zaterdag 24 december 2011

Leestip over de strijd om de Maasbruggen in Rotterdam



Hallo ge-interesseerde bloglezers,


Niet zo lang geleden heb ik een interessante roman gelezen over de strijd om de Maasbruggen te Rotterdam in de meidagen van 1940. Dit zijn de titelgegevens:


Hornman, Wim

De Helden van de Willemsbrug / Wim Hornman . - 2-e druk . - Amsterdam : Omega Boek , 1984 . - 228 p. ; foto's, plattegrond ; 24 cm . - ISBN 90-6057-791-4


In deze roman beschrijft Wim Hornman de wederwaardigheden van de mariniers die gelegerd waren in de kazerne aan het Oostplein in Rotterdam. Het verhaal begint op 1 mei 1940 in de kazerne waar de mariniers klaar staan voor de aanstaande strijd. Hij beschrijft ook de in Nederland krampachtig volgehouden neutraliteit en hoe daar door de bevolking en door de mariniers tegenaan gekeken werd. Heel opvallend was blijkbaar de algemene gedachte dat de oorlog helemaal niet naar Nederland zou komen, en, mocht de oorlog ook naar Nederland komen, dat het Nederlandse leger dan klaarstond om de vijand zo weer het land uit te gooien. Zo praatten ook de mariniers elkaar (nogal naief) moed in. Op 10 mei 1940, heel vroeg in de ochtend, blijkt hoe waakzaam de soldaten waren. De strijd was al een uur gaande toen de mariniers in de kazerne in het centrum van de stad, eindelijk wakker werden vanwege de aanhoudende explosies op het vliegveld Waalhaven aan de zuidkant van de stad. Er kwam helemaal geen telefoontje van het hoofdkwartier in Den Haag binnen dat de oorlog al begonnen was. Dat moesten ze zelf maar concluderen aan de hand van de explosies in de verte op vliegveld Waalhaven. Dan wordt vervolgens duidelijk zichtbaar hoe goed de trainigen en oefeningen van de voorafgaande tijd waren geweest. Beter te zeggen: hoe slecht. En dan valt ook op hoe slecht moreel en mentaal de soldaten en de mariniers echt waren voorbereid op de oorlog. Aan stoere verhalen heb je dan niet veel. Regelmatig constateren ze dingen die ze niet geleerd hadden in hun opleiding en die ze plotseling wel moeten toepassen. Alleen al aan het begin van de strijd, als de munitie moet worden uitgedeeld. De magazijnbeheerder die daarover ging, weigerde aanvankelijk kogels uit te delen, omdat hij daartoe nog geen toestemming van hogerhand had gekregen. Tenenkrommend. Even regelmatig reageren ze onwennig en vaak geschokt over hoe hard en genadeloos de oorlog er bij deze jongens inhakt. Enkele dagen later komt er een commandant om tijdens de strijd op de Maasbrug, waarna de onder zijn bevel staande soldaten ineens eigen initiatief moeten nemen, iets wat ze helemaal niet gewend waren en wat hen juist was afgeleerd in de opleiding. Ook regelrecht tenenkrommend. Dat was bij de Duitse militairen wel anders. Daar werd eigen initiatief juist wel gestimuleerd. Een ander opvallend detail is dat vrijwel alle soldaten en militairen wel buitengewoon gemotiveerd waren om te vechten tegen de Duitse invallers. Geen wonder, na de brutale schending van de Nederlandse neutraliteit door de invallende Duitsers. Ze worden ook enthousiast toegejuicht door de burgers die vanuit de ramen van hun woningen de mariniers die op straat langsmarcheren naar de frontlijn, aanmoedigen. En dat, terwijl de soldaten die burgers - volgens hun commandanten - als vijandelijke 5-e colonne moesten zien. Achteraf klopte het gelukkig ook niet. En dus begaan de soldaten, aangemoedigd door de burgers, regelmatig staaltjes van heldhaftigheid en felle vechtlust wat zelfs bij de Duitse soldaten (die al de nodige gevechtservaringen hadden opgedaan in Polen in septeber 1939) grimmig respect inboezemt. Verder wordt de mythe over de mariniers die als de Zwarte Duivels met het mes tussen de tanden de Duitsers de keel hadden afgesneden en in de rivier hadden gegooid, ontmaskerd en wordt verteld waar dat verhaal werkelijk vandaan was gekomen. Natuurlijk eindigt de roman met het vernietigende bombardement op de binnenstad op 14 mei 1940. Iets wat de woede onder burger en soldaat alleen maar meer aanwakkerde, waardoor de overgave op 15 mei 1940 des te schokkender aankwam.


Om een beeld te krijgen van de verwoestingen als gevolg van het bombardement, heb ik een foto (gevonden ergens op het wereldwijde web) bijgevoegd. Daarop zie je de verwoeste winkels rond de Hoogstraat en panden rond de eveneens verwoeste Sint Laurens kerk. Op de achtergrond is het zwarte stalen luchtspoor te zien waar de treinen overheen reden (staal op staal, lekker luidruchtig), met daarachter, heel in de verte een molen met zijn wieken. Dat is de molen aan het Oostplein, waar ook vlakbij de kazerne van de mariniers heeft gestaan. Die kazerne was een paar dagen eerder, tijdens de gevechten al bestookt met bommen vanuit Stuka's en daarbij verwoest.


De roman van Wim Hornman, die ik hier bovenaan mijn blog noemde, wordt gebruikt als basis voor de film "het Bombardement", waarin de bekende volkszanger Jan Smit ook een rol zal spelen als amateur-bokser en militair. De film komt waarschijnlijk rond kerst 2012 uit. Een extra reden om dit boek alvast te lezen. Ongetwijfeld zal er dan ook een herdruk van de roman uitkomen.

zondag 11 december 2011

Tentoonstelling over Willem Kolff in Kampen



Hallo ge-interesseerde bloglezers,


Op 4 december 2011 heb ik weer een dagtocht gemaakt naar Kampen. Op 7 augustus 2011 was ik daar ook al geweest. Daar heb ik op 10 augustus 2011 al uitgebreid over geblogd. Dat hoef ik dus niet te herhalen. Hoogstens naar verwijzen.

Er loopt momenteel een tentoonstelling in het Stedelijk Museum van Kampen over Willem Kolff, de uitvinder van de kunstnier. Die duurt nog tot 15 januari 2012. In mijn blog van 10 augustus 2011 vertelde ik al iets over Willem Kolff; vandaar mijn verwijzingen daar naar toe. De tentoonstelling zelf is zeer interessant. Niet alleen voor historici, maar ook voor medici. Er werd een en ander uitgelegd over de nierproblemen waar de artsen toen tegenaan liepen en niet wisten op te lossen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er al Duitse artsen die de kwestie onderzochten en experimenteerden met membranen, maar veel hielp het nog niet. Pas in 1943 wist Willem Kolff in het Stadsziekenhuis van Kampen (zie de bijgevoegde foto) een kunstnier in elkaar te knutselen met behulp van onderdelen van een neergestorte bommenwerper, een motor uit een oude T-Ford, en membranen van de plaatselijke slager. Het gevaarte zag er niet uit en was buitengewoon luidruchtig, maar het werkte wel effectief. Overigens werd pas in september 1945 voor de eerste officiele keer een geslaagde dialyse met het apparaat uitgevoerd. Op de tentoonstelling stond een gereconstrueerd model van het oorspronkelijke apparaat; een groot gevaarte op wieltjes met een grote bak met daarin rond een trommelvormig geraamte de dialyse-membranen met ernaast een pomp, alles met elkaar verbonden met slangetjes, en aangedreven via een drijfriem door een simpele en luidruchtige motor die ernaast op de grond stond.

Willem Kolff kreeg tijdens de oorlog ook te maken met Duitsers en NSB-ers, onderduikers en verzetslieden. In 1938 werkte hij in Groningen in het ziekenhuis. Nadat in mei 1940 Nederland was veroverd en bezet door de Duitsers, pleegde zijn belangrijkste collega-arts zelfmoord; de man was een Jood en zag het zwerk voor hemzelf al dreigen. Vervolgens kreeg Willem Kolff een vervanger naast zich: een NSB-arts. Daar wilde hij niet mee samenwerken. Daarom vertrok hij van Groningen naar Kampen, naar het Stadsziekenhuis (zoals op de bijgevoegde foto is te zien). Tijdens de bezetting hielp hij onderduikers, waaronder een medewerker, die gekleed in overall als "klusjesman" in dienst van het Stadsziekenhuis was. De blauwe overall was netjes opgevouwen in een vitrine te zien.


In november 1944 arriveerden er 12 rijnaken volgepropt met circa 20.000 mannen uit Rotterdam in Kampen. Nadat de schepen aan de kade waren aangelegd, haalden de Duitsers een man uit het ruim, schoten hem dood en dumpten het lijk in de rivier de IJssel. Het was een Jood, vandaar deze barbaarse daad. Dat trok de aandacht van de Kampenaren en werd de reden waarom de burgers en vooral de artsen van het Stadsziekenhuis zich ermee gingen bemoeien. De artsen constateerden direct dat al die mannen onder vreselijke omstandigheden in de ruimen van die schepen waren gepropt en verordonneerden daarom dat ze allemaal eruit moesten en naar het ziekenhuis moesten worden vervoerd. Dat lag te ver weg, maar de Van Heutzkazerne stond aan diezelfde kade. Daar konden dus al die hongerige, zieke en verzwakte mannen naar toe. De Duitse soldaten lieten de artsen en burgers van Kampen maar begaan, op 1 voorwaarde: als de mannen na te zijn bijgekomen van hun helse reis, weer terug in de schepen konden om naar Duitsland te worden afgevoerd. Natuurlijk probeerden de artsen zoveel mogelijk mannen ziek te verklaren en ontdekten ze allerlei (gesimuleerde) ziekten om ze te kunnen afkeuren. In totaal werden er meer dan 800 afgekeurd wegens allerlei al dan niet verzonnen ziekten. Een van hen was mijn opa. Nadat hij weer helemaal genezen was, moest hij maar zien hoe hij weer terug in Rotterdam kwam. Op de een of andere manier had mijn opa door deze gebeurtenissen in Kampen contact gekregen met dokter Willem Kolff, maar het fijne weet ik daar helaas niet van. Mijn opa is al jarenlang dood. En tijdens zijn leven heeft hij er zeer zelden over gepraat, zodat mijn vader ook niet precies weet hoe dat contact precies ontstaan was.

Veel informatie over hoe de Kampenaren en de artsen in november 1944 de mannen uit Rotterdam hielpen, is te lezen in het boekje "Het Roode Kruis contra het Hakenkruis", dat direct na de Tweede Wereldoorlog is uitgegeven door de uitgeverij Kok te Kampen. Informatie over de grootschalige razzia in Rotterdam op 9 en 10 november 1944 is te vinden in het boek "De razzia van Rotterdam", van Ben Sijes, uit 1951, heruitgegeven in 1984. Daarin kunt u uitgebreid nalezen hoe "fraai" de Duitse bezetter het Germaanse broedervolk der Nederlanders behandelde.


Na de oorlog, in 1950, emigreerde Willem Kolff naar de USA en deed daar verder onderzoek op allerlei andere medische terreinen. Zo ontwikkelde hij in 1957 al het eerste kunsthart. Daarvan lagen er verscheidene exemplaren in een vitrine op de tentoonstelling. Later werkte hij mee aan de ontwikkeling van de kunstlong. Daarom wordt hij in de medische wereld beschouwd als de vader van de kunstorganen.

Nadat ik de tentoonstelling over Willem Kolff en zijn medische uitvindingen bekeken had, maakte ik een ronde door de rest van het museum.


Toen ik alles in het museum bekeken had, maakte ik een rondwandeling door het centrum van Kampen. Eerst wandelde ik langs de Van Heutzkazerne naar de Koggewerf bij de Buitenhaven. Daar zag ik tot mijn verbazing een zeilschip in de Buitenhaven liggen met een naam die niet in Kampen thuishoort: de Kaat Mossel. Zo'n naam hoort thuis in Rotterdam. Kaat Mossel was een fanatieke Oranje-klant in het Rotterdam rond 1780-1790. En ze handelde in mosselen, vandaar haar bijnaam. Haar werkelijke naam was Catharina Mulder en ze leefde van 1723 tot 1798. Dieuwke Winsemius heeft in 2000 een roman aan haar gewijd.

Daarna wandelde ik langs de Buitenkerk aan de westkant van het Kamper centrum, naar de oostkant. Daar liep ik langs de Bovenkerk, de Oudestraat in, langs de Theologische Universiteit. Tot slot nam ik een lekkere kop koffie met sachertorte in een restaurant, waarna ik terugkeerde naar het NS-station voor de trein naar huis.

Een paar dagen later was Kampen plotseling in het nieuws: er was brand uitgebroken in een schoenenwinkel in de Oudestraat, vlak bij de Theologische Universiteit. De bibliotheek van de Theologische Universiteit leek gevaar te lopen, maar dat is achteraf meegevallen. Het was wel heel curieus. Ik had daar die afgelopen zondag nog gewandeld!


Nogmaals: de tentoonstelling over dokter Willem Kolff was zeer de moeite waard. Hij duurt nog tot 15 januari 2012.

zondag 27 november 2011

Moderne Devotie in Zwolle











Hallo bloglezers,


In Zwolle loopt momenteel een dubbel-tentoonstelling in het Stedelijk Museum en in Museum de Fundatie over de Moderne Devotie. Dat was een kritische geloofsrichting binnen de Rooms-Katholieke kerk, ontstaan rond 1380. Dat klinkt niet erg modern; eerder Middeleeuws. Dat klopt. Toch was de Moderne Devotie van grote invloed, tot en met de uiteindelijke reformatie in geheel Europa tussen circa 1530-1580. Het begon door Geert Groote die in 1340 te Deventer was geboren. In 1355 begon hij met een studie in Parijs aan de Sorbonne. Daar leidde hij een niet erg fraai en voorbeeldig leven met veel hoerenbezoek. Vanaf circa 1373 kwam hij tot inkeer en leidde een ascetisch leven. Sindsdien schreef hij kritische stukken over Rooms-Katholieke geestelijken die er concubines op nahielden of naar de hoeren gingen, of opzichtig rijk versierde en veel te dure torens bouwden (zoals de Domtoren in Utrecht). Die kritiek werd door vele gelovigen opgepikt. De bisschop van Utrecht was er niet blij mee en vaardigde een verbod voor boetepredikers uit. Stiekum was de bisschop van Utrecht het juist wel met die kritiek eens, maar kon hij dat natuurlijk niet openlijk toegeven. De kritiek van Geert Groote sloeg aan en vele gelovigen verenigden zich in broederschappen en zusterschappen in de IJsselvallei. Het bekendste hoofdkwartier van de Broederen des Gemeenen Leven werd het klooster van Windesheim, even zuidelijk van de hanzestad Zwolle. Ook in Zwolle ontstond een grote gemeenschap van de Broederen des Gemeenen Leven. Dat was gesitueerd in het centrum van Zwolle tussen de Papenstraat en de Praubstraat. Daar staan nu nog steeds diverse gebouwen die door de Moderne Devoten werden bewoond en waar ook de schrijfateliers waren waar de vele honderden boeken werden overgeschreven. Daar heb ik de twee hierboven staande foto's gemaakt. Op de eerste foto is de Praubstraat te zien met de poort naar de binnenplaats, en op de tweede foto de binnenplaats zelf met de gebouwen waar de Broeders van het Gemeene leven woonden en werkten. Naast Windesheim en Zwolle, ontstonden er ook gemeenschappen in Deventer en andere steden langs de IJssel. Daarnaast sloten zich ook vele honderden kloosters aan bij de congregatie van Windesheim. Zo ook het klooster Thabor bij Sneek. De bisschop van Utrecht was niet blij met deze ontwikkelingen. Bovendien ontstond er onduidelijkheid over de status van deze gemeenschappen. Om duidelijkheid te scheppen en om te voorkomen dat de gemeenschappen werden aangepakt of opgeheven door de bisschop, namen ze de kloosterregel van de Augustijner orde aan. Dat is heel opmerkelijk, want in 1517 was er in Wittenberg een monnik van de Augustijner orde (!) die een kritisch vel papier met daarop 95 stellingen aansloeg op de kerkdeur van de kerk van Wittenberg. Die monnik heette Maarten Luther en hij veroorzaakte met zijn kritiek op de paus, de aflatenhandel en de Rooms-Katholieke geestelijkheid een kerkscheuring. Van de monniken van de Augustijner orde kreeg hij alle steun. Die waren dus vaker kritisch over de toestand van de Rooms-Katholieke kerk in die tijd. Later zei Maarten Luther dat hij in zijn kritiek was be-invloed door de kritiek van de Moderne Devoten van meer dan 100 jaar eerder.

Binnen de Moderne Devotie is er nog een belangrijke naam: Thomas a Kempis. Hij was prior van het Agnietenklooster even noordoostelijk van Zwolle. Hij schreef het boek "de navolging van Christus". Dat boek wordt na meer dan 500 jaar nog steeds wereldwijd veel gelezen.


Op 13 november ben ik naar Zwolle gereisd en heb ik de hierboven genoemde zeer interessante dubbeltentoonstellingen bezocht en bekeken. In beide museums ging het enerzijds over de geschiedenis van de Moderne Devotie en anderzijds over de kunstzinnigheid en de vroomheid van de Moderne Devote gelovigen. In het Stedelijk Museum was bijvoorbeeld de schedel van Geert Groote tentoongesteld. Het werd nog net niet tentoongesteld alsof het een relikwie betrof, zoals dat vroeger in de Rooms-Katholieke kerken werd getoond. Wat zou Geert Groote zelf hiervan hebben gedacht?

Naast het geloof en het sobere leven - zoals de Moderne Devoten dat predikten en leefden - hielden ze zich vanaf circa 1400 ook veel bezig met onderwijs en met het overschrijven van boeken. De boekdrukkunst werd pas uitgevonden rond 1450 door Gutenberg. Maar dat is een verhaal apart. Veel van die geschreven boeken werden op 3 manieren geproduceerd: 1) heel sobertjes met alleen tekst, 2) vrij sober met enkele illustraties en miniaturen, 3) bepaald niet sober en rijk versierd met illustraties, prachtige miniaturen en versieringen in de kaders rond de teksten. Die laatste categorie boeken waren natuurlijk bedoeld voor de rijke burgers, terwijl de eerste categorie voor de minder rijke burgers was bedoeld. Op de beide tentoonstellingen waren veel van deze geschreven boeken te bekijken. Een aantal kwamen uit het depot van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag.


Nadat ik de tentoonstellingen had bekeken, maakte ik een wandeling door het Zwolse stadscentrum. Daar viel het me in de Praubstraat (waar ik de eerder genoemde bovenstaande foto's heb gemaakt) op dat er aan de gevel van verschillende gebouwen, informatieborden waren bevestigd om aan te geven dat deze panden ooit met de Moderne Devotie te maken hadden gehad. Elders in de stad stonden nog meer panden met net zulke borden aan de gevel. Het was duidelijk: de Moderne Devotie werd toen breed gedragen door de bewoners van Zwolle en de andere IJsselsteden. En de Moderne Devotie werd - ondanks al hun kritiek - niet bestreden door de bisschop van Utrecht. Want zij gaven het goede voorbeeld dat de bisschop en de rest van de Rooms-Katholieke geestelijkheid zou moeten navolgen.


Al met al waren het zeer interessante tentoonstellingen die een bezoek waard zijn. Ze duren nog tot 8 januari 2012.

woensdag 16 november 2011

jubileumfeest 50 jaar CBD / BSF


























Hallo Bloglezers,


Waarschijnlijk zaten jullie, mijn waarde collega's, al vol ongeduld te wachten op mijn foto's van het jubileumfeest in Joure. Om mijn kennis van de geschiedenis van de Centrale bibliotheek dienst voor Friesland even op te frissen, heb ik het boek "Fan juster en moarn : verleden, heden en toekomst 1961/1986" uit mijn boekenkast opgediept en gelezen. Dat was het boek dat de CBD in 1986 had uitgegeven, toen deze 25 jaar bestond. Verderop meer over de geschiedenis van het bibliotheekwezen in Friesland.

Op 5 november 2011 was het grote jubileumfeest van het 50-jarig bestaan van de CBD. Op die dag nam ik samen met enkele collega's de stoptrein van Leeuwarden naar Heerenveen. Daar aangekomen, stapten we over op de pendelbus van Heerenveen naar Joure. Rond half 4 's middags kwamen we aan bij het zalencomplex 't Haske in Joure. Daar maakte ik buiten de eerste foto. Zo ziet het zalencomplex er dus uit bij daglicht. Eerst konden we terecht in de pub van het zalencomplex voor een kop koffie. Daar maakte ik de 2-e foto. Onderwijl kwamen er meer collega's binnen met eigen vervoer. Rond kwart over 5 werden we naar de eetzaal geleid, waar we na een korte toespraak van onze nieuwe directeur de heer Jacques Malschaert een maaltijd kregen aangeboden. Zie de 3-e foto. Na deze heerlijke maaltijd konden we door naar een grote feestzaal. Daar kwamen in de loop van de avond ook een groot aantal oud-collega's binnen. Dat was natuurlijk heel leuk. Er viel dus heel wat af te praten en te vertellen en herinneringen op te halen. Halverwege de avond stapte directeur Malschaert het podium op en begon met zijn toespraak. Daarin vertelde hij eerst kort over het ontstaan van het bibliotheekwezen in Friesland. Dat begon met een bezoek in 1902 van enkele hoge heren aan de openbare leesbibliotheek in Dordrecht. Als gevolg daarvan kwam er in 1905 een openbare leeszaal annex bibliotheek in Leeuwarden. Ondertussen was in de 2-e helft van de 19-e eeuw al een wildgroei aan bibliotheekjes en leeszaaltjes (vaak per maatschappelijke zuil georganiseerd) in de provincie en de rest van het land ontstaan. In 1916 ontstond door fusie van de leesbibliotheken in Leeuwarden, Franeker en Sneek de VOLF (= Vereeniging van Openbaar Leeswezen in Friesland). Dit was de allereerste bibliotheekorganisatie van Nederland. Dat vond directeur Malschaert ook een vermelding als jubileum waard; dat was dit jaar namelijk 95 jaar geleden. Vieren we over 5 jaar het 100-jarig bestaan van provinciale bibliotheekorganisaties in de provincie Friesland? Langzaam breidde het netwerk van bibliotheken in Friesland zich uit. In 1951 reed de allereerste bibliobus in Leeuwarden rond. Ook dat is een jubileum waard; dat was dit jaar 60 jaar geleden. In 1960 kwam er een tweede bibliobus bij in Weststellingwerf, en een derde in Midden-Friesland. Daarna werd het belangrijk om het bibliotheekwerk in de provincie beter te co-ordineren en werd in 1961 de CBD opgericht. Dat was het beginpunt van de CBD (= Centrale bibliotheek Dienst voor Friesland; tegenwoordig bekend onder de naam BSF = bibliotheek Service Friesland). De eerste directeur was A. Tilstra. Al snel werden in vele dorpen nieuwe bibliotheken gebouwd die zich gelijk bij de CBD aansloten, evenals een aantal reeds bestaande Openbare Bibliotheken. Zo ontstond er een dicht netwerk van bijna 60 Openbare Bibliotheken in de provincie Friesland. Daarnaast groeide ook snel het aantal bibliobussen, met vele tientallen bushaltes tot in de verste uithoeken in de provincie. Uiteindelijk reden er in de jaren 70 en 80 wel 12 a 15 bibliobussen rond in de provincie Friesland. Alleen jammer dat de bibliobussen de 60 jaar niet hebben gehaald; in 2009 werd de afdeling Bibliobussen opgeheven. Vervolgens haalde directeur Malschaert enkele medewerkers naar het podium die al meer dan 40 jaar bij de CBD hebben gewerkt of er nog steeds werken. Dat is te zien op de 4-e foto. Daarna besteedde hij aandacht aan de vroegere directeuren A. Tilstra, Minne Vis en Leo Popma. Zie de 5-e foto. Later op de avond, maar niet op het podium, zette hij de organisatoren van deze feestavond in de bloemetjes, wat te zien is op de 6-e foto. Daarna trok hij zich terug en trad op het podium een bandje aan. Die speelde voor de rest van de avond wat populaire nummers, wat te zien is op de 7-e, de 8-e en de 9-e foto. Al met al was het een geslaagde feestavond.

Zelf heb ik met verscheidene collega's gepraat en met oud-collega herinneringen opgehaald. Verder heb ik veel foto's gemaakt. Sommigen zeiden al gekscherend dat ik de "hoffotograaf" was voor deze feestavond. Bovenaan dit blogartikel ziet u een keuze uit mijn foto's.

Aan het eind van de avond keerde ik samen met dezelfde collega's van vanmiddag weer per pendelbus terug naar Heerenveen en per trein terug naar Leeuwarden, naar huis.

donderdag 10 november 2011

Over de verschillende GPS-systemen in de ruimte

Hallo ge-interesseerde bloglezers,

Zo nu en dan is het Europese GPS-systeem Galileo in het nieuws. Al lees je daar meestal weinig over. Vaker gaat het over het Amerikaanse GPS-systeem. Dat heet officieel eigenlijk Navstar en bestaat al sinds 1978. Het bestaat uit 24 satellieten die als een wolk om de Aarde draaien en waarmee je met behulp van een GPS-ontvanger op Aarde direct kunt bepalen waar je bent, tot op circa 10 meter nauwkeurig. Het wordt veel gebruikt in de luchtvaart en de scheepvaart. En daarnaast heeft het ook een militaire functie. Overigens: dat was de oorspronkelijke functie. En dan niet alleen voor plaatsbepaling van troepen in het veld, maar ook voor marineschepen en bommenwerpers. En ook om raketten en geleide bommen op de juiste plek te laten neerkomen, tot op de centimeter nauwkeurig. Tegenwoordig is het dus ook civiel maar iets minder nauwkeurig, en maakt vrijwel de hele westerse wereld er gebruik van. Denk maar aan de tomtom in je auto.

Maar het Amerikaanse Navstar is niet het enige systeem. De Russen beschikken sinds 1983 al over hun eigen GPS-systeem, genaamd Glonass. Dat is een afkorting van Globalnaya Navigatsionnaya Sputnikovaya Sistema, en betekent: Wereldwijd Navigatie Satelliet Systeem. Na de Val van de Sovjet-Unie in 1992 is Glonass in verval geraakt, maar momenteel zijn de Russen druk bezig met het lanceren van nieuwe Glonass-satellieten om hun GPS-systeem up-to-date te maken en te houden. In totaal bestaat Glonass uit 30 satellieten.

En de Chinezen hebben ook hun eigen GPS-syteem. Dat heet Beidou, omvat zo'n 35 satellieten en bestaat sinds 2001. Beidou is de Chinese naam van het sterrenbeeld Grote Beer (ook wel bekend als de grote steelpan).

En sinds kort heeft de Europese Unie zijn eerste twee satellieten van zijn eigen GPS-systeem in de ruimte. Het is vernoemd naar de beroemde Italiaanse astronoom Galileo Galilei. Wat ik wel heel vreemd vond, was dat die twee Europese GPS-satellieten op 21 oktober 2011 met een Russische Soyuz-raket werden gelanceerd vanaf de basis Kourou in Frans Guinea, en niet met een Franse Ariane-5-raket. Het Galileo-netwerk zal vanaf 2014 operationeel worden en uiteindelijk uit 30 satellieten gaan bestaan. Dat is meer dan de 24 satellieten van het Amerikaanse Navstar. Hoe meer satellieten, hoe nauwkeuriger je plaatsbepaling van je GPS-ontvanger zal worden.

Meer informatie is natuurlijk te vinden in de wikipedia. Zoek daarin maar eens op de trefwoorden GPS, Glonass, Beidou of Galileo.

donderdag 3 november 2011

Leestip over Sneek





Hallo bloglezers,


Vorige week woensdagmiddag op 26 oktober, besloot ik na mijn werk de trein naar Sneek te nemen. Daar aangekomen, wandelde ik naar de Openbare Bibliotheek (zie de foto). Jazeker, Gert-Jan, eindelijk heb ik jouw bibliotheek van binnen gezien. Jou zag ik daar niet, maar wel een andere collega: Ludi. Zij was hogelijk verbaasd over mijn verschijning in de Openbare Bibliotheek van Sneek.

In de Openbare Bibliotheek van Sneek is een ASP - lees: Archeologisch Steun Punt - aanwezig in de vorm van enkele vitrines met verscheidene vondsten van archeologische opgravingen in Sneek. Dat was heel interessant. Een dag later vroeg ik via Bicat een boek aan om te lezen. Dat was dit zeer toepasselijke boek:



Vreeken, Annelies

Veenterpen rond Sneek: Friezen tussen klei en veen in de Romeinse Tijd / Annelies Vreeken . - Abcoude : Uniepers , 2005 . - 80 p. : ill. ; 25 cm. - (Archeologie in Fryslan ; nr 5) . - ISBN 90-6825-354-9 . - SISO Friesland 938.1



Dit is een buitengewoon interessant boek, geschreven naar aanleiding van enkele opgravingen die in 2001 uitgevoerd werden, ten tijde van de aanleg van de oostelijke helft van de rondweg rond Sneek. Een aantal vondsten van die opgraving stonden in die eerder genoemde vitrines in de bibliotheek tentoongesteld, en stonden ook gefotografeerd en wel in dit boek. Daarin las ik het bekende verhaal over de Frisii in de prehistorie en ten tijde van de komst van de Romeinen, die op hun terpen in het kleigebied woonden (Wynaldum, Hallum, Ferwerd, etc.). Maar ze bleken dus ook te hebben gewoond op de grens van het kleigebied met het veengebied. En daar hielden ze zich toen al bezig met landbouw en met het ontwateren van hun akkertjes met behulp van sloten. Alleen trad er toen al een zeer lastig probleem op: door de ontwatering, droogde de grond uit, klonk de grond in, zakte de grond tot wel enkele meters, waarna de zee bij elke vloed steeds verder landinwaarts kon komen en het land zo vrijwel onbewoonbaar maakte. Waarschijnlijk was dat de reden voor het vertrek van de Frisii rond 250-300 AD.

Het was onder archeologen tot nu toe niet bekend dat de Frisii in de Romeinse tijd al veengebieden ontwaterden met sloten. Dat werd pas duidelijk met deze opgravingen. Daarbij werden diverse kleine boerderijterpen gevonden, bestaande uit een kleilaag op veen - om te voorkomen dat het stukje grond waar het boerderijhuis op stond met het erf, zou inklinken - met daarop een laag veenplaggen, dat ook weer werd afgedekt met klei. Opmerkelijk genoeg, werden er in de afgelopen jaren ook op verscheidene andere plekken in Friesland dezelfde soort boerderijterpen gevonden. Onder andere in de Bullepolder, direct oostelijk van Leeuwarden. Daar werd zelfs een boerderijterp gevonden met een stervormig patroon van ontwateringssloten er omheen.

Na het vertrek van de Frisii overstroomde de zee bij vloed het land voor een zeer groot deel, waardoor de Middelzee oftewel de Bordine ontstond. Daarbij zette de zee bij vloed telkens een dikker wordend laagje slib af. Daardoor waren de veenterpen bij Sneek totaal onder de grond verdwenen. Ondertussen kreeg het veen in de eeuwen daarna weer alle kans om te groeien.

Circa 100 jaar na het vertrek van de Frisii, verschenen nieuwe groepen mensen uit Noord-Duitsland en Denemarken die zich op de lege terpen in Friesland vestigden. Onder andere op de terpen van Wynaldum, Hallum, Ferwerd, Engelum, etc. Dat waren de Saksen, Juten en Angelen. Een aantal van hen trokken verder en vestigden zich uiteindelijk in Engeland. De achterblijvers - die zich op de terpen hadden gevestigd - werden door de meer zuidelijk wonende Franken Friezen genoemd, dit op basis van oude Romeinse geschriften van onder andere Tacitus en Plinius de Oudere. En ook deze (nieuwe) Friezen begonnen het land te ontginnen en geschikt te maken voor landbouw door het graven van ontwateringssloten. En zo herhaalde de geschiedenis zich weer. Zo ontstond rond het jaar 1000 door uitdroging en inklinking van de grond en de invloed van zee en storm het Sneekermeer. Maar deze keer trokken de bewoners niet weg, maar gingen de strijd met het water aan: ze legden dijken aan. Nadien groeide het dorp op de veenterp waar een tufstenen kerkje stond, uit tot de stad Sneek. Nogmaals, dit was een zeer interessant boek, dat ik beslist kan aanbevelen aan iedereen die ge-interesseerd is in de geschiedenis van Sneek.

woensdag 2 november 2011

Prachtige middag in IJlst










Hallo zeer ge-interesseerde bloglezers,


Op 23 oktober j.l. ben ik alweer weggeweest. Deze keer naar IJlst. Het was die zondagmiddag trouwens prachtig weer. En het was niet eens koud. Dat leek het alleen maar. Was dit dan de laatste prachtige herfstdag van dit jaar? Ok komen er nog een paar? In IJlst aangekomen, zag ik vlak bij het station, midden op de rotonde een opmerkelijk object staan. Het was de reuzenbeitel van Nooitgedagt. Daar maakte ik gelijk een foto van (de bovenste van de 3). In 2007 ben ik ook al eens in IJlst geweest - toen met een paar vrienden uit Groningen. Toen stond die beitel nog voor het nieuwe kantoor van de firma Nooitgedagt op het industrieterrein. In het oude fabriekspand in het historische centrum van IJlst was toen net het museum over het bedrijf Nooitgedagt - waar schaatsen, beitels, gereedschappen en houten speelgoed werd gemaakt - geopend. Mijn vriend uit Groningen vond dat toen hartstikke leuk; hij had de dag van zijn leven. Dat was begrijpelijk. Hij had vroeger gewerkt in de winkel van zijn vader in Groningen. Die verkocht daar ijzerwaren, gereedschappen, en tijdens strenge winters ook schaatsen van de fabriek Nooitgedagt uit IJlst. Daarom kende hij die fabrieksnaam heel goed.

Maar op deze dag ging mijn belangstelling niet uit naar het museum over de firma Nooitgedagt, maar naar het oude historische stadje IJlst. Het stadje heeft in 1268 stadsrechten gekregen. Nadien ontwikkelde het stadje overzeese handelsbelangen. Vandaar het schip in het wapen van IJlst. Overigens hielden de inwoners van IJlst zich in de Middeleeuwen ook bezig met het ontginnen van het omringende veenland. Het is tegenwoordig eigenlijk wel een erg klein stadje met circa 3220 inwoners. Grouw is met 5630 inwoners duidelijk groter, maar is toch een dorp. Dat doet ietwat merkwaardig aan. IJlst bestaat in oorsprong uit een gracht - de Ee - die dwars door het hele stadje loopt met aan weerszijden de woonhuizen. Curieus is dat de weg direct voor de huizen langs loopt en dat aan de overkant van de weg - dus op de oevers van de gracht - de tuinen liggen. Omdat je de weg moet oversteken om er te komen, heten ze overtuinen. Het oogt allemaal zeer knus en fotogeniek. Onderweg passeerde ik het huis De Messingklopper. Dat is een oud pand met een fraaie gevel uit 1669. Tegenwoordig is dat pand bezit van de Stichting Hendrik de Keijser. Halverwege mijn wandeling langs de gracht maakte ik de middelste foto. Daarop zie je de stadsgracht met de leilinden en de overtuinen. Van links naar rechts zie je boven de leilinden uitsteken: de toren van de Hervormde Kerk, de pijp van de voormalige fabriek van Nooitgedagt, en het voormalige stadhuis van IJlst. Helemaal aan de zuidkant van IJlst aangekomen, stak ik een brug over, waarna ik ineens tussen de weilanden stond. Een gekke gewaarwording.

Daarna wandelde ik terug, sloeg een zijstraat in en kwam via een fietspad richting Sneek uit bij de bekende windmolen de Rat. Zoals op de derde foto te zien is, is dat een grote houtzaagmolen die op zaterdagen ook open was voor het publiek. Helaas was ik hier op zondag. Maar nu wist ik hoe ik er kon komen en heb ik een doel voor een volgende dagtocht naar IJlst. Die molen de Rat is trouwens van oorsprong afkomstig uit de Zaanse Schans. Dat gebied zou je nu achteraf kunnen omschrijven als het oudste industriegebied van Nederland. Ten tijde van de Gouden Eeuw zijn er bij Zaandam vele tientallen windmolens verrezen. Momenteel staan er nog maar een paar en zijn het museumstukken, allemaal onderdeel van het openluchtmuseum de Zaanse Schans. In 1828 werd de Rat in Zaandam afgebroken en verkocht naar IJlst en daar heropgebouwd. Over hergebruik en recycling gesproken: daar wisten ze in die tijd goed raad mee. Er werd duidelijk niet veel weggegooid en vernietigd.

Nadat ik alles bekeken had in IJlst wandelde ik terug naar het station en nam de trein terug naar huis.

zondag 23 oktober 2011

Na een half jaar weer in Steenwijk





Hallo Blogvolgers,


Inderdaad, een half jaar geleden ben ik ook in Steenwijk geweest. Daar heb ik op zondag 8 mei 2011 over geblogd. Toen vertelde ik vooral over graaf Rennenberg (die stadhouder van Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel in Spaanse dienst was) die in 1580 tevergeefs Steenwijk had belegerd. Nu ging ik er weer heen, en wel op 20 oktober 2011, een doordeweekse dag. Het museum aan het Marktplein in het centrum van Steenwijk is namelijk op zondag gesloten. Vandaar. Vervolgens wandelde ik van het station naar het Marktplein in het centrum van Steenwijk.

Maar ik was een half uur te vroeg; het museum was nog gesloten. Daarom besloot ik eerst eens rond te wandelen in het Rams Woerthe park. Daar maakte ik de bovenste foto van de fraaie Jugenstil-villa Rams Woerthe met ervoor het hertenkamp. De villa Rams Woerthe met het bijbehorende park werd in 1899 gebouwd in opdracht van Jan Hendrik Tromp Meesters, een nazaat van een oude en rijke Steenwijkse familie. Het pand werd ontworpen door de architect A.L. van gendt; hij was ook de architect van het Amsterdamse Concertgebouw. Tegenwoordig zit er een klein museum in de grote Jugenstil-villa; namelijk de Hildo krop-kamer. Hij was een beeldhouwer uit Steenwijk. Buiten voor de hoofdingang van de villa Rams Woerthe staat het oorlogsmonument van Steenwijk met een standbeeld van hem. Ik wandelde rond in het park en maakte diverse foto's van de bomen in hun herfstkleuren.

Daarna wandelde ik terug naar het Marktplein. Daar heb ik de tweede foto genomen. Daarop zie je het cafe de Rechter (het grote brede lichtgele pand). In de rij panden daar rechts van, zit het Stadsmuseum Steenwijk (het staat helaas net niet op de foto). Nu was het museum wel open. Op de begane grond was een tentoonstelling over een zeeslag tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen het Nederlandse tankschip de Ondine van Shell en een Brits-Indisch oorlogsschip enerzijds en twee Japanse oorlogsschepen. Een Japans oorlogsschip werd de grond in geboord en de andere droop af. De tanker voer zwaar beschadigd door en kwam veilig aan in een Australische havenstad. Ik vond het een interessante tentoonstelling, maar ik vroeg me wel af wat nou de link was met Steenwijk. Op de bovenverdieping waren kleine tentoonstellinkjes over de geschiedenis van Steenwijk, vanaf de prehistorie tot en met nu. Daar las ik ook waarom deze stad zo heet: er zaten veel stenen en keien in de grond. Die waren allemaal tijdens de laatste 3 ijstijden vanuit Scandinavie door de gletschers helemaal hierheen gesleept. Verder las ik daar ook over de herkomst van het wapen van Steenwijk. Dat bestaat namelijk uit een wapenschild met daarop afgebeeld een anker, en dat wordt vastgehouden door een paus, gekroond met de 3 tiara's. Wel zeer merkwaardig, want het betrof paus Clemens, die ten tijde van de Romeinse keizer Hadrianus (die regeerde van 117 tot 138 AD) leefde, toen de Christelijke kerk nog veel last had van vervolgingen. En toen was er ook nog geen enkele sprake van een pauselijke kroon met 3 tiara's. Dat was pas van eeuwen later. Zo werd deze paus Clemens opgepakt en aanvankelijk naar een dwangarbeiderskamp op de Krim gestuurd. Uiteindelijk vonden de Romeinen hem zo gevaarlijk dat ze hem doodden door hem aan een anker vast te binden en in zee te gooien. Vandaar het anker in het wapen van Steenwijk. Natuurlijk waren er ook afbeeldingen uit 1580 van het vergeefse beleg van Steenwijk door de graaf van Rennenberg. Verder was er een kleine afdeling over de turfwinnerij in de omgeving van Steenwijk. Maar daarover is in Veendam in het Veenkoloniaal Museum veel meer te zien. Verder was er een afdeling te bekijken over de tabaksindustrie in Steenwijk. Daar zag ik een tabaksblik met daarop afgedrukt een portret met de merknaam: O.Z. van Haren. Dat was vreemd; Onno Zwier van Haren was toch een Fries?! En beneden in de gang was een langwerpige vitrine met daarin fraai keramiek van de ESKAF (de Eerste Steenwijker Kunst Aardewerk Fabriek). Daar had mijn collega Jansje Rinsma al iets over verteld. Al met al was dit museum in Steenwijk een interessant museum.

Nadat ik het museum had verlaten, stak ik het Marktplein schuin over naar het eerder genoemde cafe de Rechter, en bestelde daar een kop koffie met een stuk appeltaart. Tot slot wandelde ik op mijn gemak terug naar het station voor de trein terug naar huis.

donderdag 20 oktober 2011

Een koude middag in Stavoren



Hallo zeer ge-interesseerde blogvolgers,


Op 19 oktober 2011 maakte ik een dagtocht per trein naar Stavoren. Of is het Staveren? Of is het op zijn Fries Starum? Dit verder terzijde. Overigens, op 8 april 2010 blogde ik ook al over Stavoren, in het bijzonder over Sint Odulphus en zijn standbeeld in de plaats Oirschot, en wat deze pastoor uit Oirschot met Stavoren te maken had. Daar kunt u ook meer lezen over het stadje Stavoren en zijn geschiedenis.

In Stavoren aangekomen, wandelde ik naar het museum Het Ponthuus, gevestigd aan het Hellingspad (zoals te zien is bij de rood-gele vlaggen op de hier bijgevoegde foto). Daar was een tentoonstelling te zien over het Sint Odulphusklooster (gesticht rond 810 door die eerder genoemde Sint Odulphus, de pastoor van Oirschot), de geschiedenis van Stavoren, het Vrouwtje van Stavoren, de Hanze-tijd, de slag bij Warns in 1345 (waar ik ook eerder over heb geblogd op 30 april 2011, over het verband tussen Rotterdam en Warns), de pontveren die tussen Stavoren en Enkhuizen heen en weer voeren, en tot slot een kleine expositie over het archeologisch onderzoek onder water naar de restanten van het sinds 1300 in zee verdwenen Sint Odulphusklooster. Bij de kassa zaten 3 oude dametjes gezellig kruiswoordpuzzels op te lossen, terwijl ik (als enige bezoeker) in het museum rondliep. O ja, waarom heet dit museum het Ponthuus? Hier verbleven de stokers en machinisten van het pontveer dat vanaf 1886 heen en weer voer tussen Stavoren en Enkhuizen. Al met al was het een interessant museum dat ik beslist kan aanraden.

Na mijn museumbezoek wandelde ik langs de Schans. Daar lagen net als in de vorige winterperiode weer zeilschepen opgelegd, zoals onder andere de Aphrodite. Dat is een fraai zeilschip dat zo lijkt te zijn weggevaren uit de TV-serie de Onedin-line. Bij de twee stadsboerderijen bij de Koebrug aangekomen, sloeg ik rechts af, het stadje in, en wandelde vervolgens door de Voorstraat terug naar de havens. Daar maakte ik een enorme omweg om bij de grote vuurtoren aan de overkant van de haven te komen. Daar zou het (symbolische) graf van de Friese koning Aldgillis te zien zijn. Ik had er al eerder over gelezen, maar hij lag daar in werkelijkheid helemaal niet begraven; het was ooit begonnen als een grap van een paar studenten. Maar toen ik er na een enorme omweg via haventerreinen en fietspaden achter loodsen langs bij de vuurtoren aankwam, was er helemaal niets van een grafsteen of wat dan ook te zien. Alleen hoog opgeschoten onkruid. Jammer. Daarna wandelde ik terug en bestelde in het restaurant "Het Vrouwtje van Stavoren" bij de haven een kop koffie en een pannekoek. Daarna maakte ik nog een korte wandeling langs het sportveld bij de haven waar vanaf 1522 het blokhuis (een klein soort citadel) heeft gestaan. tot slot keerde ik terug naar het station en nam de trein terug naar huis.

Stavoren is al een zeer oude stad; het kreeg in 1061 stadsrechten van graaf Egbert I (uit de dynastie van de Brunonen). Toen was Friesland dus een graafschap, en was er duidelijk nog geen sprake van de roemruchte Friese Frijheit. In 1385 werd Stavoren al lid van de Duitse Hanze. In later eeuwen wisten de schippers van Stavoren bij de Sonttol in Helsingor (Denemarken) een voorkeursbehandeling te regelen. Daarmee kregen ze een flinke tijdwinst op hun concurrenten. In later eeuwen zakte Stavoren af tot een klein kustplaatsje van weinig belang. Totdat rond 1880 ineens de visvangst op de Zuiderzee van groot belang werd. Dat duurde tot aan de aanleg van de Afsluitdijk in 1932. Pas in de tweede helft van de 20-ste eeuw ging het weer bergopwaarts met Stavoren, dank zij het toerisme.

Er is wel een zeer opmerkelijk verschil met het verderop gelegen stadje Hindeloopen, waar ik een paar dagen eerder al was geweest. Stavoren is een zeer oud stadje, maar dat is aan de gebouwen nauwelijks te zien (op het voormalige stadhuis na). Dit in tegenstelling tot Hindeloopen waar juist heel veel zichtbaar oude fraaie panden staan. Hoogst opmerkelijk en heel merkwaardig.

woensdag 19 oktober 2011

Ik zag een hinde lopen in Hindeloopen



Hallo bloglezers,


Afgelopen zondag 16 oktober 2011 ben ik 's middags naar Hindeloopen gegaan. Het was die dag zulk prachtig weer, dat het wel de laatste mooie dag van de herfst leek.

Het spoorwegstation ligt - zoals bekend - een heel eind buiten het stadje, en dus is het een heel eind lopen vanaf het station naar Hindeloopen. Bij mooi weer is dat helemaal niet erg. In de verte zie je de toren van de kerk van Hindeloopen boven de dijk uitsteken, en - bij het naderen van het stadje - zie je ook het klokketorentje boven op de Leugenbank bij de sluis. In Hindeloopen zelf aangekomen, bezocht ik het Hidde Nijland Museum. Dat pand is op de foto hiernaast te zien als het gebouw met het dubbele dak, midden op de foto, voor de kerk. In dat museum staat een grote collectie spullen uitgestald, beschilderd in Hindelooper stijl. Je kunt het voorwerp zo gek niet bedenken, of het is wel in die Hindelooper stijl beschilderd met bloemen, planten, vogeltjes en (heel vaak) Bijbelse taferelen. Verder waren er enkele Hindelooper stijlkamers, en er was een zaaltje over de Ruslandhandel van de Hindelooper zeelui. In de 17-e en 18-e eeuw voeren veel handelslui met hun Hindelooper fluitschepen gedurende de zomermaanden naar het Oostzeegebied, om daar handel te drijven. Zo haalden ze graan uit Dantzig (nu: Gdansk), Riganappen (die in werkelijkheid van het Russische platteland afkomstig waren) uit Riga, en pelzen en andere artikelen uit Sint Petersburg. In de herfst keerden ze terug naar Holland, om niet vast te komen zitten in het ijs van de Oostzee. Curieus was dat die Hindelooper fluitschepen hun domicilie in Amsterdam hadden en niet in Hindeloopen zelf. Dat kwam omdat Hindeloopen zelf geen haven had. Ook curieus was de vorm van de romp van het fluitschip. Die had een zeer brede bolle romp en een zeer smal dek. Dat zou te maken hebben gehad met de Sonttol bij Helsingor in Denemarken. Elk handelsschip dat daar passeerde, moest tol betalen en die tol werd onder andere berekend aan de hand van de breedte van het dek. Toen die Friese schippers met hun fluitschepen langsvoeren, zullen de Deense ambtenaren zich wel op hun hoofd hebben gekrabd en zich hebben afgevraagd hoe ze die Friezen toch de door hen gewenste tol konden laten betalen, ondanks dat zeer smalle dek. Een ander positief effect van het Hindelooper domicilie in Amsterdam was, dat ze daar makkelijk allerlei spullen konden kopen die door de retourvloot van de VOC uit Indie waren meegenomen. Zo konden de Hindelooper vrouwen hele rollen fraaie kleurrijke sitsen stof kopen, waar ze kleren van maakten. Zo werd de Bengaalse en Indische sits onderdeel van de zeer aparte en afwijkende Hindelooper klederdracht. Al met al een interessant museum.

Daarna wandelde ik door naar het andere museum in Hindeloopen: het Eerste Schaatsmuseum. Dat was gevestigd in een pand naast een winkel met allerlei moderne (!) spullen, ook allemaal beschilderd in Hindelooper stijl. Ook dat museum was heel interessant. Zo werd ik ineens verrast door een vitrine met IJsselmonder schaatsen. Die werden veel gebruikt op de Zuid-Hollandse eilanden en gemaakt in het dorp IJsselmonde. Tegenwoordig is dat dorp geannexeerd door de grote stad Rotterdam en ligt de Brienenoordbrug er vlak naast. Ik heb later mijn vader er over verteld, maar hij moest toegeven dat hij hier nog nooit eerder van had gehoord. In een volgende zaal waren vitrines over bekende schaatsers en elfstedenrijders (zoals onder andere Reinier Paping en Evert van Benthem)te bekijken. Na afloop ging ik naar het ernaast gelegen pannekoekenrestaurant en at daar een heerlijke pannekoek met stroop.

Tot slot wandelde ik nog eens rond in het historische stadje met zijn vele fraaie oude panden, en de huidige jachthaven, en keerde uiteindelijk terug naar het station voor de rit naar huis.

En de hinde uit de titel van dit stukje? Die zag ik inderdaad lopen. Kijk maar naar het stadswapen van Hindeloopen, daarop zie je de hinde lopen.

zaterdag 15 oktober 2011

Weer eens in Harlingen



Hallo bloglezers,


Afgelopen zondag 9 oktober - het was een stormachtige en regenachtige zondag - ben ik weer eens in Harlingen geweest. Als jullie mijn blog al sinds lang volgen, weten jullie dat ik daar al eens eerder ben geweest. Toen ( op 13 april 2011) blogde ik over een interessante tentoonstelling in het Hannemahuis over overstromingsrampen in Friesland. Deze keer nam ik de trein direct naar Harlingen-haven en liep vandaar direct het haventerrein op. Daar wandelde ik - voor zover ik nog net niet wegwaaide - rond de Dokhaven en de Willemshaven en maakte wat foto's. Achteraan op het haventerrein, achter de Dokhaven, was een stukje grond afgezet met hoge hekken. Binnen dat stukje terrein lagen stapels planken en was de kielbalk van een schip gelegd. Dat kun je zien op de bijgevoegde foto. Alleen de kielbalk, met een stukje spiegel en een spant staan er. De rest volgt in de komende jaren. De masten horen bij zeilschepen die achter die containers aan de kade liggen. Hier zijn sinds de zomer van 2011 een groepje vrijwilligers bezig met de bouw van het schip van Willem Barentsz.

Mensen die hun geschiedenislesje kennen, weten dat deze op Terschelling geboren ontdekkingsreiziger in 1596 met dit schip naar het hoge noorden voer, op zoek naar de Noord-Oostelijke doorvaart. Via die route dacht hij in Indie uit te komen. Hij wist met zijn schip wel de Noordkaap te ronden, maar daarna kwam hij vast te zitten in het ijs, vlak bij het eiland Nova Zembla. Het schip werd door het ijs verpletterd en Willem Barentsz en zijn manschappen wisten veilig per sloep op het eiland Nova Zembla terecht te komen. Van het wrakhout bouwden ze een hut, het Behouden Huis. Daarin overwinterden ze, waarna ze in de lente van het volgende jaar per sloep probeerden terug te keren naar Holland. Onderweg overleed Willem Barentsz echter. Hij kreeg een zeemansbegrafenis in de zee die sindsdien naar hem is vernoemd.

Ik had afgelopen zomer al in de krant gelezen dat iemand in Harlingen van plan was om met behulp van vrijwilligers het schip van Willem Barentsz te herbouwen. Nu wist ik waar dat gebeurt. Ik zal daar de komende jaren nog een paar keren heen gaan om de bouw te volgen.

zaterdag 8 oktober 2011

Aeckingerzand in 2006



Hallo bloglezers,


Omdat Gert-Jan Hermus kort geleden in het natuurgebied Aeckingerzand in de bossen bij Appelscha is geweest, reageer ik nu met een eigen foto die ik daar in mei 2006 heb gemaakt. Ik was daar samen met een vriend naar toe gereden. Voor hem was het een grote verrassing, want hij kende dit natuurgebied nog niet. En omdat er een grote zandvlakte was, associeerde hij het gelijk met de Sahara.

donderdag 6 oktober 2011

Heilige grond van de Friezen in het water



Hallo bloglezers,


Jullie lezen het inderdaad goed. Want, na mijn wandeling in het Bos van Ypey, fietste ik terug naar Leeuwarden, langs de snelweg. En dan kom je - vlak voor je Leeuwarden binnenrijdt - langs het informatiebord over de Elfstedentocht op de oever van de Bonkevaart. Daar heb ik de hiernaast staande foto gemaakt. En daar ligt die heilige grond van de Friezen in het water: de finish van de Elfstedentocht op het ijs in 1985, 1986 en 1997.

Even terzijde: merk op dat er tussen 1986 en 1997 elf jaren zitten. Dat is de periode van de zon. In die 2 genoemde jaren was de zon zeer rustig, waren er geen uitbarstingen en kon het dus behoorlijk fris worden op ons planeetje de Aarde. Zeg maar: ouderwets winters koud. En dat was vanaf 2008 (weer elf jaar later) ook een paar winters achter elkaar. Terugrekenend van 1985, kom je uit op 1974. Of dat ook een winter was met veel sneeuw en ijs, weet ik zelf niet meer. Maar reken er wel op dat het behoorlijk koud zal zijn geweest. En elf jaar voor 1974 had je de barre winter van 1963 met die helse Elfstedentocht. Daar is enkele jaren geleden nog een film over gemaakt (titel: de hel van '63).

zaterdag 1 oktober 2011

op woensdagmiddag naar het Bos van Ypey







Afgelopen woensdagmiddag, na mijn werk, ben ik in oostelijke richting Leeuwarden uit gefietst. Het was prachtig zonnig weer. In circa 3 kwartier fietste ik naar Tietjerk. Daar ging ik wandelen in het Bos van Ypey, officieel bekend als Groot Vijversberg. Dat is een complex bestaande uit een park en enkele tuinen met een landhuis en een theekoepel langs de snelweg. Het is in 1528 aangelegd in opdracht van Schenck van Toutenburg, de 2-e stadhouder van Friesland die was aangesteld door keizer Karel de Vijfde. Toen was de functie van stadhouder nog een puur ambtelijke bestuursfunctie. Pas vanaf 1584 - met de installatie van Willem Lodewijk, de eerste stadhouder van de dynastie van de Friese Nassaus - werd het een erfelijke functie. Pas rond 1800 kwam het complex bestaande uit het park met de tuinen en het landhuis in handen van de familie Looxma. Enkele decennia later trouwde de dochter van dit echtpaar met een zekere meneer Ypey. Zij gingen wonen op Groot Vijversberg. Zo kreeg het de andere naam: Bos van Ypey. Tegenwoordig is het Bos van Ypey voor iedereen toegankelijk.

Ik heb er circa een uur rondgewandeld en er veel foto's gemaakt. Zo viel het me op dat er veel paddestoelen groeiden (zie foto 3). Ik zag ook ergens een aankondiging op een mededelingenbord van een paddenstoelenexcursie in het Bos van Ypey. Begrijpelijk, met zoveel paddestoelen in het bos. Verder was het windstil, waardoor de bomen prachtig weerspiegelden in de grote vijver (zie foto 2). En op de eerste foto is de theekoepel te zien. Maar het uitzicht vanuit die theekoepel lijkt me niet schilderachtig mooi; je ziet net achter de vangrail de auto's voorbijrazen.

Na een uur stapte ik weer op de fiets en keerde terug naar Leeuwarden.

zaterdag 24 september 2011

Naar de borg Verhildersum









Hallo bloglezers,


Jullie lezen het goed. En jullie zien het ook goed aan de 4 bovenstaande foto's. Ik ben op 18 september samen met mijn vriend uit Groningen naar Leens geweest. Daar staat even oostelijk van het dorp de borg Verhildersum. Het is nu een fraai museum met prachtige tuinen rondom, met daarin verscheidene beelden van Eddy Roos, zoals op de derde foto is te zien.

De borg Verhildersum heeft een aanzienlijke ouderdom. Hij bestond al in de 14-e eeuw. Hoeveel ouder de borg nog is, weten we niet; dat is gehuld in de nevelen van de tijd. Eerst was de borg bezit van de familie Onsta, later kwam de borg in handen van de familie Starkenborg. Hoog in de hal hangt een uitgebreide originele kwartierstaat van Margaretha Bouwina Tjarda van Starkenborg (1703-1785). Een van de laatste leden van deze familie was Edzard Tjarda van Starkenborg Stachouwer (1859-1936). Hij is burgemeester van Groningen-stad geweest. Het Van Starkenborg-kanaal in de provincie Groningen is naar hem vernoemd. Dit kanaal loopt door in Friesland en heet dan Van Harinxma-kanaal, wat weer vernoemd is naar de commissaris der koningin van Friesland de baron P.A.V. van Harinxma thoe Sloten. Hij had Friesland bestuurd tijdens de bezetting door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. De eerder genoemde Edzard Tjarda van Starkenborg Stachouwer had een zoon: Alidius Warmoldus Lambertus Tjarda van Starkenborg Stachouwer (1888-1978). Hij was de laatste vooroorlogse gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indie. Na de overgave van nederlandsch-Indie in maart 1942 werd hij ge-interneerd door de Jappen.

Tegenwoordig is de Borg Verhildersum een museum. De verschillende kamers, keukens, hallen en kelders zijn ingericht in stijlen uit de 18-e en 19-e eeuw. Naast de Borg, is er nog een Schathoes, het koetshuis, een arbeiderswoninkje, een boomgaard, enkele weilanden met koeien en schapen van oude rassen (Lakenvelders, Blaarkoppen, etc.) en een museumboerderij op enkele minuten loopafstand. Dit alles is beslist een bezoek waard.

vrijdag 23 september 2011

Open Monumenten Dag in Zwolle













Hallo ge-interesseerde bloglezers,


Voor de derde keer dit jaar ben ik naar Zwolle geweest. Het is nu eenmaal een interessante historische stad waar veel te bekijken valt. Zoals mijn blogvolgers ongetwijfeld weten, heb ik al eerder geblogd over Zwolle, namelijk op 26 aug 2011 en 15 juli 2011. Ik ben op zaterdag 3 september 2011 naar Zwolle gegaan. Op die datum viel dit jaar de jaarlijkse landelijke manifestatie Open Monumenten Dag. Dan zijn er in het hele land allerlei historische panden, kerken kantoren, woningen en andere gebouwen opengesteld voor het ge-interesseerde publiek.

Jaren geleden ben ik in Leeuwarden al diverse keren langs de verschillende monumenten geweest. Dat was heel interessant. Ik ben toen in verscheidene panden geweest die normaliter gesloten zijn voor het publiek. Twee jaar geleden ben ik met een vriend in Groningen-stad langs de monumenten daar geweest. Ook dat was zeer interessant en zeer de moeite waard. Vorig jaar ben ik met diezelfde vriend vanuit Groningen naar Bedum gefietst. Dat is een dorp circa 10 kilometer noordelijk van de Stad. Daar staat de Walfriduskerk. Eveneens zeer interessant. En niet alleen vanwege de zeer scheef staande tufstenen toren. Ook vanwege de heilige Walfridus die daar rond 900 AD leefde en daar tot 1594 werd aanbeden. En dit jaar besloot ik om eens in weer een andere stad rond te kijken: Zwolle.

Hierboven staan enkele foto's die ik die dag heb gemaakt.

De bovenste foto heb ik gemaakt in de Provinciezaal van het voormalige Overijsselse Provinciehuis in de Diezerstraat. Curieus: deze zaal hoort tegenwoordig bij de Openbare Bibliotheek van Zwolle en wordt gebruikt voor lezingen. En inderdaad, het interieur is door en door neogotisch. Ook curieus: de inrichting van deze provinciezaal is ge-inspireerd op de provinciezaal van Friesland in Leeuwarden in het Provinsjehus (Fries voor: Provinciehuis) aldaar aan de Tweebaksmarkt. De tweede foto is het Hopmanshuis, helemaal aan de noordwestkant van het oude stadscentrum. In de 17-e en 18-e eeuw stond dit pand trouwens buiten de stadsmuur van Zwolle, op de kade waar de handelsschepen aanlegden. Aan de achterkant kon de vracht zo vanuit het schip in het pakhuis aan de achterkant worden overgeladen. De derde foto is het spectaculaire neogotische interieur van de Onze Lieve Vrouwekerk; overduidelijk een Rooms-Katholieke kerk die in 1809 al aan de Rooms-Katholieken was teruggegeven. Deze kerk heeft een toren die zeer bekend is om zijn aparte vorm: de Peperbus. Die kun je zien op de vierde foto. Daarop zie je heel mooi de Peperbus-toren met de vlag van de Open Monumenten-dag wapperend in de wind. Op de voorgrond zie je het portaal van de Sint-Michaelskerk, met boven op dat portaal de engel Sint-Michael (de beschermheilige van Zwolle!) die de draak verslaat. Direct naast dit portaal is de Hoofdwacht met de rode luiken en de renaissancegevel te zien. Tegenwoordig zit daar de VVV in. Over hergebruik van historische ruimtes gesproken; het was het thema van deze Open Monumenten Dag! Op de vijfde foto is het vrij sobere interieur van de Sint-Michaelkerk te zien, met de fraaie donkerhouten preekstoel, de kerkbanken, de kroonluchters, en helemaal achter in het koor het enige gebrandschilderde raam van deze kerk met Sint-Michael. De zesde en laatste foto is het uitzicht vanuit de Sassenpoort over de stad, met in de verte de driebeukige Sint-Michaelskerk en verderop de Peperbus-toren van de Onze Lieve Vrouwekerk. Als je de foto's beter wilt bekijken, klik dan 1 x op de foto. Al met al was het een zeer geslaagde dag. Waar zal ik volgend jaar naar toe gaan om nog meer monumenten te bekijken?

donderdag 15 september 2011

avondsfeer



Nu eens wat anders, ge-interesseerde blogvolgers,



De bijgevoegde foto heb ik gemaakt op 1 september 2011. Dat is alweer twee weken geleden. Toen was het net wassende Maan. De zon was net onder en kleurde de hemel rood, zelfs de Maan werd daardoor een beetje gelig. Deze foto heb ik gewoon thuis vanaf mijn balkon gemaakt.


Zo zie je maar weer: voor mooie foto's hoef je helemaal niet naar ver weg gelegen landen. Het is zelfs een belangrijke tip voor beginnende fotografen: maak eerst mooie foto's in je eigen omgeving. Dan leer je al beter om je heen te kijken.

vrijdag 9 september 2011

Geslaagde dag in Zutphen




Hallo ge-interesseerde bloglezers,


Op 4 september 2011 ben ik naar Zutphen geweest. Dat is een zeer interessant en zeer historisch stadje. Gelukkig was het deze hele dag droog, in tegenstelling tot een week eerder in Amersfoort. Daarover kun je in mijn vorige blogstukje over lezen. Natuurlijk bezocht ik direct na aankomst in Zutphen het Stedelijk Museum. Dat was een interessant maar wel een beetje klein museum. Het is gevestigd in het vroegere Dominicaner klooster uit circa 1250. Vanaf de Reformatie rond 1578 werden de Dominicaner monniken het klooster en de stad uitgezet en kreeg het gebouw diverse andere functies, o.a. een Latijnse School, een kazerne en een Rijks-Landbouwschool. En sinds 1961 is het het Stedelijk Museum. Erg veel zalen heeft het museum niet, zodat er van de collectie niet veel kan worden getoond. Daarom hebben ze tegenwoordig een regelmatig wisselende tentoonstelling van topstukken uit de geschiedenis van Zutphen, zodat mensen toch een brede indruk kunnen krijgen van de geschiedenis van Zutphen door de eeuwen heen. In een kleine zijzaal was een kleine tentoonstelling over enkele bedrijven in Zutphen, zoals onder andere Reesink, de fabriek in tuingereedschappen. Daar was ook een kleine vitrine met een rieten hoedje van een bekende reclamefiguur die bij zijn werk altijd gebruik maakte van het tuingereedschap van Reesink: Hendrik Jan de Tuinman. Hij trad in de jaren 70 veel op in TV-reclames. Verder was er een vitrine met tekenspulletjes van Jo Spier, de bekende Joodse illustrator van onder andere Christelijke boeken, uitgegeven door Callenbach te Nijkerk. Daarnaast was er een vitrine over Ida Gerhard, een bekende dichteres, eveneens afkomstig uit Zutphen. Verder lag in een andere vitrine een beulszwaard; die moet ongetwijfeld van goede kwaliteit zijn geweest, want hij was gemaakt door een smid in Solingen. Kortom: een interessant museum.

Na afloop verliet ik het museum en wandelde rond in het stadscentrum van Zutphen. Net als Amersfoort staat ook het oude centrum van Zutphen vol met oude panden uit de Middeleeuwen en latere eeuwen. Zoals onder andere de Drogenapstoren, een Middeleeuwse stadspoort uit circa 1445. Ik kreeg er een Toonder-gevoel van, alsof ik ineens rondliep in het stadje Rommeldam uit de Bommel-stripverhalen. Vanaf de Drogenapstoren wandelde ik verder richting de rivier de IJssel. Vanaf deze weg had ik een prachtig uitzicht op de Walburgkerk uit circa 1250, met ervoor een restant van de Middeleeuwse stadsmuur en enkele oude huizen, met voor de Middeleeuwse stadsmuur boomgaarden. Daar heb ik de hier bijgevoegde foto gemaakt. Bij het volgende kruispunt liep ik weer een eindje de stad in, en wandelde rond de Walburgkerk. De toren is van tufsteen uit de Eifel. De rest van de Walburgkerk is gebouwd van bakstenen, in Friesland bekend als kloostermoppen. Aan de noordkant heb je het Mariaportaal, een zij-ingang in een indrukwekkende Gotische stijl. Helaas was het zondag, zodat ik de Walburgkerk niet kon bezoeken. Vooral een bijgebouw van deze kerk is voor bibliothecarissen heel interessant: de oude Middeleeuwse Librije met de grote dikke folianten die daar op lessenaars aan de ketting liggen, om te voorkomen dat ze in de Middeleeuwen gestolen werden. Dat moet dus maar een andere keer. Recht tegenover de Walburgkerk stond in de Middeleeuwen het Gravenhof. Zutphen was in de Middeleeuwen namelijk een apart graafschap geweest. Later werd Zutphen door een huwelijk met de familie van de hertog van Gelre onderdeel van het hertogdom Gelre (nu: Gelderland). Het is duidelijk een stuk Nederlandse geschiedenis waar ik vroeger op de Lagere School niks over heb geleerd. En daar zal ik niet de enige in zijn geweest. Het geschiedenisonderwijs in Nederland is helaas nogal Hollandocentrisch. Nadat ik een rondje rond de Walburgkerk had gelopen, wandelde ik verder langs de waterkant. Vanaf de kade heb je een weids uitzicht over de rivier de IJssel, de spoor- en verkeersbruggen over de rivier, en de uiterwaarden aan de overkant. Daarna wandelde ik weer de stad in en maakte veel foto's. Tot slot streek ik neer op het terras voor de Wijnhuistoren. Oorspronkelijk was dat onderdeel van de stadsherberg sinds 1420. In 1945 werd het hele complex door oorlogsgeweld zwaar beschadigd. In later jaren werd alleen de toren hersteld. Het bijbehorende wijnhuis zelf werd in 1954 in een sobere, moderne vorm herbouwd. Tegenwoordig zit er een pizzarestaurant in. Daar streek ik neer op het terras en bestelde er een pizza. Nadat ik die op had en afgerekend had, besloot ik terug te wandelen naar het station. Maar vlak bij het station gekomen, liep ik even een andere kant op, want daar zag ik ineens de Berkelpoort uit circa 1300. Dat is een van de restanten van de oude Middeleeuwse stadsmuur rond Zutphen. Het was een waterpoort. Maar deze waterpoort is niet te vergelijken met de waterpoort in Sneek, want die is mooi gerestaureerd, terwijl deze in Zutphen fraaie een sfeervolle ruine is. In het water zwommen enkele zwanen rond. Zoiets levert altijd fraaie foto's op. Daarna wandelde ik definitief terug naar het station en nam de trein naar huis.

zaterdag 3 september 2011

Regenachtige dag in Amersfoort




Hallo mede-bloggers,


Afgelopen zondag 28 augustus ben ik naar Amersfoort geweest. Ook hier kan ik het zelfde verhaal vertellen als over Grouw, Akkrum, Steenwijk en Zwolle: ik ben er vaak langs gereden per trein, onderweg naar Rotterdam of terug, en eindelijk na vele jaren ben ik daar uitgestapt en heb ik de stad bekeken.

Er was die dag helaas een minpunt: het weer wenste niet mee te werken. Ik ben tussen de regenbuien door naar het NS-station van Leeuwarden gefietst. Toen ik in Amersfoort aankwam regende het weer. Nadat de bui was overgedreven wandelde ik tussen de moderne kantoortorens langs het allereerste spoorwegstation van Amersfoort, het oude stadscentrum in, naar het Museum Flehite. Onderweg daarheen viel het me op dat er zeer veel oude pandjes en huizen binnen de grachtengordel van Amersfoort stonden. Er stonden ook zeer recent gebouwde panden en woningen in het oude stadscentrum, maar die waren van - bij wijze van spreken, bijna camouflerende - bakstenen gebouwd, zodat ze vrijwel niet stoorden in het stadsbeeld. Eveneens opvallend - in niet zo positieve zin - was de Elleboogkerk. Daar brak in 2007 brand uit waardoor bijna alle kunstwerken van Armando die daar tentoongesteld werden, verloren gingen. de kerk is nog steeds niet hersteld.

Het Museum Flehite (opgericht in 1880) bestaat uit enkele naast elkaar gebouwde woonhuizen uit ongeveer 1540, en heeft een interessante expositie over de geschiedenis van Amersfoort. Persoonlijk vond ik het ietsje minder goed als in Zwolle en Kampen, maar het was nog steeds zeer interessant. Zo hing er een enorm schilderij van Matthias Withoos uit 1671 met daarop het uitzicht op de stad Amersfoort. En zo was er een vrij kleine afdeling over het bedrijfsleven van Amersfoort. Er was een vitrine over de fabriek waar Eysenck-motoren werden gemaakt, er was ook een vitrine over de spoorwegen in Amersfoort, en er was een vitirine over de tabaksproductie in en rond Amersfoort. Voor mijzelf en mijn familie is dat laatste extra interessant. De ouders van een tante van mijn vader kwamen namelijk uit Amersfoort. En de vader van die tante kon in Rotterdam zijn vak als sigarenmaker gelijk voortzetten, in de fabriek van Louis Dobbelmann. Mocht u nu denken, Dobbelmann, dat is toch die fabriek van zeep en waspoeder? Dat klopt, dat waren de broers van Louis Dobbelmann. Op de bovenste etage - zeg maar de zolder - was een tentoonstelling over Amersfoort in de Tweede Wereldoorlog. De stad lag in de meidagen van 1940 direct achter de frontlinie. Vanaf de rivier de Rijn in het zuiden liep direct oostelijk van Amersfoort tot aan de IJsselmeerkust bij Spakenburg de Grebbelinie. Zoals bekend is daar heftig en fel gevochten tussen het Nederlandse leger en de Duitse invallers. Uiteindelijk trok het Nederlandse leger zich terug achter de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, maar tijdens die terugtrekking vond de overgave plaats op 15 mei 1940 in het dorp Rijsoord, zuidelijk van Rotterdam, dat de dag daarvoor was gebombardeerd door de Duitse Luftwaffe. Verder was er een en ander te zien over Amersfoort tijdens de bezetting, distributiebonnen, het verzet, en dergelijke. Maar er was vooral veel te zien en te lezen over het zeer beruchte concentratiekamp Amersfoort. En ook hier is er weer een link naar mijn familie. Een oom van mijn vader en echtgenoot van de al eerder genoemde tante (wier ouders uit Amersfoort kwamen) heeft daar rond 1943 gevangen gezeten (wegens illegale houtkap). Hij wist gelukkig met hulp van buitenaf te ontsnappen.

Nadat ik alles in het museum had bekeken, wilde ik de stad in. Helaas regende het buiten, zodat ik besloot een kop koffie in het museumrestaurant te nemen. Toen het droog was (en ik mijn koffie op had) verliet ik het museum. Toen maakte ik de foto die ik bij dit blogstukje heb geplaatst. Daarop zie je de rivier de Eem in de stad; helemaal achteraan het pand met de fraaie renaissancegevel is het museum Flehite te zien, en helemaal rechts de O.L. Vrouwetoren. Over die toren verderop meer. Achter mij staat de Koppelpoort.

Eerst wandelde ik naar de Koppelpoort. De poort is gebouwd rond 1425. In 1844 zou hij worden gesloopt, maar dank zij een Koninklijk Besluit in dat jaar, is het Middeleeuwse poortgebouw gered. In 1886 werd de Koppelpoort gerestaureerd door de stadsarchitect Kam en de beroemde architect Pierre Cuypers. De Koppelpoort kun je altijd zien vanuit de trein. Nu kon ik er omheen en onderdoor lopen en er veel foto's van maken. Onder deze poort door stroomt de rivier de Eem in noordelijke richting en mondt uit in het Eemmeer (ooit de Zuiderzee). In de Middeleeuwen heette die rivier een ietsje anders: de Amer. En op de plek waar nu de stad ligt, was toen een voorde, een doorwaadbare plek. Dan snap je nu waar de naam van de stad Amer-voorde vandaan komt.

Daarna wandelde ik de stad in. Op het plein voor de O.L. Vrouwetoren was een soort kinderkermis gaande. Maar daar ging mijn interesse niet naar uit. Die ging uit naar de Onze Lieve Vrouwetoren. Tot 1787 stond er ook een kerkgebouw tegenaan. In dat jaar was er een ontploffing van een voorraad buskruit die in de kerk was opgeslagen, waardoor de kerk werd verwoest. Alleen de toren staat er nog. De O.L. Vrouwentoren is gebouwd in 1460 en heeft een hoogte van 98 meter. Aan de voet van de Onze Lieve Vrouwetoren is een monument in de straat aangebracht. Want toen Napoleon in 1812 in Nederland de baas was, verordonneerde hij dat heel Nederland nauwkeurig in kaart gebracht moest worden. Als nulpunt werd de O.L. Vrouwetoren te Amersfoort genomen. Al die opmetingen vormden de basis voor het Kadaster, dat in 1832 is opgericht. Sinds circa 1970 is de O.L. Vrouwetoren niet meer het meetkundig middelpunt van Nederland. Dat is 40 jaar geleden verplaatst naar het Europese nulpunt ergens in Frankrijk, zuidelijk van Parijs.

Hierna wilde ik verder door Amersfoort wandelen. Maar helaas toen begon het weer te regenen. Ik ben nog langs de Sint Joriskerk (een opmerkelijke 3-beukige kerk die rond 1540 was voltooid) gewandeld, door de Langestraat gelopen, de 14-e eeuwse Binnenkamperpoort gepasseerd, maar het bleef aanhoudend regenen. Uiteindelijk besloot ik door de regen maar terug te keren naar het station. Toen ik daar naar binnen liep, hield het juist op met regenen. Definitief. Daarom was deze dagtocht voor mij maar half geslaagd. Hopelijk is het op een andere dag beter weer en heb ik dan meer succes.