vrijdag 17 augustus 2012

Zonnige doordeweekse dag in Harderwijk

Hallo ge-interesseerde blogvolgers,

Afgelopen vrijdag 10 augustus 2012 ben ik naar Harderwijk geweest. Neen, beslist niet voor het Dolfinarium, maar voor het Stadsmuseum aan de Donkerstraat, in het oude stadscentrum van Harderwijk. Dat museumpand kunt u zien op foto 1 hier onder aan dit blogbericht. Het is een interessant museum, opgericht in 1931 toen Harderwijk 700 jaar bestond. Daarin wordt, verspreid over verschillende zalen, aandacht besteed aan enkele belangrijke hoofdstukken uit de geschiedenis van Harderwijk. Het begon op de begane grond met een zaal over de Universiteit van Harderwijk. Ten tijde van de Republiek der 7 Provincien had elke provincie zijn eigen universiteit. Gelderland dus ook. Die was opgericht in 1648 (het jaar van de Vrede van Munster!) en sindsdien gevestigd in Harderwijk. Overigens stond deze universiteit om de een of andere reden bekend als erg goedkoop en niet geweldig goed. Wie daar had afgestudeerd, zou niet kunnen bogen op een gedegen opleiding. Dat dat heel erg meeviel, blijkt wel uit het feit dat de zeer bekende medicus Herman Boerhaave er in 1693 was afgestudeerd. En die man was toch echt niet de minste. Net zo min als de bekende gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indie Willem Daendels (in 1783), of de waterbouwkundige ingenieur Krayenhoff (1784), of de Zweedse plantkundige Carl Linnaeus (1735). Met andere woorden: met de kwaliteit van de Universiteit van Harderwijk viel het beslist mee. Hoogstens kon de universiteit geen groot salaris uitbetalen aan haar hoogleraren. Vandaar dat in de loop van haar bestaan vele professoren regelmatig werden weggekocht door andere universiteiten. Maar ook door vorsten. Zo vertrok de uitstekende professor David de Gorter in 1754 naar Rusland en werd daar de lijfarts van tsarina Elisabeth Petrovna Romanova, de dochter van Peter de Grote. De universiteit werd in 1811 in opdracht van Napoleon opgeheven, net als de universiteit van Franeker.
Op de eerste verdieping van het stadsmuseum was een zaal gewijd aan verschillende onderwerpen uit de Harderwijkse geschiedenis: de akte uit 1231 van graaf Otto II van Gelre en Zutphen, waarin hij Harderwijk zijn stadsrechten schonk. Verder was er een en ander te bekijken over Harderwijk als Hanzestad in de Middeleeuwen. En waren er een paar vitrines en informatiepanelen over de Munt in de Smeepoortstraat, waar sinds 1584 de Gelderse munten werden geslagen. Dat complex werd vanaf 1814 de kazerne waar recruten voor het KNIL in circa 6 weken tijd werden gedrild tot soldaten, waarna ze per schip naar Oost-Indie vertrokken. Daar was dus ook een vitrine over, zoals te zien is op foto 2, met ernaast een groot, gedeeltelijk verroest tinnen bord aan de muur om recuten te werven. Daarop zie je zo'n koloniaal op een Fongersfiets (uit Groningen!) in Nederlandsch Indie rondfietsen. Meestal was het handgeld van 200 gulden een uitstekend lokkertje. De aanwezigheid van het Koloniaal Depot (zie foto 3) gaf Harderwijk in geheel Europa een slechte naam (het Gootgat van Europa), want deze kazerne fungeerde ongeveer hetzelfde als het Franse Vreemdelingenlegioen. Alle tuig, criminelen, huurlingen en ander ongewenst gespuis kon zich daar melden voor dienst in het KNIL. En dat handgeld wat die recruten ontvingen, konden ze gelijk spenderen in de kroegen en bordelen in de stad. En dan waren er nog een paar vitrines over het Belgische interneringskamp waar gedurende de Eerste Wereldoorlog circa 15.000 Belgische militairen werden geplaatst. En tot slot was er een afdeling over het boerendorp Hierden, gelegen noordoostelijk van Harderwijk. De zolderetage van het museum was helemaal gewijd aan de visserij in de 19-e en begin 20-e eeuw. Dat was een zeer belangrijke economische factor voor het stadje aan de Zuiderzeekust. Vandaar dat de plaatselijke visser, ondernemer en politicus Eibert den Herder heftig ageerde tegen de aanleg van de Afsluitdijk in de jaren 20. Uiteindelijk was die afsluiting niet tegen te houden; daarom heeft hij vervolgens van alles verzameld over de visserij en heeft hij vele schilderijen gemaakt van de vele soorten vissersschepen die op de Zuiderzee rondvoeren om nog iets van die verdwijnende wereld in beeld te brengen. Die schilderijen hingen daar op zolder tentoongesteld, tussen de vele visnetten en andere vissersspullen in. Aan Eibert den Herder was ook de oprichting van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen te danken. In een aparte vleugel achter het museumpand was nog een expositiezaal, waarin dit jaar extra aandacht werd besteed aan het Koloniaal Depot in de kazerne aan de Smeepoortstraat. In verschillende vitrines zag je uniformen en sabels zoals de KNIL-militairen die droegen. In andere vitrines lagen documenten en foto's uitgespreid van en over de KNIL-soldaten. Verder hingen er enkele informatieve tekstborden waarop werd geciteerd uit brieven van de brave Harderwijkse strenggelovige Protestants-Christelijke burgers die gedurende de 19-e eeuw regelmatig zeer onaangenaam werden geconfronteerd met het liederlijke gedrag (dronkenschap, gevloek, nachtelijke vechtpartijen, hoerenloperij) van de KNIL-soldaten in opleiding. Dat waren in de begintijd soldaten uit de Napoleontische legers, later allerlei tuig uit de omringende landen. De Harderwijkse gemeenteraad verkeerde daarmee wel in een spagaat, want de aanwezigheid van al die militairen bracht niet alleen maar problemen, maar ook geld in het laatje van de vele kroegen en bordelen. De gemeenteraad antwoordde daarom regelmatig per brief dat de brave burgers het maar over zich heen moesten laten komen. In 1909 werd het Koloniaal Depot overgeplaatst naar Nijmegen. Daarmee kwam er een eind aan de KNIL-periode van Harderwijk. Aan het eind van de route door het museum, kwam ik in een zaaltje met moderne kunst aan de wanden. Dat had mijn interesse niet bepaald. Behalve een schilderij. Dat was een groepsportret van de Regenten van het Burgerweeshuis van Harderwijk. Een van die regenten was een zekere Willem Sederel, directeur van de plaatselijke Rabobank. Dat is curieus! Mijn oma van mijn moederskant heette ook Sederel. Deze man was dus familie! De achternaam Sederel komt zeer weinig voor; zo weinig, dat iedereen met deze achternaam familie van elkaar is. Ook curieus: in de museumwinkel zag ik een boek liggen over het sanatorium Sonnevanck, gelegen in de bossen bij Harderwijk. Daar hebben verschillende familieleden van mij rond 1918 gekuurd vanwege TBC. Nu is het gebouwencomplex omgevormd tot een verzorgingstehuis.

Nadat ik het hele museum had bekeken, maakte ik een wandeling door het historische stadscentrum. Op het kerkplein zocht ik een restaurant op, waar ik een kop koffie nam. Daarna wandelde ik verder, langs de voormalige KNIL-kazerne in de Smeepoortstraat (wat nu is omgebouwd tot een complex woningen, zoals te zien is op foto 3), en langs de buitenkant van de Middeleeuwse stadsmuur. Vanaf dat wandelpad had ik een weids uitzicht over het Veluwemeer met in de verte de Flevopolder met zijn vele reuzachtige windmolens, zoals u kunt zien op foto 5. Dat pad kwam uit bij de Vispoort (zie foto 6) met daar tegenover het grote complex van het Dolfinarium (in 1965 opgericht door Frits den Herder, zoon van Eibert den Herder) met ervoor een volledig volstaand parkeerterrein. Daarna wandelde ik terug, de stad weer in, langs het voormalige Kantongerecht het Marktplein op, waar onder andere het voormalige gemeentehuis (waar nu een muziekschool in zit, zie foto 7) staat. Vervolgens liep ik door het Hortuspark (ooit onderdeel geweest van de Universiteit van Harderwijk) en langs het Linnaeustorentje, waar in een nis een borstbeeld van de eerder genoemde Zweedse plantkundige Linnaeus stond. Er vrijwel naast staat de Openbare Bibliotheek van Harderwijk, zoals u kunt zien op foto 4. Is dat misschien de voortzetting van de universiteitsbibliotheek uit de tijd van de Republiek? Daarna wandelde ik nog langs het Fraterhuis van de Broeders des Gemeenen Levens. Zij waren afkomstig uit Windesheim, Zwolle en Deventer, waar ik over heb geblogd op 27 november 2011, toen in Zwolle speciale tentoonstellingen werden gehouden over de Moderne Devotie. Daarna wandelde ik verder langs de Vanghenpoort; dat was in de Middeleeuwen een gevangenis, in later eeuwen een gaarkeuken, maar tegenwoordig een woonhuis, ingebouwd in een restant van de oude stadsmuur. Tot slot zocht ik een restaurant op het Marktplein op voor een maaltijd. Nadat ik die op had, wandelde ik op mijn gemak terug naar het NS-station en nam de trein terug naar Leeuwarden, terug naar huis.







2 opmerkingen:

  1. Man, man, man... Je verhalen worden steeds langer en uitgebreider! Geweldig gedaan weer.
    Mooie foto's ook!
    Ik kijk al weer uit naar het volgende!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. En dan te bedenken dat ik me nog probeer in te houden. Anders waren het allang complete boekwerken geworden. Opm. HGVO.

      Verwijderen