anders. Vroeger zat dat museum in het Bleekers Huus, maar sinds enkele jaren is dat verhuisd naar het voormalige klooster van de Minderbroeders in het centrum van Drachten. Het is makkelijk te vinden. Het staat recht tegenover de Openbare Bibliotheek van Drachten (vlak bij het Von Knobelsdorfplein en het theater De Lawei). Zie de 1-e foto hier onderaan dit blogbericht. Ik herinner me nog dat wij als bibliotheekpersoneel op 30 januari 2008 een ochtend naar de Beleefbibliotheek van Drachten waren geweest om ons te laten informeren over hoe de Openbare Bibliotheek Drachten het concept Beleefbibliotheek had vormgegeven. Ongetwijfeld zullen een aantal collega's van mij zich dit nog wel herinneren. Ik vond die ochtend in de Openbare Bibliotheek Drachten wel informatief, maar ik kreeg, wat sommige onderdelen betreft, een deja-vu-gevoel. Zo legden ze ons uit dat ze tegenwoordig via hun internetsite informatiepakketten aanboden over bepaalde onderwerpen of thema's, bestaande uit een literatuurlijstje met boeken, tijdschriften, tijdschriftartikelen, video's of DVD's, plus een paar internetsites waarop meer informatie over het betreffende onderwerp was te vinden. Dat deed mij sterk denken aan de keuzelijsten van het NBLC in de jaren 80. Die gaf toen langwerpige brochures uit, eveneens zeer gericht op een thema of onderwerp, met daarin hele literatuurlijsten van boeken, video's, tijdschriften en tijdschriftartikelen. De informatiepakketten van de Beleefbibliotheek in Drachten waren dus gewoon de vernieuwde digitale versie van de ouderwetse papieren versie van het NBLC. Althans, dat vond ik. Maar dat nu terzijde.

Op 3 juni 2012 ging ik dus naar Drachten voor het Museum Dr8888. Dat pand is te zien op foto 2 hier onderaan. Daarin is een expositie ingericht over de moderne kunst van de jaren 20. Er hingen schilderijen van Thijs Rinsema. Daarnaast hingen er enkele collages van Kurt Schwitters, een bekende Dada-kunstenaar uit Duitsland. Verder was het atelier en schoenenwinkeltje van diezelfde Thijs Rinsema in het museum nagebouwd en gereconstrueerd, geheel in de stijl van De Stijl. Thijs en Evert Rinsema waren twee broers die in Drachten woonden en schoenmaker van beroep waren, en die heel erg ge-inspireerd werden door De Stijl. Vandaar dat hun werkplaats en winkeltje ook was ingericht volgens de idee-en van De Stijl.  Thijs was in zijn vrije tijd schilder en zijn broer Evert was dichter. Evert had altijd een pen en schrift naast zich liggen; tijdens zijn werk schoot hem weleens gedachten te binnen, die hij dan direct opschreef. Later werden die gepubliceerd door de drukkers van De Stijl. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Evert Rinsema gemobiliseerd en was hij gelegerd in Tilburg. Daar ontmoette hij ook Theo van Doesburg, die toen eveneens gemobiliseerd was. Na afloop van de Eerste Wereldoorlog groeide Theo van Doesburg uit tot een zeer bekende kunstenaar in de jaren 20, die samen met mensen als Mondriaan, Gerrit Rietveld, en J.J.P. Oud  lid waren van de kunstenaarsgroep De Stijl. In Duitsland had je het Bauhaus en in de toen jonge Sovjet-Unie had je het Constructivisme, allemaal min of meer ge-inspireerd door de zelfde kunstzinnige filosofie. Hun uitgangspunt was om alle kunstuitingen terug te brengen en te stileren tot de meest basale en elementaire constructie en structuur. Dat zag er nogal gestileerd blokkerig uit. Soms ging dat zover dat je niets concreets meer in de afbeelding kon herkennen. Dan schoot het eigenlijk zijn doel voorbij. Dat was bijvoorbeeld te zien op een paar afbeeldingen van Thijs Rinsema, die daar in de zaal hingen. Ergens wel een beetje jammer. Dat hoekige en blokkerige zie je ook terug in bijvoorbeeld de schoolgebouwen die in de jaren 20 gebouwd werden in de stijl van de Amsterdamse School. Denk maar aan het Grafisch Museum in Groningen waar ik op 3 juni 2012 over heb geblogd (zie het hieronder staande blogbericht over mijn bezoek aan het Grafisch Museum in Groningen) en waarvan ik een foto van het pand bij heb geplaatst.
In de jaren 30 was deze richting in de kunst en de architectuur over zijn hoogtepunt heen. Maar er is nog altijd een literair hoogtepunt uit die periode aan te wijzen. Dat is de korte roman van F. Bordewijk: Blokken, uit 1931. Iedereen van mijn generatie moet dat boek op zijn minst voor de Nederlandse literatuurlijst hebben gelezen. Het is een zeer kort en fascinerend verhaal over een dictatoriale Staat waar alle gebouwen uit blokken bestaan, woonblokken, werkblokken, enzovoort; en waarin de kaarsrechte wegen elkaar kaarsrecht kruisen onder rechte hoeken en zo de stad in vakken indelen als een schaakbord. Alles wat rond is, wordt niet getolereerd, ook al blijkt het bij sommige zaken onvermijdelijk te zijn. Tevens is alles in de hele samenleving tot in het uiterste van het uiterste volledig gesystematiseerd. Zozeer dat mensen geen naam meer hebben maar nummers en waarin familiebanden niet meer mogen bestaan. Dat dit tot problemen leidt, is voor iedereen duidelijk. Een opstand wordt dan ook met alle brute middelen neergeslagen, maar de menselijke neigingen zijn niet te vernietigen. Een oplettende lezer met historische kennis van zaken zal in deze absoluut heersende Staat beslist de Sovjet-Unie herkennen.
Na de Eerste Wereldoorlog hielden de broers Rinsema contact met Theo van Doesburg. Zo kwam het dat Theo van Doesburg van tijd tot tijd naar Drachten reisde en daar meewerkte aan de bouw, inrichting en inkleuring van de Papegaaienbuurt. Toendertijd vond men de kleuren echter zo bont en schreeuwerig (vandaar de vergelijking met papegaaien) dat men de boel al binnen 2 jaar overschilderde in zeer gedekte kleuren. In 1988 was er een tentoonstelling in het Bleekers Huus over die Papegaaienbuurt en besloot men de oorspronkelijke kleuren weer opnieuw aan te brengen. En dat is sindsdien zo gebleven.

Na afloop van mijn museumbezoek maakte ik een korte wandeling door het centrum van Drachten. Dat is in de jaren 50 op instigatie van de toenmalige gemeenteraad aangepakt en door de Rotterdamse architecten Van den Broek en Bakema onder handen genomen en omgevormd tot een wandelgebied met winkels. Het lijkt inderdaad opvallend veel op de Rotterdamse Lijnbaan, met dit verschil dat hier in Drachten de oorspronkelijke huizen en de oorspronkelijke (niet altijd kaarsrechte) loop van de straten in het centrum bleven gehandhaafd. In Rotterdam hoefden de architecten Van den Broek en Bakema daar geen rekening mee te houden; toen hadden ze in dat platgebombardeerde centrum van Rotterdam alle ruimte voor een lang en volledig kaarsrecht, langgerekt blokvormig wandelgebied met winkels.
Daarna wandelde ik via de Torenstraat terug. Daar passeerde ik het rijtje woningen die tegenwoordig bekend staan als de Papegaaienbuurt. Daar maakte ik de 3-e foto; aan het eind van de straat is de Grote Kerk van Drachten te zien. Bij een woning (niet op de 3-e foto te zien) zag ik naast het huisnummer een keramieken papegaai aangebracht op de muur. Dat vond ik zeer toepasselijk, gezien de bijnaam van dit wijkje. Vervolgens wandelde ik langs de Grote Kerk terug naar het busstation en nam vervolgens de bus terug naar huis.
En de kou die ik in de titel van dit stukje heb vermeld? Het was die dag opvallend koud en dik bewolkt. Zo nu en dan spetterde het zelfs een beetje. Bepaald geen zomers en zonnig weer. Maar dat hoort nu eenmaal bij de maand juni.



zondag 3 juni 2012

Het Grafisch Museum te Groningen

Hallo bloglezers,

Deze keer ben ik weer in Groningen in een museum geweest, namelijk het Grafisch Museum in de Rabenhauptstraat, direct zuidelijk van het NS-Hoofdstation op loopafstand. Dat museum is gevestigd in een fraai voormalig schoolgebouw, ontworpen in 1928 door de Groningse architect S.J. Bouma in de stijl van de Amsterdamse School, en geschilderd in de kleuren van De Stijl, zoals die in de jaren 20 van de vorige eeuw in de mode was, en zoals op de foto te zien is.


In dit voormalige schoolgebouw is al vele jaren het Grafisch Museum gevestigd. Ik ben er halverwege de jaren 90 al eens een keer geweest, en op 3 mei 2011 ook. En de afgelopen week op 29 mei 2012 opnieuw. In dit museum kun je de geschiedenis van het drukkersvak bestuderen. Op de begane grond is in de gang een kleine expositie met tekst en uitleg over ontstaan en evolutie van het alfabet in Mesopotamia en het oude Egypte, Phoenicia en Griekenland, het Romeinse Rijk en het Middeleeuwse Europa, gevolgd door het ontstaan van de eerste drukkerijen, eerst in China rond 630 AD en 8 eeuwen later ook in Europa (Gutenberg) rond 1450. In de voormalige klaslokalen aan deze gang staan diverse drukpersen en andere machines opgesteld met alle toebehoren van het drukkersvak erbij uitgestald, zoals letterkasten vol loden letters in diverse soorten, maten en typen, en dergelijke. Beslist interessant. Dan zie je dat er heel wat bij komt kijken voor een tekst fraai gedrukt op papier staat.
Op de eerste etage is in het ene lokaal een expositie te zien over het boekbindersvak en in het andere lokaal een expositie over de steendruk-techniek.

Daarnaast is er in de laatste lokalen op de eerste etage een tentoonstelling te zien over de illegale drukkerijen tijdens de bezetting in de Tweede Wereldoorlog onder de titel: Drukken in oorlogstijd. Deze tentoonstelling duurt nog tot 26 augustus 2012.
Illegale krantjes drukken zoals Trouw, Het Parool, Vrij Nederland en vele anderen, was toen een uiterst gevaarlijke bezigheid. De Duitse bezetter had de toenmalige legale pers gelijkgeschakeld, maar had geen greep op de illegale pers. Die luisterde naar de BBC (die door de Duitsers zwaar gestoord werd) en publiceerde daarover in hun illegale krantjes. Dat nieuws verschilde natuurlijk gigantisch van het nieuws in de gelijkgeschakelde pers. Waar de officiele pers het bijvoorbeeld had over "enkele frontcorrecties aan het Oostfront", sprak de BBC en de illegale pers juist over rampzalige terugtrekkingen en noemde alle plaatsen, rivieren en steden met name, wat weer in de officiele gelijkgeschakelde pers natuurlijk niet mocht. Vandaar dat de Duitsers niet wilden dat de Nederlandse bevolking dergelijk slecht nieuws te horen of te lezen kreeg. Verder hingen er diverse voorpagina's van illegale krantjes en gelijkgeschakelde kranten, zodat je het verschil zelf kon zien. Daarnaast waren er enkele propagandaposters van de Duitsers te zien, en enkele informatieborden over de Silbertanne-moorden, waar de zeer recent overleden oorlogsmisdadiger Klaas Faber ook zijn onzalige bijdrage aan had geleverd. Op de gang was een portrettengalerij van 152 mannen te zien die allemaal door de Duitsers waren gearresteerd en gedood. Dat is een aantal waar je toch wel even stil van wordt.
Op de zolder wordt speciale aandacht besteed aan de bekende Groningse drukker H.N. Werkman. Hij is ook een van de 152 illegale drukkers die door de Duitsers was omgebracht. Hij werd nota bene vlak voor de bevrijding van de stad Groningen op 10 april 1945 in de bossen bij Bakkeveen ge-executeerd. Een van de leden van dat executiepeloton was Peter Schaap, ook zo'n beruchte beul die net als Klaas Faber en andere SD-ers en beulen het Scholtenhuis aan de Grote Markt in Groningen een schrikwekkende en sinistere naam hebben bezorgd.

vrijdag 1 juni 2012

Dag in Utrecht

Hallo blogvolgers,

Enkele dagen geleden ben ik naar Utrecht gereisd. Daar wandelde ik vanaf het NS-station dwars door het winkelcentrum Hoog Catharijne heen, de binnenstad in. Vandaar wandelde ik verder langs de Oude Gracht door de oude historische binnenstad. Zo passeerde ik het enorme pand van de Winkel van Sinkel en het stadhuis. Verderop was de Domtoren te zien, die met 112 meter hoogte eeuwenlang de hoogste toren van Nederland is geweest. Zie foto 1 hieronder aan dit blogbericht. Die toren liep ik in eerste instantie voorbij, want mijn uiteindelijke doel voor deze dag was het Museum Catharijne Convent. Dat is het museum bij uitstek over de geschiedenis van godsdienstgeschiedenis, geloven en kerken in Nederland. Het is gevestigd in een voormalig kloostercomplex (gebouwd in 1468) met ernaast een kerkgebouw dat u kunt zien op foto 2. Dat complex heette in de Middeleeuwen inderdaad Catharijne Convent. Met de Reformatie in 1580 werd het klooster in beslag genomen door de protestantse stedelijke overheid en omgevormd tot het stadsziekenhuis. In 1811 maakte Napoleon daar een eind aan en nam het complex in gebruik als kazerne. Na een uitgebreide verbouwing werd het vroegere kloostercomplex in 1980 in gebruik genomen als het huidige Museum Catharijne Convent. Het herbergt een zeer interessante collectie van allerlei voorwerpen en schilderijen die betrekking hebben op de godsdienstgeschiedenis van de Lage Landen vanaf de stichting van het bisdom Utrecht door Willibrord in 695 tot nu. En daar valt zeer veel over te vertellen. Vanaf de komst van de eerste missionarissen - niet alleen Willibrord (die het bisdom Utrecht stichtte in 695), maar ook Bonifatius (die in 754 bij Dokkum werd vermoord), Liudger (die rond 800 het bisdom Munster stichtte) en Lebuinus (die rond 755 zijn missiewerk deed bij Deventer) - en vele anderen, de bouw van kerken en kloosters, de opkomst van de Moderne Devotie (waar ik vorig jaar ook al over blogde op 17 november 2011 n.a.v. de tentoonstellingen over de Moderne Devotie in Zwolle) als reactie op de groeiende verloedering binnen de Moederkerk, de kerkscheuringen en de Reformatie o.l.v. Luther, Melanchton, Zwingli en Calvijn rond 1520-1560, de godsdienst-twisten in Nederland vanaf de Beeldenstorm van 1566 tot aan de  Dortse Synode van 1618, het ontstaan van de Hervormde kerk na de Franse tijd in 1816, met als reactie daarop de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886, gevolgd door het ontstaan van de Gereformeerde kerken met al hun kerkscheuringen (o.a. in 1926 en 1944). Dat is duidelijk zoveel, dat dat een compleet boekwerk vergt. Daarom doe ik dat maar niet. Ik raad u aan om het museum te bezoeken.
Wel kan ik u zeggen dat er, naast de vaste tentoonstellingscollectie, momenteel tot 24 juni 2012 een tentoonstelling in dit museum loopt met als titel: Vrouwen voor het voetlicht. Hierin wordt aandacht besteed aan de vele vrouwen binnen de kerken in de afgelopen eeuwen. Onder andere de vrouwen die zich ten tijde van het Romeinse Rijk bekeerden tot het Christelijk geloof, met als risico dat ze werden doodgemarteld of voor de leeuwen in de arena werden geworpen. Heel vaak werden dergelijke vrouwen - zoals o.a. Lucia, Susanna en vele anderen - postuum heilig verklaard vanwege hun standvastigheid in het geloof. In de Middeleeuwen kozen veel vrouwen om in het klooster in te treden. Daar konden ze hun (moederlijke) zorg kwijt op iedereen die ziek of arm was en dus ondersteuning en hulp nodig had. De harde Middeleeuwse samenleving had veel baat bij dergelijke vrouwen. Iets wat na 1853 (met de herinvoering van de Rooms-Katholieke kerkorde dank zij de grondwet van Thorbecke van 1848) opnieuw in Nederland kon, en waar sindsdien een uitgebreide cultuur omheen is ontstaan, als onderdeel van het Rijke Roomse Leven. Na de Reformatie in Nederland rond 1572 en 1580 verscheen de domineesvrouw, want een protestantse geestelijke mocht wel trouwen, in tegenstelling tot de Rooms-Katholieke geestelijken. Dat gaf dus geen problemen meer. Met Rooms-Katholieke geestelijke waren er dus wel zekere problemen. Die werden voor de Reformatie vaak opgelost door een huishoudster in de pastorie naast de Rooms-Katholieke geestelijke te plaatsen. Dan wisten de dorpelingen zeker dat die pastoor van de andere vrouwen in zijn parochie afbleef.
Wat me ook opviel, was dat van de domineesvrouw wel werd verwacht dat ze haar man absoluut gehoorzaam moest wezen. Hoewel? Als hij al te gekke dingen eiste, mocht ze dat toch weigeren. Blijkbaar was er wel een grens, maar waar die precies lag, werd niet duidelijk. Wat ook van haar werd verwacht, was dat ze haar kinderen goed gelovig opvoedde tot oppassende burgers en haar echtgenoot buiten de kroeg hield. Kunnen mannen minder goed kinderen opvoeden? In ieder geval werd moeder de vrouw geacht ook goed te kunnen lezen; ze moest toch weten wat er precies in de Bijbel stond, om die kennis goed over te brengen op haar kinderen. En zo valt er nog veel meer te vertellen, dan in dit blogstukje past.
Na afloop van mijn bezoek aan dit zeer interessante museum, maakte ik nog een wandeling door de Utrechtse binnenstad. Op het Domplein zag ik voor het Academiegebouw een opvallende mijlpaal. Die had betrekking op het Romeinenjaar 1997 dat toen in Utrecht is gehouden. Ernaast was een metalen strip te zien die aangaf waar de muur liep van het Romeinse legerfort dat rond het begin van onze huidige jaartelling hier had gestaan. Zie foto 3 hieronder. Die mijlpaal vond ik curieus, want precies zo'n zelfde mijlpaal had ik in juni 2004 tijdens mijn vakantie samen met mijn vriend Hugo ook gezien langs de weg van Houten naar Odijk, zuidoostelijk van de stad Utrecht. Daarom maakte ik gelijk een foto van deze zelfde mijlpaal op de het Domplein. Daarna wandelde ik rond de Dom en vond aan de achterkant in een kleine zijstraat het Paushuis, wat te zien is op foto 4. Dat is een gebouwencomplex dat nu voor representatieve doelen door de Provincie wordt gebruikt, maar rond 1520 in gereedheid was gebracht voor de mogelijke komst van paus Hadrianus VI, nadat hij als paus zou zijn afgetreden. In 1522 was hij als eerste en tot nu toe enige Nederlandse paus gekozen. Een jaar later overleed hij in Rome. De Romeinse burgers waren daar wel blij mee; ze vonden die Hollander veel te sober en te zuur. Ze wilden liever blijven doorfeesten, terwijl de Rooms-Katholieke kerk juist op dat moment groot gevaar liep te scheuren (denk aan de kritiek van Luther, Zwingli, Calvijn en andere protestantse kerkvaders!). En dus heeft hij zijn laatste jaren van zijn leven nooit in zijn Paushuis in zijn geboortestad Utrecht kunnen doorbrengen. In 1806 werd het in gebruik genomen als tijdelijk paleis van Lodewijk Napoleon, die door zijn beroemde broer Napoleon tot koning van Holland was benoemd.
Daarna sloot ik mijn dagtocht in Utrecht af en keerde terug naar het station voor de reis terug naar huis.