dinsdag 20 augustus 2013

Naar het Spoorwegmuseum in Utrecht

Enkele weken geleden ben ik naar het Spoorwegmuseum in Utrecht geweest. Daar loopt momenteel tot en met 1 september 2013 een tentoonstelling onder de titel: Sporen naar het front. Onderwerp: de belangstelling van het leger voor de trein en al zijn mogelijkheden voor de oorlogvoering.

Na aankomst op Utrecht-CS liep ik het winkelcentrum Hoog Catharijne door en wandelde dwars door de binnenstad van west naar oost naar het voormalige spoorwegstation Maliebaan. Onderweg passeerde ik het stadhuis. Daar hing aan de voorgevel een reusachtig grote poster-foto van een grote groep mensen in 18-e eeuwse kledij in een 17-e eeuws decor, zoals te zien is op foto 1 in dit blog-artikel. Dat sloeg natuurlijk op de Vrede van Utrecht die in 1713 werd gesloten. Daarmee kwam er een eind aan de vele oorlogen die de Franse koning Lodewijk de Veertiende in Europa had ontketend. Dat vredesverdrag van 300 jaar geleden werd dit jaar herdacht in Utrecht met diverse manifestaties en verscheidene tentoonstellingen met als thema oorlog en vrede. En dat gold dus ook voor de tentoonstelling in het Spoorwegmuseum.



Ik wandelde verder door straten en langs grachten in het centrum van Utrecht, totdat ik aan de oostkant van het stadscentrum de vroegere stadsgracht overstak en vervolgens bij het begin van de Maliebaan de weg overstak, en doorliep naar het voormalige Maliebaan-station, sinds 1953 het spoorwegmuseum van Nederland. Dat stationsgebouw ziet u op foto 2.
In de jaren 70 ben ik al eens met mijn grootouders vanuit Rotterdam in het Spoorwegmuseum geweest. Later, bij een tweede bezoek rond 1980, was er evenmin niks veranderd. Maar nu, in 2013,  zag ik  direct dat er grote veranderingen hadden plaatsgevonden. Rechts van het voormalige stationsgebouw lagen vroeger diverse sporen met daarop uitgestald stoomlocomotieven, wagons, (stoom)trams en ander spoorwegmaterieel, met een groot hek er omheen. Nu was dat allemaal weg en was het een parkeerterrein geworden. Verder was het gebouw zelf gerestaureerd en beschilderd in vrolijke kleuren, en stonden er op het dak enkele vlaggemasten.
Binnen was er nog meer veranderd. De hal was helemaal in de oude staat hersteld inclusief de oude wandschilderingen. Vroeger kon je in het hele voormalige stationsgebouw zelf de tentoonstelling over de spoorwegen bekijken. Dat was in de linkervleugel niet meer het geval. In de rechtervleugel wel, maar daar waren er nieuwe en andere dingen ondergebracht, zoals de koninklijke wachtkamer uit het gesloopte Haagse Staats-Spoor-Station, dat tot circa 1973 op de plek van het huidige Den Haag Centraal Station had gestaan. Buiten stonden op het enige spoor langs het perron en op het al eerder genoemde terrein naast het stationsgebouw de stoomlocomotieven en spoorwegwagons. Nu zijn er achter het ooit enige spoor langs het perron, meer sporen aangelegd, is er een draaischijf te bekijken (al was het materieel daar een tikje rommelig opgesteld, maar dat terzijde), en staat er nu ook recenter materieel. En - bovenal - is er een enorme hal gebouwd waarbinnen tegenwoordig de uiteindelijke tentoonstelling is ondergebracht.


De ene helft van de hal bevatte spoorwegmaterieel van de vaste collectie. Daar zag ik ook de bekende stoomlocomotief nr. 3737 staan, die u hier op foto 3 ziet. Die stoomlocomotief werd in 1911 door de NS in gebruik genomen en in 1958 met de electrificatie van de spoorwegen buiten gebruik gesteld en in het spoorwegmuseum gestald. In later jaren is deze locomotief zo nu en dan gebruikt voor festiviteiten en nostalgische ritten. Er was ook een aparte zaal over luxe spoortreinen uit het verleden zoals de beroemde OriĆ«nt Express. Verder was er in de grote hal ook een winkel en een restaurant te vinden. Maar mijn grootste interesse betrof de andere helft van de grote hal. Daar was de tentoonstelling Sporen naar het Front te bekijken.

Even een korte geschiedenis: In 1830 reed in Engeland de eerste stoomtrein tussen Manchester en Liverpool. Het leger was direct al geinteresseerd in de mogelijkheden van de trein. Vooral in de transportmogelijkheden. Je kon daarmee veel makkelijker soldaten mobiliseren en naar het front vervoeren, zonder dat ze vermoeiende marsen hoefden te maken. Je kon ook veel makkelijker materieel aanvoeren, zoals wapens en munitie, maar ook paarden, en natuurlijk ook voedsel. De eerste echt grote test vond plaats tijdens de Krim-oorlog (1853-1856). De Britse soldaten werden op de Krim vanaf de landingsplaats bij Balaklava per vlug aangelegd spoorlijntje naar het slagveld bij Sebastopol vervoerd. En gewonden (die had je natuurlijk ook in een oorlog!) werden snel afgevoerd. Meestal crepeerden die alsnog in de lazaretten, maar dank zij de goede verzorging door Florence Nightingale en haar verpleegsters genazen ze alsnog. Daarna konden ze weer per spoor terug naar het front om opnieuw gewond te raken of zelfs te sneuvelen. Toen ze dat merkte, werd Florence Nightingale daar erg boos en heel cynisch over.
Nog geen 10 jaar later  - tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog van 1861-1865 - werd er een nieuwe technische mogelijkheid toegepast: kanonnen op spoorwegwagons, oftewel: spoorweggeschut. Dat bood interessante mogelijkheden voor steeds grotere kanonnen, totdat ze te groot en te kwetsbaar werden. Dat bleek vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog, vooral aan het Oostfront. Spoorwegen konden met vliegtuigen worden gebombardeerd of door partizanen worden gesaboteerd. En dan kun je spoorweggeschut maar moeilijk verplaatsen naar andere frontsectoren.
Een andere mogelijkheid was de pantsertrein. Dat was een trein bestaande uit gepantserde locomotieven en wagons, compleet met schietgaten en geschutskoepels, alsof het kleine slagschepen op rails zijn. Vooral in de Eerste Wereldoorlog werden ze veel gebruikt aan beide zijden van het Oostfront.
In mei 1940 werden pantsertreinen door het Duitse leger tegen Nederland ingezet. Maar ook hiervoor gold: als de spoorlijnen konden worden gesaboteerd, dan was een pantsertrein ook moeilijk te verplaatsen. En daarmee is nadien het gebruik van spoorwegen voor de oorlogvoering van afnemend belang geworden. Al schijnt het - volgens een vergeten wet - nog steeds verboden te zijn om in Nederland stationsgebouwen en rangeerterreinen te fotograferen.





De tentoonstelling zelf was de moeite waard. Dat begon met mobilisatietreinen zoals die in Nederland tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog werden gebruikt. In een aantal passagierswagons waren ook haken bevestigd om ze snel te kunnen ombouwen tot gewonden-trein. Maar dat is in Nederland nooit nodig geweest. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Nederland neutraal en in mei 1940 was de strijd binnen een week voorbij. Verderop stonden er verscheidene locomotieven waaronder de Longmoor, die hier boven te zien is op foto 4. Dat is een stoomlocomotief uit 1945, gebruikt in Groot-Brittanniƫ door het Britse leger en na de oorlog tezamen met enkele tientallen andere locomotieven overgenomen door de NS. De Duitse bezetter had in Nederland namelijk al het spoorwegmaterieel geroofd of verwoest. Vandaar.
Daarnaast waren er diorama's met modeltreinen, waaronder de pantsertreinen die de Duitsers gebruikten bij de inval in Nederland in mei 1940. In verreweg de meeste gevallen mislukten de Duitse pogingen om op die manier dwars door de Nederlandse linies heen te breken, omdat de bruggen over de Maas in Noord-Brabant op tijd werden opgeblazen, behalve bij Mill.
Verderop in de tentoonstellingshal stond een pantsertrein zoals die eventjes in augustus 1944 in Slowakije had gereden. Ernaast stonden diverse platte wagens met daarop tanks en kanonnen vastgesjord, alsof ze zo naar een nieuw oorlogsfront konden worden vervoerd. Die ziet u op foto 6, die ik vanaf een loopbrug in de hal heb genomen.
In een hoekje van de grote hal stond een model van een wel heel erg groot kanon: Schwerer Gustav. Die ziet u op foto 5. Het model op zich is al heel groot. Hoe groot moet het oorspronkelijke origineel dan wel zijn geweest? Gigantisch! Het was een kanon, gemaakt bij Krupp, op een enorme affuit die alleen al dubbel spoor nodig had om te worden verplaatst. De loop van dat kanon had een lengte van 32,5 meter en een doorsnee van 80 centimeter. En dat kanon kon circa 47 kilometer ver schieten. Het was een indrukwekkend groot gevaarte, maar was van weinig nut geweest. Het was aanvankelijk de bedoeling van het Duitse leger geweest om dit enorme kanon in mei 1940 in te zetten tegen de Franse Maginotlinie, maar toen het gevaarte uiteindelijk klaar was, was Frankrijk al lang veroverd, verslagen en bezet. Maar in de zomer van 1942 werd het enorme kanon alsnog ingezet tegen Sebastopol. Met verwoestende gevolgen.
In de vitrines ernaast was een kleine fototentoonstelling te zien van ander (minder) reusachtig spoorweggeschut, zoals dat in de beide wereldoorlogen was gebruikt. Onder andere Anzio Annie en de Anzio Express, twee Duitse K5-kanonnen met lopen van 32 meter lang en een doorsnee van 28 centimeter, die circa 70 kilometer ver konden schieten. Ze werden aan veel fronten ingezet, onder andere ook in Italie, tegen de Amerikaanse troepen die in januari 1944 bij Anzio waren geland. Tussen de schoten door werden ze verborgen in tunnels en herladen, zodat de Geallieerden de beide kanonnen nooit hebben kunnen vinden en uitschakelen. Deze K5-kanonnen hebben grote verwoestingen aangericht onder de Amerikanen op de kust bij Anzio en zo de opmars naar Rome maandenlang weten tegen te houden.
In een andere hoek van de tentoonstellingshal stond een ander reusachtig spoorwegkanon: de Britse L1. Die ziet u op foto 7, die ik eveneens vanaf de zelfde loopbrug heb genomen. Het gevaarte werd ontwikkeld tijdens de Eerste Wereldoorlog door het Britse leger, maar kwam pas klaar toen de oorlog net was ge-eindigd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ze opgesteld in spoorwegtunnels in de buurt van de Britse kust om de Duitsers te bestoken, mochten die toch een landingspoging binnen het kader van Operatie Seelowe wagen. Dit kanon had een loop van 17 meter lang en verschoot kogels  met een doorsnee van 46 centimeter tot circa 20 kilometer ver. Daarmee kon dit kanon niet eens de overkant van het Kanaal halen; dat is circa 30 kilometer breed. De verschillende exemplaren van het L1-geschut verdwenen na de Tweede Wereldoorlog in de opslag en werden uiteindelijk maar omgesmolten, op dit ene exemplaar na. Voor de affuit lag op de grond een kogel zoals de L1 kon afschieten.
Uiteindelijk kan ik maar een ding over dit soort reusachtige kanonnen zeggen: wat een (voor die tijd) hoogtechnologische vernietigingsdrang.


Toen ik uitgekeken was, verliet ik het museum en wandelde de Maliebaan op. Daar, op nummer 35 staat een heel onschuldig ogend bakstenen pand met twee balkons. Maar het heeft een sinistere voorgeschiedenis: tijdens de Tweede Wereldoorlog zat daar het hoofdkwartier van de NSB. In het geel-wit gepleisterde pand ernaast zat de propaganda-afdeling van de NSB. Beide panden ziet u op foto 8. Verderop aan de Maliebaan hadden ook de Duitse bezetters verschillende hoofdkwartieren en kantoren. Daarom stond de Maliebaan tijdens de bezetting ook wel bekend als de Unter den Linden. De NSB hield daar graag parades, terwijl de partijleiding vanaf dat ene lagere balkon toekeek.
Op de middenberm van de Maliebaan stonden in 2013 borden met foto's. Het was een fototentoonstelling over oorlog en vrede in het algemeen in heden en verleden. Dat had natuurlijk te maken met de herdenking van de Vrede van 1713.


Hierna wandelde ik weer terug richting Centraal Station. Maar in de binnenstad passeerde ik het archief. De ingang van het archief ziet u op foto 9. Links ervan ziet u nog net een klein stukje van het terras van het restaurant "de rechtbank". Ik zag dat het half 5 was en besloot nog even naar binnen te wippen voor de tentoonstelling in het Utrechts Archief. Dat ging natuurlijk over het vredesverdrag dat in 1713 was gesloten. De titel van de tentoonstelling luidde: Hoge pruiken, plat vermaak. Al die diplomaten van de verschillende landen die naar Utrecht waren gekomen om te onderhandelen over vrede, vermaakten zich in de avond-uren op andere wijze, meestal horizontaal. Dat werd ook getoond op de tentoonstelling met een papieren vrouwenpop die haar rokken optilde. Dat leidde bij een paar buitenlandse studentes tot verrast gegiechel. Er was ook een vaste tentoonstelling in het Utrechts Archief, namelijk over de geschiedenis van de stad Utrecht. Maar helaas, de tijd was op en na een paar haastige blikken in de vitrines moest ik het archief verlaten.
Naast het Archiefgebouw, was het al eerder genoemde restaurant "de rechtbank" met een terras. Daar streek ik neer en bestelde een warme maaltijd. Nadat ik had gegeten en afgerekend, wandelde ik langs de Domtoren terug naar het station en nam de trein terug naar Leeuwarden, naar huis.

zaterdag 10 augustus 2013

Zonnige middag in Joure

Hallo ge-interesseerde blogvolgers,

Alweer twee weken geleden ben ik naar Joure geweest. Daarvoor moest ik eerst per trein naar Heerenveen, en vervolgens met bus 199 naar Joure reizen. In Joure aangekomen, wandelde ik op mijn gemak rond in het historische centrum van de vlecke Joure. Heel merkwaardig: Joure is geen dorp; daar is het te groot voor. Maar het is ook geen stad; daarvoor heeft het in de 15-e eeuw te weinig rechten voor verworven. Daarom heet Joure een vlecke; iets tussen dorp en stad in.
Het was die 28-e juli zeer opvallend druk in de Midstraat, zoals te zien is op foto 1 hier onderaan dit blogbericht. Er bleek een koopzondag gaande te zijn. Al zal dat ook wel te maken hebben met de jaarlijkse ballonfeesten in Joure. Ieder jaar in juli worden enkele avonden achter elkaar een aantal grote ballonnen opgelaten met ge-interesseerde luchtreizigers in een mand eronder. Maar - ondanks dat dat leuk en gezellig kan zijn - had dat niet mijn grootste belangstelling.
Er is ook een museum in Joure. Daar ging ik naar toe. Natuurlijk waren daar diverse afdelingen over het concern Douwe Egberts. Dat bedrijf is in 1753 hier in Joure begonnen toen Egbert Douwes (1723-1802) een winkeltje genaamd De Witte Os, aan de Midstraat opende. Dat winkelpand kunt u zien op foto 2. Daar werd koffie, thee, cacao, kruiden en allerlei andere artikelen en koloniale waren verkocht. Aanvankelijk werd de koffie gebrand en verwerkt in een werkplaats achter de winkel. In 1780 nam de zoon Douwe Egberts (1755-1806) de zaak van zijn vader over en zette die voort onder zijn eigen naam. Dat bedrijf groeide uit tot het wereldwijde concern bekend onder de naam Douwe Egberts. Overigens heeft de familie van Douwe Egberts bij de naamaanneming in 1811 de achternaam De Jong aangenomen. In 1898 werd er verderop in de tuin achter de woning (die in de 19-e eeuw naast de winkel is gebouwd, en die u ook op foto 2 kunt zien) een fabriekspand gebouwd waarin de koffie grootschaliger kon worden gebrand en verwerkt. Dat fabriekspand is nu onderdeel van het museum in Joure geworden. Dat pand ziet u (gedeeltelijk) op foto 3 helemaal links. Naast dat fabriekspand, op het huidige museumterrein is het geboortehuis van Egbert Douwes in 1981 herbouwd. Dat pandje staat op foto 4. Oorspronkelijk stond dat in Idskenhuizen, waar Egbert Douwes in 1723 was geboren.
Naast de koffiehandel van Douwe Egberts was er meer bedrijvigheid in Joure: klokkenmakers en geelgieters. Je hebt nog steeds een paar klokkenmakerijen, gevestigd aan het westelijke eind van de Midstraat, vlak bij de ingang tot het Park Herema State. Verder was in Joure het bedrijf Keverling gevestigd. Dat bedrijf goot metalen onderdelen (van koper, messing, of andere metalen) voor de klokkenmakers van Joure. Dat industriegebouwtje stond op een ander deel van het museumterrein. In een zaal in dat gebouw stonden de kisten vol zand uitgestald en opgestapeld,  waarin de gietvormen in werden aangebracht, waarna ze werden volgegoten met gesmolten koper of een ander metaal. In een volgende vitrine zag je de ruwe gegoten en ongepolijste eindresultaten. In de paar andere gebouwtjes van het museumcomplex hingen veel Friese stoelklokken en staartklokken. Hun getik was heel rustgevend. Op foto 5 ziet u enkele Friese staartklokken in het museum aan de muur hangen. Een aantal hadden fraai bewerkte en beschilderde wijzerplaten met allerlei - meestal Bijbelse - taferelen.
Nadat ik het hele museum had bekeken stak ik de Museumstraat over en liep ik door naar het museumrestaurant direct achter de voormalige woning van de nazaten van Douwe Egberts de Jong en genoot daar van een kopje koffie (natuurlijk van Douwe Egberts) en een stukje oranjekoek. Nadat ik dat op had en afgerekend had, liep ik door de voormalige woning van de familie van Douwe Egberts de Jong, langs de VVV-winkel en de vroegere salon van de familie van Douwe Egberts de Jong naar voren.
Vandaar kwam ik weer uit op de Midstraat. Die liep ik door in westelijke richting en passeerde de grote Hobbe van Baert kerk met zijn markante toren. Die toren heb ik vanachter dat beeldengroepje - dat op de Midstraat op een hoog en smal sokkeltje stond - gefotografeerd, zoals u kunt zien op foto 6. Hobbe van Baert was de grietman van Haskerland (waar Joure toen de hoofdplaats van was) van 1615 tot 1650. De toren was gebouwd in 1628. In 1644 volgde de kerk. Die is gebouwd in Hollandse renaissancestijl. In 1953 (met het 200-jarig bestaan) schonk het bedrijf Douwe Egberts een carillon dat in de toren werd opgehangen.
Bij de kerk sloeg ik rechtsaf naar de Syl-straat. Vandaar kwam ik uit bij de Syl-gracht. Daar, aan de noordkant van de Syl-gracht, staat het geboortehuis van Heije Schaper (1906-1996). Dat is het pand op foto 7 precies tussen die twee bomen in, met die rode zonwering en dat smalle terras ervoor. Die foto heb ik gemaakt vanaf de overkant van het Syl oftewel de Groenedyk. Heije Schaper was in 1940 piloot bij de Nederlandse marine. In mei 1940 wist hij na de overgave van Nederland met een Fokker T-VIII watervliegtuig naar Engeland te ontsnappen. Vandaaruit vloog hij verscheidene missies voor het Nederlandse verzet. Onder andere een nachtelijke missie waarbij hij een landing moest maken op het Tjeukemeer. Ondanks dat zijn missie verraden bleek te zijn, wist hij toch aan de Duitsers te ontsnappen. Bij een andere missie waarbij hij Duitse marineschepen ter hoogte van Terschelling aanviel, werd hij neergeschoten en gevangen genomen. Hij werd opgesloten in het KZ-kamp Stalag Luft III, waar hij samen met de bekende Engelandvaarder Bram van der Stok en andere krijgsgevangenen meewerkte aan de voorbereidingen voor een grootschalige ontsnappingspoging. Dat werd in 1963 verfilmd onder deze titel: The Great Escape. Na de oorlog klom hij op tot een hoge rang bij de luchtmacht. Zo werd hij in 1956 benoemd tot bevelhebber der Luchtstrijdkrachten in Nederland. Meer over hem kun je nalezen in de Nederlandstalige Wikipedia, maar ook op een informatiebord op de gevel van zijn geboortehuis. Tegenwoordig is in dat pand Cafe t Syl in gevestigd.
Hierna liep ik een eindje verder langs de Groenedyk en zag aan de overkant van de Syl-gracht de schuur van Jachtwerf De Jong staan. Dat ziet u op foto 8. Van het witte woonhuis ernaast kunt u op deze foto helemaal rechts maar een zeer klein stukje zien. Deze werf bestaat al sinds 1653. De bekendste eigenaar/scheepsbouwer van deze werf was in de 19-e eeuw Eeltje Holtrop Sytses van der Zee (1824-1901), beter bekend als Eeltsjebaas. Hij heeft op zijn werf in Joure vele houten schepen gebouwd, onder andere het Friese statenjacht Friso.
Daarna wandelde ik terug richting Midstraat en wandelde door het Park Herema State. Dat is een bosachtig park met enkele vijvers waarin eenden en een gans rondzwommen. Verder is er een grasveld met muziektent, vrijwel volledig omringd door bomen. Daarnaast is in dat park ook een opvallend grote, kunstmatig opgeworpen heuvel te vinden die vrijwel geheel met bomen begroeid is. Halverwege de helling fotografeerde ik de grote tak die u op foto 9 ziet.
Tot slot - aan het eind van de dag - wandelde ik terug naar de grote verkeersrotonde zuidoostelijk van Joure. Daar vlak naast staat het Haje wegrestaurant. Daar at ik een lekkere maaltijd, waarna ik afrekende en de bus terug naar Heerenveen nam en vandaar per trein terugreisde naar Leeuwarden. Onderweg zag ik vanuit de trein in het westen een tiental ballonnen opstijgen en overdrijven. Het ballonnenfeest in Joure was dus nog steeds gaande.









donderdag 1 augustus 2013

Bouwplaats oostelijk van de Greunsbrug

Sinds enkele maanden wordt er gewerkt op een bouwplaats op de voormalige sportvelden zuidoostelijk van de Greunsbrug, op het Hemrik industrieterrein, gelegen aan de oostkant van Leeuwarden. Het schijnt dat daar een wijkje, bestaande uit woningen met bedrijfsruimten zal verrijzen. Meer informatie zou te vinden zijn op de internetsite www.wetterpolle.nl ,  maar daar staat nu (= augustus 2013) alleen een gelikte afbeelding op van het hele gebied vanuit de lucht met daarop aangegeven alle kavels op het voormalige sportterrein en zijn omgeving. Om ruimte te maken voor een aanvoerweg voor vrachtwagens is in juni en juli al het struikgewas en geboomte dat langs het fietspad stond, gerooid en is er een afslag van de grote verkeersweg aangelegd. Tevens werden het trottoir en het fietspad omgelegd. Zelfs verscheidene lantaarnpalen moesten daarvoor sneuvelen. Daarom moest ik de afgelopen weken een iets andere route nemen om op mijn werk te komen. Zelf vond ik dat helemaal niet erg. Dan zie je de bekende en vertrouwde omgeving eens vanaf een andere locatie.
In de herfst van 2005 heb ik een foto gemaakt van de bomen en struiken langs het fietspad. Dat is te zien op foto 1. De struiken kleurden zo mooi met al die gele en oranje herfstkleuren. Dat vond ik een foto waard. Nu al die struiken gerooid zijn, heb je vanaf het fietspad een weids maar minder mooi uitzicht over de hele omgeving, met in de verte de kassen van de Praxis Bouwmarkt en helemaal rechts de bomen van de Froskepolle. Dat is te zien op foto 2, die ik in juli 2013 heb gemaakt. Maar hopelijk komen er weer struiken en bomen terug als de panden op de bouwplaats klaar zijn.