zaterdag 30 april 2011

Tentoonstelling Russisch Orientalisme



Op 26 april 2011 ben ik naar de tentoonstelling "Het Onbekende Rusland" in het Groninger Museum geweest. Dat was een interessante tentoonstelling over het Russische Orientalisme in de kunst. Dat verschilt enigszins van het Westerse Orientalisme. In West-Europa bestond ook het Orientalisme in de kunst, maar daar sloeg het vooral op de gebieden van het Ottomaanse Rijk in het huidige Turkije, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Daarbij kregen harem-scenes extra veel aandacht. Dat krijg je nu eenmaal met die Victoriaanse moraal in die tijd. Maar in Rusland betrof het de landen en gebieden die Rusland gedurende de 19-e eeuw had veroverd en onderworpen. Dat waren de verschillende landen in de Kaukasus, zoals Armenia, Azerbeidzjan en Georgia, en verscheidene gebieden in Centraal Azie, zoals Turkestan. Dat gebied is tegenwoordig opgesplitst in verschillende landen waaronder Kazachstan, Oezbekistan, Kirgizistan, Turkmenistan en Tadzjikistan. Er hingen heel wat schilderijen van de moskee-en in Samarkand (in Oezbekistan), en stedelijke tafereeltjes. Maar er hingen ook enkele schilderijen met oorlogstaferelen in Centraal Azie. Daar heeft Rusland inderdaad oorlog gevoerd om het hele uitgestrekte gebied te veroveren en te onderwerpen. Wat er op de tentoonstelling niet viel te lezen, was dat deze hele oorlog eigenlijk onderdeel was van "the Great Game". Dit was een machtsspel vol spionage, oorlog en complotten tussen de Russen vanuit het noorden en de Britten vanuit Brits Indie in het zuiden. Daar is in Nederland buitengewoon weinig over bekend. In 1839 vonden de Britten dat de Russen onaangenaam dicht bij de grenzen van hun kolonie Brits Indie kwamen. Daarom besloten ze om een leger in noordelijke richting te sturen om een bufferzone te cree-eren. Dat trok naar Afghanistan, maar kwam daar in een hinderlaag terecht, waarna het hele Brits-Indische leger door de Afghaanse strijders werd uitgemoord. Toen was Afghanistan al een moeilijk te veroveren land. Daar is dus ook nu niks nieuws gaande. Aan Russische kant verliep die strijd trouwens ook niet vlot. Die heeft zo'n 50 jaar geduurd, voordat de Russen heel Turkestan hadden veroverd en onderworpen. Tegelijk met dat leger, werden er ook enkele schilders - onder wie Vasili Vasiljevitsj Vereshchagin - meegestuurd die als voorlopers van de latere fotojournalisten de strijd in beeld moesten brengen, en afbeeldingen moesten maken van het land, de volken, de steden, etc. En die schilderijen werden op deze tentoonstelling getoond. Een van de vele schilderijen is gebruikt voor op het reclamemateriaal van het Groninger museum voor deze tentoonstelling. Dat is het schilderij van de "Deuren van Timoer-Lenk". Daarop zie je twee schildwachten die voor twee donkere deuren staan, bewapend met speren, kromzwaarden en pijlen met boog. Timoer-Lenk was een afstammeling van Dzjengis-Khan, en het waren beide geen leuke heersers. Ze hadden de onaangename gewoonte om als ze een stad hadden veroverd, dat ze dan de hele bevolking uitmoordden en van de afgehakte hoofden hele pyramides lieten bouwen, ongeveer te vergelijken met het schilderij "Apotheose van de oorlog", van Vereshchagin uit 1871. Daarop zie je een enorme stapel schedels, met een paar raven, met op de achtergrond een totaal uitgedroogd woestijnlandschap met verdorde bomen. Gelukkig hingen er ook andere schilderijen en afbeeldingen. Onder andere schilderijen voor het Kazan Station in Moskou, dat rond 1911-1916 werd gebouwd. Zo was er een meer dan 7 meter lang schilderij - bestemd voor de directiekamer, terwijl het eigenlijk boven de loketten had moeten hangen (opm. HGVO) - dat de verbinding van Europa met Azie moest verbeelden. Spectaculair prachtig. Kazan ligt overigens in Europees Rusland, maar was wel de poort naar de Orient. Het was in de periode 1240-1480 de hoofdstad van de Tataren (een volk, ooit afkomstig uit Centraal Azie), die in zeer grote delen van Azie en Europees Rusland de baas waren geweest. En van Kazan kon je verder reizen naar de Kaspische zee en daar de trein nemen via de Trans-Kaspische Spoorlijn (uit 1888) naar Samarkand. En ook van die spoorweg waren fascinerende afbeeldingen te zien. Kortom, een zeer interessante tentoonstelling die de moeite van een bezoek beslist waard is.

Verband tussen Rotterdam en Warns?




Jazeker, beste mede-bloggers,

Er is een zeker verband aan te wijzen tussen de grote havenstad in Zuid-Holland en het kleine dorpje in het zuidwesten van de provincie Friesland. En dat verband is te zien op de foto hiernaast. Het is het standbeeld van graaf Willem IV. Hij was graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen sinds 1337, het jaar waarin hij zijn vader graaf Willem III opvolgde. Graaf Willem IV was erg dol op vechten en oorlogvoeren. Hij had al een keer enthousiast meegedaan aan een Baltische Kruistocht waar hij heidenen kon "bekeren met het zwaard", wat een eufemisme is voor afslachten en uitmoorden. Maar ja, het probleem met oorlogvoeren was dat het vaak een erg dure grap was. Maar hij had als graaf gelukkig het recht om stadsrechten uit te delen. Daar waren de steden in zijn graafschap wel blij mee, want dan konden ze zichzelf besturen, zonder bemoeienis van een door de graaf benoemde baljuw. Het enige nadeel was dat de steden vaak een bijdrage aan de grafelijke schatkist moesten betalen, als de graaf daar om vroeg. Zo kwam het dat Rotterdam in 1340 stadsrechten kreeg van graaf Willem IV. In 1940 wilden de Rotterdamse notabelen dit 600-jarig jubileum vieren met een groots feest. Zoals iedereen weet, is dat feest niet doorgegaan. De oorlogsdreiging nam zozeer toe dat men daar geen reden meer voor zag. En inderdaad: op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland aan en op 14 mei 1940 werd Rotterdam gebombardeerd. In 1990 werd er wel een groots feest gevierd. Tevens werd in datzelfde jaar het ruiterstandbeeld van graaf Willem IV voor het Schielandhuis onthuld (dat op de foto te zien is), ter ere van de man die Rotterdam zijn stadsrechten had geschonken.


In 1345 vond graaf Willem IV het nodig om de Friezen eens een lesje te leren. Zijn vader had hoogstens elk jaar de belasting opgehaald uit Friesland (ze kwamen het nu eenmaal niet zelf brengen), maar de zoon besloot om niet alleen de belasting op te halen, maar geheel Friesland te veroveren en te onderwerpen en er zijn eigen ambachtsheren en baljuwen en andere ambtenaren te installeren. Eerst vocht hij tussendoor nog even een oorlogje uit met de stad Utrecht voor de bisschop. Nadat hij dat succesvol had afgesloten, stak graaf Willem IV met een groot ridderleger de Zuiderzee over, splitste zijn leger op in twee-en en voerde op twee plekken een landing uit op de Friese kust. De Friezen wisten al lang dat de graaf hen met een groot leger zou aanvallen; daarom hadden ze zich allemaal verzameld met hun wapens rond Stavoren. De graaf landde met zijn helft van het grote leger noordelijk van Stavoren en ging gelijk de strijd aan, inplaats van te wachten. De Friezen trokken ten strijde en versloegen de graaf met zijn leger. Zuidelijk van Stavoren, ter hoogte van het dorp Warns, vlak bij het Rode Klif, ging de andere helft van het Hollandse leger aan land. Maar dat deden ze wel een paar uren later. Gevolg: Nadat de Friezen eerst de ene helft hadden verslagen, trokken ze op naar Warns en versloegen daar de andere helft van het Hollandse leger. Als graaf Willem IV had gewacht, dan hadden de Friezen zich moeten opsplitsen en zo hun krachten moeten verdelen. Dan waren ze zwakker geweest en makkelijker te verslaan geweest. Maar ja, graaf Willem IV kon het nu eenmaal niet laten: vechten tot de dood erop volgde. zo werd hij en zijn hele leger verslagen.



Pas in 1951 werd op het Rode Klif een monument in de vorm van een zwerfkei geplaatst, om de Friese overwinning te herdenken.


En de steden in Holland ? Die kwamen in de financiele problemen. De graaf was gesneuveld, en de oorlogscampagne tegen de Friezen bracht de steden geen enkele winst. Daarom braken in Holland de Hoekse en Kabeljauwse Twisten uit. Want wie moest de graaf opvolgen?

Maar in Friesland werd niet bepaald feest gevierd na de overwinning van 1345. Neen, daar gingen de Friezen verder met hun eigen ruzies: de Schieringer en Vetkoper Twisten. Maar dat is een ander verhaal.

dinsdag 19 april 2011

De Kruithof en het IJstijdenmuseum in Buitenpost



Hallo mede-bloggers,






Zoals jullie aan de titel van dit stukje kunnen zien ben ik kortgeleden (= 12 april 2011 ) in Buitenpost geweest. Daar heb je de Kruidhof, een groot complex bestaande uit verscheidene tuinen met vele soorten planten. Zo is er een kruidentuin, een rozentuin, een fruitbomentuin, een tuin met diverse soorten varens, een tuin met verscheidene planten die in de Bijbel worden genoemd, en nog diverse andere tuinen en planten. Het is hoogst interessant. In 2008 ben ik er ook al een keer geweest. Toen hadden ze in een hoek van het tuinecomplex een ander thema: een kruidentuin, zoals die ooit bestonden ten tijde van keizer Karel de Grote rond 800. Keizer Karel de Grote had wettelijk vastgelegd welke kruiden er zoal in elke kruidentuin bij al zijn paltsen (zeg maar: paleizen) verspreid door zijn hele rijk, moesten worden geplant. Dat was eeuwen later nog terug te zien aan de kloostertuinen, die elk klooster in geheel West- en Midden-Europa erop nahield.

Maar zoals de lezer op de bijgevoegde foto kan zien, was ik in 2011 eigenlijk een paar weken te vroeg: alles stond nog net niet in bloei, al was er wel vaak een begin van groei te zien bij al die plantjes.


Wat ook interessant is, dat is het IJstijdenmuseum. Dat zit in een pand op het zelfde terrein van de Kruidhof. Daarin is een tentoonstelling ondergebracht van allerlei zwerfstenen, afkomstig uit geheel Scandinavia, uit Denemarken, Zuid-Noorwegen, Zuid- en Midden-Zweden, en Zuid-Finland. Maar al die keien en zwerfstenen zijn gevonden in en rond Buitenpost. De kenners zullen het nu wel kunnen raden: Al die keien zijn tijdens de ijstijden met de gletschers hierheen gestuwd en tijdens warme perioden achtergebleven. Dat gebeurde tijdens de een-a-laatste ijstijd, bekend als de Saale-ijstijd; die duurde van circa 370.000 tot 128.000 jaar geleden. Daarna begon er een warme periode die ongeveer 8000 jaar duurde. Daarna begon de Weichsel-ijstijd, die duurde van circa 120.000 tot 11.000 jaar geleden. Daarna begon er weer een warme periode, die nu nog steeds voortduurt. Ten tijde van de Saale- en de Weichsel-ijstijd leefden hier de Neanderthalers. Van hen zijn gereedschappen gevonden in de omgeving van Buitenpost, zoals vuistbijlen en krabbers en dergelijke. En ook die staan tentoongesteld in dit museum. Van onze huidige zogenaamde broeikasgas-problemen of klimaatveranderingen en aanverwante onzin hadden die Neanderthalers nooit gehoord. Ze hebben wel duidelijk de grootste temperatuurschommelingen (die duidelijk van natuurlijke oorsprong waren) overleefd, tot ze - om onbekende redenen - rond 30.000 jaar geleden verdwenen en werden opgevolgd door de Cro-Magnon-mens. Aanvankelijk waren dat rond 14.000 jaar geleden de Rendierjagers. Pas veel later kwamen andere prehistorische culturen op, zoals rond 5000 voor Christus de Bandkeramiek-cultuur, gevolgd door de Swifterbant-cultuur, en rond 3000 voor Christus door de Trechterbeker-cultuur, al is dat volk beter bekend om de bouw van de hunebedden in Drenthe, met behulp van zwerfkeien, achtergebleven na de ijstijden.

En er zitten nog steeds allerlei keien en zwerfstenen in de grond. In de 20-ste eeuw zijn er in Buitenpost een paar zeer ge-interesseerde stenenverzamelaars geweest die een grote collectie stenen hebben opgebouwd. Die collecties zijn nu tentoongesteld in dit museum.


Al met al een interessant museum dat ik kan aanbevelen. De internetsite van de kruidhof luidt: www.dekruidhof.nl . Er is ook een winkel bij de kruidhof, waar je allerlei planten en zaden en andere dingen kunt kopen. de internetsite van het ijstijdemuseum luidt: www.ijstijdenmuseum.nl . Daarop vind je een paar fietsroutes, onder andere langs pingo-ruines, plassen water die ontstaan zijn nadat er eerst een ijslens onder de grond was gegroeid maar door de opwarming aan het eind van de ijstijd was gesmolten, waarna er een kuil met smeltwater achterbleef. Rond Buitenpost kun je er vele vinden. Kortom: voor geologie hoef je niet naar verre berggebieden. In ons eigen land is al genoeg te zien.

woensdag 13 april 2011

middag in Harlingen

Hallo mede-bloggers, Enkele weken geleden (op 3 april 2011) ben ik op een zonnige zondagmiddag naar Harlingen gegaan en heb ik het museum het Hannemahuis bezocht. Daar was een interessante tentoonstelling over overstromingsrampen in Friesland. Voor Harlingen was de overstroming van 1570 natuurlijk dramatisch. Tijdens een zeer zware storm brak de dijk door en stroomde alle land in en rond Harlingen over. Nadien moesten de dijken weer worden gerepareerd, maar toen begonnen er ineens andere problemen. Op dat moment had Friesland al een stadhouder. Hij heette Caspar di Robles en was in dienst van koning Philips II. Echter, de grietmannen en hoofdelingen van geheel Friesland, kwamen bij hem met brieven aanzetten waarin ze allerlei rechten claimden. Maar samenwerken? Wat is dat? Daar deden die Friezen blijkbaar niet aan. Het zal meer op afschuiven hebben geleken. Daardoor schoot het niet op. Uiteindelijk sloeg de Spaanse stadhouder Caspar di Robles met de vuist op tafel en dicteerde: en nu aan het werk!! Hij deelde de Friezen in in twee groepen; de ene groep moest het noordelijk stuk dijk repareren en ophogen, de andere groep het zuidelijk stuk dijk. En blijkbaar had de stadhouder extra argumenten nodig om die Friezen aan het werk te krijgen, want hij liet ook een galg plaatsen. Was er een Fries die niet verplicht kwam opdraven, dan werd ie wel opgehaald en opgeknoopt. Blijkbaar waardeerden de Friezen zijn doortastende optreden toch wel, want reeds in 1576 plaatsten ze een beeld op de dijk even zuidelijk van Harlingen, bestaande uit een hoog smal voetstuk met daar bovenop twee hoofden, de ene kijkt naar het noordelijk stuk dijk, de andere naar het zuidelijke stuk dijk. Het monument voor Caspar di Robles heet sindsdien de Stenen man. In 1825 was het weer raak. Toen kwam driekwart van Friesland kwam onder water te staan. En nadien moesten de dijken weer worden gerepareerd en extra opgehoogd. Sindsdien zijn er geen overstromingen meer in Friesland geweest. Wel heeft het verscheidene keren gedreigd, zoals in 1916, toen vooral de dijken rond de zuiderzee doorbraken. Dat was de aanleiding voor de aanleg van de Afsluitdijk en de inpoldering van de IJsselmeerpolders (het grote plan van ingenieur Lely). En ook in 1953 was het raak. Toen kwam de Willemskade blank te staan. In de provincie Zeeland braken de dijken wel; vrijwel de hele provincie kwam onder water te staan. Het werd de aanleiding voor het Deltaplan: de afsluiting van al die zeearmen in Zeeland en het ophogen van de dijken langs de gehele Nederlandse kust. Ook in Friesland. Maar in 1954 was het spannender voor Harlingen. Toen dreigde het water verder te komen dan in 1953. Nadien werd de keermuur langs de Willemshaven gebouwd. Enkele jaren geleden is die geheel gerenoveerd. Op de tentoonstelling waren oude kaarten, afbeeldingen en foto's te zien van de werkzaamheden aan de dijken in de loop der eeuwen. Het was heel interessant. Na dit museumbezoek maakte ik een lange wandeling door het centrum van Harlingen, langs de haven, en weer terug naar het station. Daar nam ik de trein terug naar huis.