vrijdag 26 augustus 2011

Museum de Fundatie in Zwolle



Hallo Beste bloglezers,


Het heeft even geduurd, maar hier is weer een stukje op mijn blog. Twee weken geleden (op 14 augustus 2011) ben ik weer in Zwolle geweest. Deze keer ging ik naar het Museum de Fundatie (te zien op de foto hiernaast). Dat is een museum vol schilderijen vanaf de late Middeleeuwen tot de 20-ste eeuw. Niet helemaal mijn grote interesse, maar het was toch de moeite waard. Het eerste schilderij waar ik tegenaan keek, was een stilleven met enkele grote schelpen , een paar koraaltakken en nog enkele attributen, van de schilder Willem Kalf. Die schilder was geboren in Rotterdam. Dat doet het wel goed bij een Rotterdammer als ik. In de zalen op de begane grond hingen de schilderijen van de vaste collectie. Op de eerste etage was een tijdelijke tentoonstelling van schilderijen van Evert Thielen. Niet direct een bekende naam, maar wel een opvallend schilder. Hij is in 1954 geboren te Venlo. Op jonge leeftijd zag hij in Gent het veelluik-schilderij het Lam Gods van de Gebroeders van Eyck. Dat inspireerde hem om zich op de schilderkunst te storten. In de jaren 70 bezocht hij de Kunstacademie te Den Haag. Maar daar ergerde hij zich aan het slordige gedrag en onprofessionele geschilder van zijn collega's. Als reactie daarop kleedde hij zich juist zeer netjes. Dat doet hij nu nog steeds. Je zou hem zo verwarren voor de een of andere verdwaalde ambtenaar. Na Den Haag bezocht hij de Kunstacademie te Antwerpen. Daar kon hij wel zijn hart ophalen aan ambachtelijke schilderkunst en het evenzeer ambachtelijk maken van zijn verf. Als je zijn schilderijen bekijkt, dan zie je dat hij ze zeer vakkundig heeft gemaakt, net als de beroemde schilders uit de Late Middeleeuwen en de Hollandse Gouden Eeuw. Ze zijn het bekijken meer dan waard.

Het gebouw van Museum de Fundatie is ook opmerkelijk. Het museum zit daar in sinds 2005. Maar het gebouw zelf staat al sinds 1840 aan de Blijmarkt in Zwolle. Overigens was dat geen markt waar men met blij gemoed kwam, maar had het die naam gekregen in 1362. Toen stalde de stad Zwolle op dat plein zijn blijden, de reusachtige katapulten waarmee ze in dat jaar het kasteel Voorst bestookten. Daarover vertelde ik al in mijn vorige blog over Zwolle op 15 juli 2011, en in mijn blog over Kampen op 10 augustus 2011. Vanaf 1840 was het pand aan de Blijmarkt een gerechtshof. Na de Tweede Wereldoorlog verhuisde het Gerechtshof naar een ander pand, en trok er een archiefdienst in het leegstaande gebouw. Nadat die vertrok, kwam er een museum van figuratieve kunst in. In 2005 werd het pand grondig onder handen genomen en gerenoveerd. Daarna trok het Museum de Fundatie erin.

Dat wil niet zeggen dat het Museum de Fundatie nog maar zo kort bestaat. Het is ouder. Sterker: er zit een hele voorgeschiedenis aan vast. Het museum in Zwolle is een filiaal van het oorspronkelijke museum de Fundatie in Heino, dat in 1958 is opgericht door Dirk Hannema.

Dirk Hannema werd in 1896 geboren in Nederlandsch Indie. Toen hij 5 jaar oud was, reisde hij met zijn ouders terug naar Nederland. Daar raakte hij in zijn tienerjaren al zeer ge-interesseerd in kunst. Geen wonder dat hij een studie kunstgeschiedenis volgde. Rond 1920 werd hij medewerker bij het Museum Boymans van Beuningen te Rotterdam. Dat was toen nog gevestigd in het Schielandhuis (dat het bombardement van 14 mei 1940 heeft overleefd). In 1922 werd hij er directeur. Omdat het Schielandhuis te klein werd, verhuisde het museum Boymans van Beuningen in 1935 naar een nieuw en veel groter pand elders in Rotterdam. Daar zit het museum nu nog steeds. In 1937 beleefde Dirk Hannema zijn finest hour: hij kocht voor 1,25 miljoen gulden een schilderij dat in Parijs was opgedoken en aan Johannes Vermeer werd toegeschreven. Het had als titel: de Emmausgangers. Het werd een van de topstukken van het museum.

Op 10 mei 1940 begon ook voor Nederland de Tweede Wereldoorlog. Na 5 dagen oorlog gaf het Nederlandse leger zich over en begon de bezetting. In 1942 vroeg NSB-leider Mussert aan Dirk Hannema of hij Gevolmachtigde voor het Museumwezen in Nederland wilde worden. Daar ging Dirk Hannema op in. Na de bevrijding in 1945 kreeg hij daarom ineens de beschuldiging van verraad voor de voeten geworpen. Hij werd opgepakt en voor een aantal maanden opgesloten. Uiteindelijk kreeg hij geen straf. Misschien had hij toch gelijk met zijn verdediging dat zijn functie als Gevolmachtigde voor het Museumwezen ongeveer te vergelijken was met het bekende dilemma van de burgemeester in oorlogstijd. Hij had proberen te redden wat er te redden viel aan museum- en kunstcollecties in Nederland.

Helaas kon hij niet meer terugkeren als directeur van het Museum Boymans van Beuningen. Daarom moest hij ontslag nemen. Maar er kwam een nog groter probleem op hem af. Tijdens de bezetting had Goering (ja, die dikzak van de Luftwaffe) in heel Europa zeer vele kunstwerken bijeen geroofd. Ook schilderijen uit Nederland, waaronder de Emmausgangers van Johannes Vermeer. Daar was op de een of andere manier ook een mislukte kunstenaar Han Vermeegeren mee annex. Hij zou de een of andere vorm van landverraad hebben gepleegd. Maar Han Vermeegeren ontkende dat en zei - om zijn huid te redden - dat het schilderij van de Emmausgangers een vervalsing was. Aanvankelijk werd Han Vermeegeren niet geloofd. Vervolgens maakte hij onder toezicht een nieuwe vervalsing van een niet bestaand schilderij van Johannes Vermeer. Kunstkenners moesten erkennen dat Han Vermeegeren een meestervervalser was. De reputatie van Dirk Hannema was definitief kapot. Nog erger: 4 schilderijen in de collectie van museum Boymans van Beuningen die aan Vincent van Gogh waren toegeschreven, bleken ook vals te zijn. Curieus is daarom dat recentelijk het schilderij "de molen le Blute-fin" uit 1886 na grondig onderzoek toch van Vincent van Gogh bleek te zijn, terwijl kunstkenners tientallen jaren dachten dat dat niet zo was, gezien de slechte reputatie van Dirk Hannema. Dat schilderij hangt daarom weer in een van de zalen van Museum de Fundatie te Zwolle.

Terug naar Dirk Hannema. In 1958 trok hij zich terug in het dorp Heino, oostelijk van Zwolle. Daar betrok hij het kasteel Nijenhuis, even buiten het dorp. Hij richtte het kasteel in met kunstwerken en schilderijen naar zijn smaak (hij was overduidelijk een kunstminnaar) en stelde het open voor publiek. Dat was het begin van het huidige Museum de Fundatie. Vanaf 1958 tot aan zijn dood in 1984 woonde hij op het kasteel en leidde hij daar museumbezoekers persoonlijk rond langs al zijn kunstwerken en gaf er uitgebreid tekst en uitleg over. In 2005 werd - zoals ik hierboven al vertelde - het museum uitgebreid met het filiaal in Zwolle. Het is een bezoek waard! Meer informatie is te vinden op de site van het museum: www.museumdefundatie.nl .




woensdag 10 augustus 2011

Kampen, het Vaticaan van het Noorden



Hallo ge-interesseerde bloglezers,

Op 7 augustus ben ik naar Kampen geweest. Kampen is een interessante en zeer historische stad, en is beslist een bezoekje waard. Nadat ik per trein op het NS-station van Kampen(-IJsselmuiden) was aangekomen, maakte ik gelijk enthousiast foto's van het uitzicht over de rivier de IJssel op Kampen. Waaronder de foto die ik hier naast heb geplaatst. Daarop zie je op de voorgrond de beroemde Kamper steur. Het verhaal daarover luidt als volgt: In de Middeleeuwen ving een visser een enorme steur. De stedelingen vonden het prachtig, maar er was op dat moment geen feest om het dier gezamenlijk op te eten. Daarom besloten de Kampenaren het beest een belletje om te doen en weer terug te zetten in de rivier de IJssel. Het beest is nadien niet meer teruggezien. En ze hebben het belletje nadien ook nooit meer gehoord. Niet erg snugger, dus. Op de achtergrond zie je de bekende brug over de IJssel. Ook dat is een verhaal apart. Aan het eind van de Middeleeuwen besloot de Kamper gemeenteraad tot de bouw van een brug. Een beetje merkwaardig, want die brug zou dan leiden vanuit de stad naar niets. Aan de overkant was namelijk niet veel, behalve het Kamper eiland met zijn vele boerderijen op terpen (!). Neen, de brug kon goed worden gebruikt voor het heffen van tol. Alle andere steden langs de IJssel waren daar woedend over, maar de Kampenaren bleven bij hun besluit: er kwam een brug. Nadien zijn er ongeveer 5 verschillende bruggen geweest. De huidige is de zesde. Let vooral op de wielen boven op de torens. Die zijn verguld. Dat herinnert nog aan de tijd dat Kampen tol hief en daar dus rijk van werd.

Verder op de achtergrond, in de stad Kampen zelf, zie je de grote toren in de steigers staan. Dat is gewoon een stadsklokketoren; die hoorde dus niet bij de een of andere kerk.

Ik liep de brug over, Kampen in, op weg naar het Stedelijk Museum van Kampen. Dat is gevestigd in het voormalige stadhuis. Ook dit museum was zeer interessant, net als het Stedelijk Museum in Zwolle. Op de begane grond was op dat moment een tentoonstelling over stoelen, van ontwerpers als Gerrit Rietveld, Gispen, en andere bekende namen. Op de eerste etage was de Oranje-kamer met portretten van alle leden van het Oranje-huis die ooit over Kampen en Overijssel hebben geregeerd. Natuurlijk begon het met Willem van Oranje, zijn zonen Maurits en Frederik Hendrik, en dan een paar Friese stadhouders. En natuurlijk eindigde het met het portret van Beatrix. En ze hebben al ruimte gereserveerd voor het portret van Willem-Alexander. De volgende zaal ging over het geloof. Dat is in Kampen een zeer belangrijk item. Of de Moderne Devotie ook in Kampen belangrijk is geweest, weet ik niet. Maar het zal op de achtergrond wel een rol hebben gespeeld bij de Beeldenstorm van 1566. Je zag onder andere restanten van beelden die toen kapot geslagen waren. Natuurlijk kwam de Dordtse Synode van 1618 ook aan bod, want toen werd de Gereformeerde Kerkleer vastgelegd in de Dordtse Leerregels. Verder was daar de Bijbel te zien van dominee Helenius de Cock. Hij was de zoon van dominee de Cock die in 1834 met de Afscheiding te Ulrum begon. En er was ook een "stamboom" te zien waarop je alle kerkscheuringen kon zien. Komisch, als het niet treurig was. De treurigste kerkscheuring was die van 1944 onder leiding van de theoloog Klaas Schilder. Midden in de oorlog, terwijl de Nederlandse bevolking zuchtte onder Duitse onderdrukking, razzia's, inbeslagnames, en vervolgingen, en trouwens ook zuchtte onder Geallieerde bombardementen en beschietingen (van je vrienden moest je het maar hebben), gingen in Kampen een stel theologen ruzie zoeken over de vraag of kindertjes bij de geboorte of bij de doop waarlijk geboren waren. Ik dacht dat er in oorlogstijd wel andere dingen waren om je druk over te maken. Om verder te gaan in het museum: in de volgende zaal was het thema justitie. Daar stonden allerlei attributen van gilden en bestuursleden en raadsleden uitgestald, waaronder ook enkele executiezwaarden. De oude schepenzaal was ook toegankelijk. Daarin staan donkerhouten banken en meubilair voor een indrukwekkende witstenen schouw met helemaal bovenaan (bijna uit het zicht) een portretbuste van keizer Karel de Vijfde. Naast de schepenzaal was een apart kamertje. Daar was vroeger het stadsarchief, en misschien ook de stedelijke schatkist. Nu is er een kleine expositie over munten. En ook hier (net als in Zwolle) zag je onder andere munten met de 3 stadswapens (Deventer, Zwolle en Kampen). Curieus was de deur van deze archiefkamer: dat was een ijzeren deur, afkomstig van het kasteel Voorst. Blijkbaar hadden de Kampenaren ook last gehad van de roofridders van het kasteel Voorst bij Zwolle, want zij hadden rond 1360 onder leiding van de bisschop van Utrecht ook meegeholpen met de Zwollenaren om kasteel Voorst te belegeren en te slopen. Zij sloopten de ijzeren deur eruit en namen die mee naar Kampen. Ik vertelde al over kasteel Voorst in mijn blog over Zwolle op 15 juli 2011; daar kun je meer lezen over Zwolle. Op de bovenste etage van het museum werd de geschiedenis van Kampen vanaf de Middeleeuwen tot nu in beeld gebracht. Natuurlijk kwam de Hanze-periode aan bod, natuurlijk kwam ook de brug over de IJssel aan bod. Verder was er korte informatie over Hendrik Avercamp, de bekende schilder van de wintertaferelen in de 16-e en 17-e eeuw. Die schilderijen hangen nu verspreid over de wereld in de duurste musea. En dan te bedenken dat deze schilder doofstom was en het geluk heeft gehad van goede ouders te hebben die hem toch opvoedden en hem op schilderles deden. Thea Beckmann heeft een roman aan hem gewijd: de Stomme van Kampen. Er zijn meer romans van Thea Beckmann die zich in en rond Kampen afspelen. Aan het eind kwam dokter Kolff ook even aan bod; hij was de uitvinder van de kunstnier. Maar hij verdiende eigenlijk meer aandacht in dit museum.

Na afloop van mijn museumbezoek, maakte ik een uitgebreide wandeling door Kampen. Zo liep ik eerst in westelijke richting langs de Van Heutzkazerne. Dit is een historische plek voor Rotterdammers. In November 1944, na de razzia in Rotterdam, werden alle opgepakte mannen afgevoerd naar Duitsland. Een aantal werd per trein afgevoerd, anderen moesten lopen en weer anderen werden in rijnaken gepropt, die vervolgens via Amsterdam het IJsselmeer overstaken en in Kampen aankwamen. Daar bemoeiden de artsen van het stadsziekenhuis zich ermee en stelden vast dat de mannen onder verschrikkelijke omstandigheden in die scheepsruimen zaten en dus wel ernstige gezondheidsproblemen moesten hebben. Die artsen (onder wie ook Willem Kolff; ja, die) eisten dat al die mannen uit de schepen moesten worden gehaald en naar het ziekenhuis moesten. Maar dat was geen doen; ze konden beter direct in de Van Heutzkazerne worden ondergebracht. In de weken daarna verklaarden de artsen zoveel mogelijk mannen ziek, zodat ze niet verder hoefden te worden vervoerd om als dwangarbeider ergens in Duitsland te werken. Mijn opa zat daar toen ook bij. Nadat hij weer beter was, moest hij maar zien hoe hij vanuit Kampen weer thuis in Rotterdam kwam. Gek: in het museum had ik hierover niets gezien. Ondertussen wandelde ik verder en kwam bij de Buitenhaven aan. Daar lag een Kamper Kogge, een reconstructie van een Hanzeschip op basis van teruggevonden wrakken in de drooggevallen IJsselmeerpolders. Opmerkelijk is dat dat schip geen stuurwiel heeft, maar een roerstok. Vlakbij de Buitenhaven stond het Schokkermonument, voor de ge-evacueerde bevolking van Schokland van 1859. Daarna wandelde ik via de Oudestraat naar de oostkant van Kampen. Aan het oostelijke einde van de Oudestraat, dichtbij de Bovenkerk zag ik een pand met op de gevel: Theologische Universiteit. Dit was dus de ene, en tevens de oudste van de twee die Kampen rijk is. Deze Theologische Universiteit was gesticht in 1854. Hieraan heeft Kampen zijn titel van "Vaticaan van het Noorden" te danken. Helemaal buiten de stadswallen stond het vroegere Stadsziekenhuis, waar Willem Kolff tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn kunstnier in elkaar had geknutseld. Daarna wandelde ik terug door een fraai park en langs enkele stadspoorten. Toen ik weer richting centrum liep, vond ik de andere Theologische Universiteit, die in 1946 was gesticht door Klaas Schilder. Tot slot zocht ik een restaurant op en at een lekkere pizza. Daarna rekende ik af en wandelde over de IJsselbrug terug naar het station voor de terugreis naar Leeuwarden.

donderdag 4 augustus 2011

een middag naar Nes en Akkrum



Hallo bloglezers,


afgelopen zondagmiddag 31 juli nam ik de trein naar Akkrum. Op 14 mei 2010 was ik ook al in Akkrum geweest. Ik vond het wel een interessant dorp. Daarom ging ik er nu weer een middag heen. Nadat ik op het station van Akkrum was uitgestapt en een kop koffie had genomen in restaurant Goerres, wandelde ik in oostelijke richting onder de spoorbrug door. Aan je linkerhand (het noorden) heb je de rivier de Boorne. Daar is veel vaarverkeer te zien van motorjachten, zeilschepen en andere pleziervaartuigen. Verderop zie je op een eilandje in de Boorne het roestbruine beeld staan van het duo Manke Meine en Kromme Knillis. Heel lang geleden groeven ze een kanaal van de Boorne naar .. (ja waar naar toe ook al weer?). Na verloop van tijd keek Kromme Knillis eens achterom en zei : "wat krom". Dat sloeg op de vaart die ze hadden uitgegraven; die was helemaal niet recht geworden.


Aan de rechterkant (de zuidkant) heb je een soort singel. Daarin drijft al zo'n 30 jaar lang een reuzenkikker in rond. Die kikker was me in 1980 al opgevallen. Iedere keer als ik per trein naar mijn stage-adres in Weesp reisde, zag ik die kikker daar ronddrijven. Maar waarom hij daar was wist ik niet. Pas sinds vorig jaar heb ik daar iets over gehoord. Hij was 30 jaar geleden gemaakt en gebruikt in een optocht. Sindsdien werd ie bewaard en werd ie op een vlotje in deze singel gezet. Daar drijft de kikker al zo'n 30 jaar rond. Hij is de mascotte van de buurt. Van tijd tot tijd wordt ie eruit gehaald, soms voor weer een optocht, maar beslist elk jaar weer voor een opknapbeurt. Nadat ik foto's van de kikker had gemaakt, wandelde ik verder oostwaarts, door de tunnel onder de snelweg door, het dorp Nes in.


De watertoren van Nes is vanaf grote afstanden zichtbaar. In 2000 - ten tijde van de manifestatie Simmer 2000 - is er een soort lampekap op deze watertoren gemonteerd, zodat ie op een reuzachtige staande lamp leek. Ik heb er indertijd een fraaie nachtfoto van gemaakt. Die watertoren van Nes staat aan de Kleasterwei ( voor Nederlandstaligen: de Kloosterweg). Want, schuin tegenover de watertoren, midden tussen de weilanden, ligt een terp. En op die terp stond in de Middeleeuwen een klooster. Vandaar de naam van de weg die nu nog steeds langs deze terp loopt. Dat is op de bijgevoegde foto te zien: de weg, de watertoren en in de weilanden de terp. Op die terp stond sinds 1228 een klooster van de Duitse Orde. Over die Duitse Orde heb ik vorig jaar op 5 maart 2010 al geblogd, in verband met een tentoonstelling over de Duitse Orde in Friesland, in het Museum Willem van Haren in Heerenveen. Daar kunt u meer lezen over de Duitse Orde. Om het zeer kort samen te vatten: De Duitse Orde is rond 1190 gesticht ten tijde van de Derde Kruistocht. Rond 1290 moesten alle Kruisvaarders en Kruisridders zich definitief terugtrekken uit Palestina. De Duitse Orde ook. Ze begon toen haar imperium op te bouwen en vooral uit te breiden met kloosters en landerijen in het Middeleeuwse Duitse Rijk en vooral in de Baltische landen. Reeds in 1228 werd op deze plek bij Nes een klooster van de Duitse Orde gebouwd. In 1580 vond de Reformatie plaats in Friesland. Alles wat naar Katholicisme zweemde, werd uit de hele provincie Friesland verwijderd. De pastoors en monniken en andere RK-geestelijken werden de provincie uitgejaagd. Zo ook de kloosterlingen van dit klooster bij Nes. Het klooster zelf werd gesloopt om te voorkomen dat Spaanse troepen het gebouw als basis konden gebruiken. In later eeuwen zijn er enkele vondsten gedaan, zoals een Middeleeuws wierookvat en een gebroken grafsteen van een commandeur van het klooster, die nog getuigen van de vroegere aanwezigheid van het klooster. Tegenwoordig is de terp in gebruik als begraafplaats. Vlak voor de ingang staat een informatief bordje over deze historische plek, over het klooster van de Duitse Orde, over de paar vondsten, en over de huidige begraafplaats. Op het allerhoogste gedeelte staat een grote klokkestoel van witgeverfde balken. Aan de voet van de klokkestoel ligt de gebroken grafsteen van de commandeur van het het klooster. Ik liep de begraafplaats op, wandelde er rond en maakte er verschillende foto's.


Toen ik uitgefotografeerd was, verliet ik de begraafplaats en wandelde terug richting NS-station en liep het dorp Akkrum in. Er was sinds vorig jaar mei weinig veranderd. Wel zag ik ineens het geboortehuis van de heer Kuiper. Hier was op 23 oktober 1843 Folkert Harmens Kuiper geboren. Bij het complex Welgelegen maakte ik enkele foto's van de tuin vol perken met kleurige bloemen. Dat was in mei 2010 nog niet zo. Toen stonden vooral de bloesembomen in bloei. En vorig jaar was ik een eind verder gewandeld naar het complex Coopersburg. Toen heb ik foto's gemaakt van de voorkant van het complex. En vervolgens ben ik toen naar de achterkant gewandeld want daar heb je een klein parkje met een vijver en een mausoleum. Die eerder genoemde Folkert Harmens Kuiper was in de loop van de 19-e eeuw naar Amerika ge-emigreerd, rijk geworden en jaren later teruggekeerd naar Nederland. Terug in zijn geboortedorp Akkrum, stichtte hij het complex Coopersburg, bestemd voor de armen van het dorp. Omdat de Amerikanen zijn achternaam Kuiper niet konden uitspreken, maakten die er Cooper van. En die naam is nu dus aan het huidige complex gekoppeld. Na zijn overlijden is hij in het mausoleum in dat parkje achter het complex bijgezet. En nu, in 2011, heb ik zijn geboortehuis ook gevonden. Het heet "Bar Bistro Coopershuis", en het staat tegenover de oude dorpskerk.

Hierna wandelde ik terug naar restaurant Goerres en genoot daar van een lekkere kop koffie met gebak op het terras langs de Boorne, waarna ik per trein terugkeerde naar huis. Wat valt er over het dorp Akkrum toch veel te vertellen. zo heb ik het nog niet gehad over de nep-raderboot Frisian Queen, die hier zijn thuisbasis heeft. Zo heb ik het ook niet gehad over de slag aan de Boorne (tussen de Friese koning Poppo en de Frankische hofmeijer Karel Martel) die hier ergens langs de oevers van die rivier in 734 heeft plaats gevonden. En zo heb ik het evenmin gehad over de doopsgezinde kerk van Thomas Romein die schuin tegenover de oude dorpskerk staat.