donderdag 30 augustus 2012

kort lesje godsdienstgeschiedenis

Hallo ge-interesseerde bloglezers,

Ik werd kort geleden door een collega gewezen op een fout in mijn blogstukje over Workum dat ik op 14 augustus 2012 had geplaatst. Volgens haar was de Sint Gertrudiskerk in Workum nooit een Gereformeerde kerk geweest. Daarbij doelde ze op de Gereformeerde kerk zoals wij die kennen sinds 1892, toen de Afgescheidenen sinds 1834 en de Dolerenden sinds 1886 met elkaar samengingen en zich Gereformeerde kerk noemden. Daar had ze gelijk in.

Toch had ik ook wel degelijk gelijk. Om dat uit te leggen, moeten we verder in het verleden terug, namelijk naar het jaar 1572. Nadat de Watergeuzen in dat jaar Den Briel hadden veroverd, kwamen de Nederlanden opnieuw in opstand, en deze keer met succes, en definitief. De Spaanse legers konden de opstand niet meer dempen. In Holland werden de Rooms-Katholieke kerken in beslag genomen door de Protestanten en werden alle heiligenbeelden en altaren met hun complete santekraam definitief uit de kerken verwijderd. In 1566 had er met de eerste opstand wel een beeldenstorm plaatsgevonden, maar stapte men nog niet over op het Protestantse geloof. Dat gebeurde wel vanaf 1572 in Holland, Zeeland en Vlaanderen. Maar in Friesland - en dus ook in Workum - gebeurde er nog niets; daar begon de Reformatie pas in 1580. Ook in de andere provincien en steden begon de Reformatie op latere tijdstippen dan 1572.

Blijkbaar was het voor de Protestanten in 1572 nog volstrekt onduidelijk hoe de nieuwe Protestants-Christelijke geloofsleer er precies uitzag. Daarom vond in 1574 de eerste Dortse Synode plaats. Daar werden de eerste geloofsbeginselen, artikelen en dogma's en de belijdenis van het Protestants-Christelijke geloof vastgelegd. Blijkbaar was dat nog niet voldoende. Daarom vond in 1578 de tweede Dortse Synode plaats. Sindsdien kreeg de Protestantse kerk in de opstandige Republiek de naam Nederduits Gereformeerde Kerk. In 1579 werd de Unie van Utrecht getekend door de opstandige provincien. Dat verdrag regelde een aantal praktische zaken op het terrein van bestuur, financien, verdediging en geloof. In 1581 werd het Placcaet van Verlatinghe door de Staten Generaal uitgevaardigd. Dat kun je rustig beschouwen als onze nationale onafhankelijkheidsverklaring; vanaf dat moment verklaarde de Republiek zich onafhankelijk van Spanje. Daarmee veranderde het conflict van een opstand in een oorlog tussen twee staten.
In 1584 veroverden de Spanjaarden geheel Vlaanderen op de opstandige Protestanten. In 1585 vond de Val van Antwerpen plaats. Dat jaar is zeer belangrijk. Vanaf dat moment begon de definitieve scheiding tussen noord en zuid en gingen de opstandige noordelijke provincien hun eigen weg, terwijl de zuidelijke provincien terugkeerden onder het Spaanse bewind. Nadien vluchtten veel Vlamingen - waaronder de in Brugge geboren theoloog Gomarus - en ook veel Franstalige Walen (!) naar Holland, naar Haarlem, Leiden, Amsterdam, Delft, Rotterdam, Den Haag en andere steden in de Republiek.
Maar rond 1608 brak er een theologische ruzie uit tussen de theologische hoogleraren Gomarus en Arminius (geboren in Oudewater). Hun ruzie liep zo hoog op dat het bijna uitliep op een burgeroorlog in de Republiek. Uiteindelijk werd in 1618 de derde Dortse Synode bijeengeroepen om een beslissing te forceren in deze theologische ruzie. Eigenlijk was het meer een showproces waar de Arminianen (de Rekkelijken, tegenwoordig bekend als de Remonstranten) werden veroordeeld en de Gomaristen (de Preciezen) hun gelijk kregen. Prins Maurits koos partij voor de Gomaristen, maar dat was eigenlijk alleen maar om machtspolitieke redenen en beslist niet om godsdienstige redenen. Daarna rekende prins Maurits via showprocessen af met Johan van Oldenbarnevelt (onthoofd), Hugo de Groot (gevangengezet op slot Loevestein), en nog een aantal anderen, die of gevangen gezet of verbannen werden.
Tevens werd op de derde Dortse Synode door de Staten Generaal beslist dat er een zorvuldige en nauwkeurige vertaling van de Bijbel in het Nederlands moest komen. Die kennen wij sindsdien als de Statenvertaling. Verder werden de Dortse Leerregels vastgesteld en nog een aantal beslissingen over de geloofsleer genomen. Daarmee werd definitief duidelijk hoe het Nederduits Gereformeerde geloof er uit moest zien.
In de loop der eeuwen is het begrip "Nederduits" weggevallen en bleef alleen de aanduiding Gereformeerd over. Overigens werd de Gereformeerde kerk in de Republiek geen staatskerk, zoals in Engeland of in de Scandinavische koninkrijken. Het werd wel een overheersende meerderheidskerk, maar ze moest wel verschillende minderheidskerkjes naast zich dulden, zoals de Remonstrantse, de Doopsgezinde, de Lutherse, en de Waalse Kerken.

In 1789 vond in Frankrijk de Franse Revolutie plaats. Koning Lodewijk XVI werd in zijn macht beperkt met een grondwet. Natuurlijk waren de conservatieve vorsten in de omringende landen daar niet blij mee; zij zagen hun eigen positie bedreigd. Daarom werd het oorlog tussen de Franse Republiek en zijn omringende vijanden. In 1795 werd de Republiek der Nederlanden veroverd door de Franse revolutionaire troepen. Er begon een periode van wisselende pro-Franse regiems (Bataafsche Republiek, Koninkrijk Holland, geannexeerd en bij de Franse Republiek gevoegd), totdat Napoleon - na zijn mislukte veldtocht tegen Rusland - in 1814 werd verslagen. In 1815 werd Napoleon bij Waterloo definitief verslagen. Daarna ontstond het (Verenigd) Koninkrijk der Nederlanden onder leiding van Koning Willem I, ook wel bekend onder zijn bijnamen Kanalenkoning, of Koning Koopman. Koning Willem I bouwde Nederland om tot een gecentraliseerd koninkrijk met een staatskerk. Daarvoor ontwierp Koning Willem I een geheel nieuw reglement voor de Nederlands Hervormde Kerk, dat werd uitgevaardigd in 1816. Toen pas kwam die naam erin. De geloofsleer was opvallend soepel. En dat ging problemen geven in de nabije toekomst. Want veel mensen hadden toch wel problemen met die veel te soepele geloofsleer. Vandaar dat in 1834 onder leiding van dominee De Cock in Ulrum de Afscheiding begon. Daar was koning Willem I absoluut niet blij mee. Vooral niet toen de Afgescheidenen zich Gereformeerden wilden noemen; zij wilden daarmee demonstreren dat ze terug wilden naar de Dortse Leerregels van 1618. Dat was voor Koning Willem I een afgesloten hoofdstuk, een stuk voltooid verleden tijd, een stuk geschiedenis. Koning Willem I vond dat die naam niet terug mocht komen. Daarom mochten ze zich wel Afgescheidenen noemen, maar beslist niet Gereformeerden. Daarnaast was Koning Willem I bezig met pogingen om de Belgische opstand neer te slaan. Daarom voelde hij deze Afscheiding als een dolkstoot in zijn rug. Onder andere daarom liet hij hen vervolgen. Het hielp allemaal niet. In 1839 moest Koning Willem I de onafhankelijkheid van Belgie erkennen (zeg maar: de tweede scheiding tussen Belgie en Nederland, na 1585). In 1840 hield hij het voor gezien en trad af. Zijn zoon Willem II volgde hem op en liet de vervolging van de Afgescheidenen doorgaan. Pas met de Grondwet van Thorbecke in 1848 kwam er godsdienstvrijheid in Nederland. Maar toen hadden veel Afgescheidenen al lang schoon genoeg van de onderdrukking en waren in 1847 onder leiding van hun dominees H.P. Scholte en Van Raalte naar Amerika vertrokken.
In 1886 was er weer een kerkscheuring in de Nederlands Hervormde Kerk. Deze werd bekend onder de naam de Doleantie en werd uitgevoerd door Abraham Kuyper, de latere politicus en premier. In 1892 gingen de Afgescheidenen en de Dolerenden onder leiding van Abraham Kuyper samen op in de nieuwe Gereformeerde Kerk. Daarmee kreeg de Gereformeerde zuil vorm, naast de Nederlands Hervormde zuil, de Rooms-Katholieke zuil, de Socialistische zuil en de Liberale zuil. Tevens zagen de Gereformeerde gelovigen zich als de voortzetters van de oorspronkelijke Nederduits Gereformeerde kerk sinds de Dortse Synode van 1618.

Zo is het gekomen dat de Gertrudiskerk in Workum van 1580 wel degelijk een Nederduits Gereformeerde kerk is geweest, maar pas vanaf 1816 een Nederlands Hervormde kerk was geworden.

Denk er wel aan dat ik me met dit lesje kerkgeschiedenis heel erg beperkt heb; er valt namelijk nog veel meer over te vertellen, zoveel meer dat dit stukje anders wel 4 keer zo lang (of nog langer) zou zijn geworden.

Nog een laatste opmerking: kennis van de Nederlandse godsdienstgeschiedenis komt je beslist van pas bij eventueel stamboomonderzoek. Het geeft kleur aan een familiegeschiedenis. Toen ik sinds vele jaren met mijn eigen stamboomonderzoek bezig was, stuitte ik ook op al die verschillende kerken, zonder dat ik daar direct een duidelijk beeld bij had. Door die hele godsdienstgeschiedenis uit te zoeken is me dat sindsdien stukken duidelijker geworden.

zondag 26 augustus 2012

Op de fiets naar Eernewoude

Hallo ge-interesseerde bloglezers,

Op 23 augustus 2012 stapte ik op mijn fiets en ging op weg naar Eernewoude. Daar staat tegenwoordig het Landbouwmuseum. Dat had mijn interesse. Onderweg fietste ik door Goutum, Warga en Wartena. Onderweg genoot ik van het prachtige zonnige weer en het weidse uitzicht over de Friese weiden met erboven spectaculaire wolkenpartijen. Zie de eerste foto onder aan dit blogbericht; die heb ik bij Wartena gemaakt. In Wartena nam ik het pontje vanuit de jachthaven via de Rogsloot en de Langesloot naar de overkant van het kanalenkruispunt met het Prinses Margrietkanaal, richting Eernewoude. Vanaf de steiger in de Langesloot nam ik foto 2 van het pontje dat op dat moment weer terugvoer naar Wartena. Op die foto zie je in de verte de verkeersbrug bij Wartena. Op die foto kun je ook zien dat de Langesloot eerder de breedte heeft van een kanaal. Daarna fietste ik verder naar Eernewoude. Aan mijn rechterkant had ik uitzicht op het Langesloot-kanaal, met aan de overkant de met veel bomen en struiken begroeide vroegere vuilstortplaats van Leeuwarden. Aan mijn linkerhand had ik uitzicht over weilanden en veengebieden. In het oude dorp Eernewoude aangekomen, ontmoette ik plotseling een collega. Die vroeg mij verbaasd wat ik op de fiets helemaal in Eernewoude moest. Ik antwoordde hem dat ik onderweg was naar het Landbouwmuseum. Ik vroeg hem wat hij hier deed. Hij was daar in zijn functie van bibliothecaris op de bibliobus (voor zover die nog niet was wegbezuinigd). Na een kort praatje namen we afscheid en fietste ik door naar het volgende pontje. Terwijl ik wachtte op het tweede pontje, maakte ik de 3-e foto van het museumcomplex aan de overkant. Dit tweede pontje bracht mij van het dorpscentrum naar het Landbouwmuseum aan de overkant.

Het Landbouwmuseum zit sinds een aantal jaren in Eernewoude. Voordien was het gevestigd in Exmorra. Rond 2007-2008 is het verhuisd naar Eernewoude. Daar is het gevestigd in een groot pand (zoals te zien op foto 3)  met meer ruimte dan in het gebouw in Exmorra. Dit museum gaat over de eeuwenlange geschiedenis van de landbouw in Friesland.
In de terpentijd werd er voornamelijk veeteelt bedreven. Akkerbouw gaat nu eenmaal moeilijk als de akkers dagelijks bij vloed onder zout (!) water lopen. Pas vanaf ongeveer het jaar 1000 worden de eerste dijken aangelegd. En pas dan wordt voor het eerst akkerbouw bedreven. Al zal dat niet de meest overheersende sector worden in Friesland. Het bleef bij veeteelt. En als gevolg daarvan kwam de zuivelproductie tot ontwikkeling. Zo zag je in het museum de vele gereedschappen (karntonnen, kaaskuipen en kaaspersen, etc.) waarmee boter en kaas werden gemaakt. Dat was eeuwenlang vrouwenwerk. Terwijl de boer op het land aan het werk was, werkte de vrouw thuis in de zuivelkelder, en kon zo makkelijk een oogje houden op de kinderen in huis of op het erf. Werken en zorgen voor de kinderen was voor vrouwen toen makkelijker te combineren dan tegenwoordig. Vooral in de 19-e eeuw werd er zeer veel boter naar Engeland ge-exporteerd. Alleen, het succes daarvan maakte de Friese boeren en boerinnen lui. Zo kon het gebeuren dat de Friese agrarische sector werd voorbijgestreefd door Denemarken, waar men zijn zaakjes beter voor elkaar had en de zuivelproductie al had gemoderniseerd en ge-industrialiseerd. Nadat een Nederlandse zuivelcommissie een studiereis naar Denemarken had gemaakt, krabbelde de zuivelsector in Friesland weer op. Ondertussen tekende zich nog een crisis in de landbouw af: Na de Amerikaanse Burgeroorlog werd er in de USA gigantische hoeveelheden goedkoop graan geproduceerd. Dat was zo goedkoop, dat de Friese boeren (en ook de boeren elders in Nederland en in de andere Europese landen) daar niet tegen op konden produceren. Vele boeren gingen failliet en veel arbeiders werden werkloos. De regering in Den Haag deed niets om deze crisis te bestrijden, helemaal niets. Een aantal arbeiders emigreerden naar Amerika in de hoop daar betere omstandigheden te treffen. Een aantal anderen bleven in Nederland maar trokken naar de grote havensteden, zoals Amsterdam en vooral Rotterdam. De Rotterdamse haven groeide sinds circa 1870 explosief en om al die vrachtschepen te laden of te lossen, waren veel arbeidskrachten nodig. Zo werd een nadeel voor veel boerenarbeiders toch nog een voordeel.
Om de 19-e eeuwse landbouwcrisis te bestrijden, begonnen de Friese boeren rond 1877-1880 landbouwco-operaties op te richten. Zo verrees in 1878 de stoomzuivelfabriek Freia in Veenwouden (die in 1991 zorgvuldig werd afgebroken en steen voor steen werd heropgebouwd in het Openluchtmuseum te Arnhem). Nadien verrezen verspreid over heel Friesland vele tientallen zuivelfabrieken. Het zorgde voor een wederopbloei van de Friese landbouwsector. In de jaren 20 begon aarzelend de mechanisatie van de landbouw, al zette dat nog bepaald niet door. Pas met de Marshallhulp na de Tweede Wereldoorlog kwam de mechanisatie van de landbouw pas goed op gang. In de jaren 80 werd dit gevolgd door de automatisering in de veeteelt. In 1983 werd de eerste melkrobot ontwikkeld door studenten van de Praktijkschool in Oenkerk. Dat prototype is in de afgelopen decennia verder ontwikkeld. Sinds 2010 staat deze melkrobot in het Landbouwmuseum; dit apparaat is te zien op foto 4.
Al met al een interessant stukje economische geschiedenis, waar je meestal opvallend weinig over hoort of leest, maar wat eigenlijk buitengewoon belangrijk is geweest. En nog steeds is.

De tentoonstelling in het Landbouwmuseum begon met een film over de Friese landbouw, gepresenteerd door Freerk Smink, aangekleed met veel maffe fratsen; hij weet het allemaal komisch te presenteren. Ik ken hem ook van de filmpjes van de Canon van de Friese geschiedenis, gepresenteerd door de Omrop Fryslan. Ook daarin vertelt hij op zijn zeer eigen komische manier over allerlei gebeurtenissen uit de Friese geschiedenis. Maar dat terzijde. Daarna kwam op de expositie de veeteelt, de zuivelproductie, de akkerbouw (vlas, aardappels, chicorei, hooi, graan, etc.), de hooitijd (de Ungetiid) en de industrialisatie (de vele co-operatieve zuivelfabriekjes, de Frico, de Condensfabriek) aan de orde. Al met al vond ik het een interessant museum. Wat me ook opviel, was dat alle informatieborden en -panelen tweetalig waren: Nederlands en Fries.

In een andere zaal, naast het Landbouwmuseum was het bezoekerscentrum De Alde Feanen ondergebracht. Nu ik er toch was, besloot ik dat ook te bekijken. Daar was van alles te zien over het natuurgebied De Alde Feanen dat rond Eernewoude ligt, met tekst en uitleg over de turfwinning sinds de 18-e eeuw (met als gevolg daarvan de vele petgaten), en verder veel informatie over de vele dieren en planten die daar in de Alde Feanen voorkomen, etc. Daar maakte ik foto 5.

Na afloop liep ik naar het restaurant dat in hetzelfde gebouw was ondergebracht, voor een kop koffie met gebak. Nadat ik had afgerekend, stapte ik weer op de fiets en keerde terug naar Leeuwarden.





woensdag 22 augustus 2012

Verkiezingen en onaangename associaties

Hallo bloglezers,

De verkiezingen komen er aan. Op 12 september 2012 moeten we weer naar de stembus. Eh nee. We mogen, want de in 1917 ingevoerde stemplicht is in 1970 afgeschaft; sindsdien heeft de Nederlandse burger stemrecht. Het zou anders wel goed zijn als die stemplicht weer terug kwam. Dan was de volksvertegenwoordiging in de Tweede Kamer een veel nauwkeuriger afspiegeling van het Nederlandse Volk dan nu.

Momenteel gaat de verkiezingsrace vooral tussen Rutte en Roemer. In Rutte (de VVD-kloon van Hendrikus Colijn) heb ik geen enkel vertrouwen; daar blogde ik al over op  9 augustus 2012. Daarin verwees ik ook naar de Britse econoom John Maynard Keynes. Over hem stond in het Historisch Nieuwsblad van maart 2012 een heel artikel waarin kort zijn leven werd beschreven plus zijn kijk op hoe economische crissisen hoorden en (ook nu nog) horen te worden opgelost. Dat was ik bij het blogbericht van 9 augustus 2012 vergeten te vermelden.

Van Geert Wilders horen we nu nog niet zo veel. Misschien komt dat nog. Maar als ik hem zie, krijg ik telkens onplezierige associaties met Rost van Tonningen, de beruchte tweede man van de NSB.

Geert Wilders heeft zijn donkere haar geblondeerd. Wil hij op die manier voor Arier met blond haar en blauwe ogen doorgaan? De grootmoeder van Geert Wilders' moederskant is geboren in Nederlandsch Indie. Er is het een en ander aan de hand met die familie. Maar daar vertelt Geert Wilders natuurlijk niks over. Gelukkig zijn er journalisten zoals een zekere Lizzie van Leeuwen die dat alsnog uitzoeken. Zij heeft dat uitgezocht en erover gepubliceerd in het Weekblad De Groene Amsterdammer van begin september 2009.

Meinoud Marinus Rost van Tonningen (1894-1945) is ook geboren in Nederlands Indie. Zijn vader Marinus Bernardus Rost van Tonningen (1852-1927) was generaal in het KNIL, en dus een belangrijke officier onder gouverneur-generaal Van Heutz. Na de dood van Van Heutz heeft generaal Rost van Tonningen nog geld ingezameld voor het Van Heutz-monument dat in 1935 in Amsterdam werd onthuld en dat in 1967 werd opgeblazen door actievoerders. Tegenwoordig heet het heel neutraal het Monument Indie-Nederland.
Toen Anton Mussert halverwege de jaren 30 op verkiezingsbezoek in Nederlandsch-Indie was, werd hij daar overweldigd door de enorme belangstelling voor hem en zijn ideologie. Dat was opvallend groter dan in Nederland. Gouverneur-generaal De Jonge ontving hem zelfs heel officieel twee keren op diens paleis in Batavia. Zoiets was Mussert in Nederland nog nooit overkomen. Het zou hem in later jaren ook in Nederland nooit overkomen. Overigens waren de Nederlanders in hun thuisland opvallend minder racistisch dan de Nederlanders in de kolonie in de oost. Heel opmerkelijk. Het zou tijdens de bezetting leiden tot een richtingenstrijd binnen de NSB: Mussert voor de Italiaanse Fascistische variant, tegenover Rost van Tonningen voor de racistische en antisemitische NAZI-variant. Zoveel eenheid was er dus niet binnen de NSB.
Tijdens de bezetting van Nederland door de Duitsers, wilde Rost van Tonningen lid worden van de SS. Maar ja, daarvoor moest hij wel een raszuivere Arische edelgermaanse afstamming kunnen aantonen. En hij kon op dat moment niet eventjes heen en weer naar Nederlandsch-Indie voor stamboomonderzoek in de archieven aldaar. Geen wonder dat er al snel allerlei roddels en verhalen rondgingen over Javaans bloed in zijn familie. Het kon nog erger: Zijn vader, generaal Rost van Tonningen was geboren op Curacao. Zou er sprake kunnen zijn van negerbloed in de familie? Dan kon Rost van Tonningen zijn lidmaatschap van de SS wel definitief vergeten.

Een ander zijpad: Tijdens de bezetting was Rost van Tonningen directeur van De Nederlandsche Bank. In die hoedanigheid heeft hij nooit geijverd voor afschaffing van de gulden en vervanging door de Duitse Reichsmark. Wat hebben de huidige politici in de jaren voorafgaand aan de introductie van de Euro in 2002 ook al weer beslist en gedaan? Ik vind dit - het verkwanselen van de sterke gulden - een vorm van landverraad.

Over Rost van Tonningen is precies 100 jaar na zijn geboorte door David Barnouw (medewerker van het RIOD, ehh, tegenwoordig NIOD geheten) een biografie geschreven. Alle gegevens over Rost van Tonningen die ik hierboven heb vermeld, heb ik uit dit boek gehaald. Dit zijn de titelgegevens:

Barnouw, David :  Rost van Tonningen : fout tot het bittere eind / David Barnouw . - Zutphen : Walburg Pers , 1994 . - 152 p. : foto's ; 23 cm. - Met lit.opg en reg. - SISO 358.82 . - ISBN 90-6011-875-8

Ik hoop dat ik jullie - mijn bloglezers - hiermee flink aan het denken heb gezet.

vrijdag 17 augustus 2012

Zonnige doordeweekse dag in Harderwijk

Hallo ge-interesseerde blogvolgers,

Afgelopen vrijdag 10 augustus 2012 ben ik naar Harderwijk geweest. Neen, beslist niet voor het Dolfinarium, maar voor het Stadsmuseum aan de Donkerstraat, in het oude stadscentrum van Harderwijk. Dat museumpand kunt u zien op foto 1 hier onder aan dit blogbericht. Het is een interessant museum, opgericht in 1931 toen Harderwijk 700 jaar bestond. Daarin wordt, verspreid over verschillende zalen, aandacht besteed aan enkele belangrijke hoofdstukken uit de geschiedenis van Harderwijk. Het begon op de begane grond met een zaal over de Universiteit van Harderwijk. Ten tijde van de Republiek der 7 Provincien had elke provincie zijn eigen universiteit. Gelderland dus ook. Die was opgericht in 1648 (het jaar van de Vrede van Munster!) en sindsdien gevestigd in Harderwijk. Overigens stond deze universiteit om de een of andere reden bekend als erg goedkoop en niet geweldig goed. Wie daar had afgestudeerd, zou niet kunnen bogen op een gedegen opleiding. Dat dat heel erg meeviel, blijkt wel uit het feit dat de zeer bekende medicus Herman Boerhaave er in 1693 was afgestudeerd. En die man was toch echt niet de minste. Net zo min als de bekende gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indie Willem Daendels (in 1783), of de waterbouwkundige ingenieur Krayenhoff (1784), of de Zweedse plantkundige Carl Linnaeus (1735). Met andere woorden: met de kwaliteit van de Universiteit van Harderwijk viel het beslist mee. Hoogstens kon de universiteit geen groot salaris uitbetalen aan haar hoogleraren. Vandaar dat in de loop van haar bestaan vele professoren regelmatig werden weggekocht door andere universiteiten. Maar ook door vorsten. Zo vertrok de uitstekende professor David de Gorter in 1754 naar Rusland en werd daar de lijfarts van tsarina Elisabeth Petrovna Romanova, de dochter van Peter de Grote. De universiteit werd in 1811 in opdracht van Napoleon opgeheven, net als de universiteit van Franeker.
Op de eerste verdieping van het stadsmuseum was een zaal gewijd aan verschillende onderwerpen uit de Harderwijkse geschiedenis: de akte uit 1231 van graaf Otto II van Gelre en Zutphen, waarin hij Harderwijk zijn stadsrechten schonk. Verder was er een en ander te bekijken over Harderwijk als Hanzestad in de Middeleeuwen. En waren er een paar vitrines en informatiepanelen over de Munt in de Smeepoortstraat, waar sinds 1584 de Gelderse munten werden geslagen. Dat complex werd vanaf 1814 de kazerne waar recruten voor het KNIL in circa 6 weken tijd werden gedrild tot soldaten, waarna ze per schip naar Oost-Indie vertrokken. Daar was dus ook een vitrine over, zoals te zien is op foto 2, met ernaast een groot, gedeeltelijk verroest tinnen bord aan de muur om recuten te werven. Daarop zie je zo'n koloniaal op een Fongersfiets (uit Groningen!) in Nederlandsch Indie rondfietsen. Meestal was het handgeld van 200 gulden een uitstekend lokkertje. De aanwezigheid van het Koloniaal Depot (zie foto 3) gaf Harderwijk in geheel Europa een slechte naam (het Gootgat van Europa), want deze kazerne fungeerde ongeveer hetzelfde als het Franse Vreemdelingenlegioen. Alle tuig, criminelen, huurlingen en ander ongewenst gespuis kon zich daar melden voor dienst in het KNIL. En dat handgeld wat die recruten ontvingen, konden ze gelijk spenderen in de kroegen en bordelen in de stad. En dan waren er nog een paar vitrines over het Belgische interneringskamp waar gedurende de Eerste Wereldoorlog circa 15.000 Belgische militairen werden geplaatst. En tot slot was er een afdeling over het boerendorp Hierden, gelegen noordoostelijk van Harderwijk. De zolderetage van het museum was helemaal gewijd aan de visserij in de 19-e en begin 20-e eeuw. Dat was een zeer belangrijke economische factor voor het stadje aan de Zuiderzeekust. Vandaar dat de plaatselijke visser, ondernemer en politicus Eibert den Herder heftig ageerde tegen de aanleg van de Afsluitdijk in de jaren 20. Uiteindelijk was die afsluiting niet tegen te houden; daarom heeft hij vervolgens van alles verzameld over de visserij en heeft hij vele schilderijen gemaakt van de vele soorten vissersschepen die op de Zuiderzee rondvoeren om nog iets van die verdwijnende wereld in beeld te brengen. Die schilderijen hingen daar op zolder tentoongesteld, tussen de vele visnetten en andere vissersspullen in. Aan Eibert den Herder was ook de oprichting van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen te danken. In een aparte vleugel achter het museumpand was nog een expositiezaal, waarin dit jaar extra aandacht werd besteed aan het Koloniaal Depot in de kazerne aan de Smeepoortstraat. In verschillende vitrines zag je uniformen en sabels zoals de KNIL-militairen die droegen. In andere vitrines lagen documenten en foto's uitgespreid van en over de KNIL-soldaten. Verder hingen er enkele informatieve tekstborden waarop werd geciteerd uit brieven van de brave Harderwijkse strenggelovige Protestants-Christelijke burgers die gedurende de 19-e eeuw regelmatig zeer onaangenaam werden geconfronteerd met het liederlijke gedrag (dronkenschap, gevloek, nachtelijke vechtpartijen, hoerenloperij) van de KNIL-soldaten in opleiding. Dat waren in de begintijd soldaten uit de Napoleontische legers, later allerlei tuig uit de omringende landen. De Harderwijkse gemeenteraad verkeerde daarmee wel in een spagaat, want de aanwezigheid van al die militairen bracht niet alleen maar problemen, maar ook geld in het laatje van de vele kroegen en bordelen. De gemeenteraad antwoordde daarom regelmatig per brief dat de brave burgers het maar over zich heen moesten laten komen. In 1909 werd het Koloniaal Depot overgeplaatst naar Nijmegen. Daarmee kwam er een eind aan de KNIL-periode van Harderwijk. Aan het eind van de route door het museum, kwam ik in een zaaltje met moderne kunst aan de wanden. Dat had mijn interesse niet bepaald. Behalve een schilderij. Dat was een groepsportret van de Regenten van het Burgerweeshuis van Harderwijk. Een van die regenten was een zekere Willem Sederel, directeur van de plaatselijke Rabobank. Dat is curieus! Mijn oma van mijn moederskant heette ook Sederel. Deze man was dus familie! De achternaam Sederel komt zeer weinig voor; zo weinig, dat iedereen met deze achternaam familie van elkaar is. Ook curieus: in de museumwinkel zag ik een boek liggen over het sanatorium Sonnevanck, gelegen in de bossen bij Harderwijk. Daar hebben verschillende familieleden van mij rond 1918 gekuurd vanwege TBC. Nu is het gebouwencomplex omgevormd tot een verzorgingstehuis.

Nadat ik het hele museum had bekeken, maakte ik een wandeling door het historische stadscentrum. Op het kerkplein zocht ik een restaurant op, waar ik een kop koffie nam. Daarna wandelde ik verder, langs de voormalige KNIL-kazerne in de Smeepoortstraat (wat nu is omgebouwd tot een complex woningen, zoals te zien is op foto 3), en langs de buitenkant van de Middeleeuwse stadsmuur. Vanaf dat wandelpad had ik een weids uitzicht over het Veluwemeer met in de verte de Flevopolder met zijn vele reuzachtige windmolens, zoals u kunt zien op foto 5. Dat pad kwam uit bij de Vispoort (zie foto 6) met daar tegenover het grote complex van het Dolfinarium (in 1965 opgericht door Frits den Herder, zoon van Eibert den Herder) met ervoor een volledig volstaand parkeerterrein. Daarna wandelde ik terug, de stad weer in, langs het voormalige Kantongerecht het Marktplein op, waar onder andere het voormalige gemeentehuis (waar nu een muziekschool in zit, zie foto 7) staat. Vervolgens liep ik door het Hortuspark (ooit onderdeel geweest van de Universiteit van Harderwijk) en langs het Linnaeustorentje, waar in een nis een borstbeeld van de eerder genoemde Zweedse plantkundige Linnaeus stond. Er vrijwel naast staat de Openbare Bibliotheek van Harderwijk, zoals u kunt zien op foto 4. Is dat misschien de voortzetting van de universiteitsbibliotheek uit de tijd van de Republiek? Daarna wandelde ik nog langs het Fraterhuis van de Broeders des Gemeenen Levens. Zij waren afkomstig uit Windesheim, Zwolle en Deventer, waar ik over heb geblogd op 27 november 2011, toen in Zwolle speciale tentoonstellingen werden gehouden over de Moderne Devotie. Daarna wandelde ik verder langs de Vanghenpoort; dat was in de Middeleeuwen een gevangenis, in later eeuwen een gaarkeuken, maar tegenwoordig een woonhuis, ingebouwd in een restant van de oude stadsmuur. Tot slot zocht ik een restaurant op het Marktplein op voor een maaltijd. Nadat ik die op had, wandelde ik op mijn gemak terug naar het NS-station en nam de trein terug naar Leeuwarden, terug naar huis.







dinsdag 14 augustus 2012

Zomerse dag in Workum

Hallo ge-interesseerde bloglezers,

Op donderdag 9 augustus 2012 ben ik weer naar Workum geweest. Dat was voor mij niet de eerste keer. In 1986 was ik er al eens een keer geweest. En rond 2000-2004 was ik er enkele keren met enkele van mijn kennissen uit Groningen doorheen gereden. En ook 2 jaar geleden, op 17 oktober 2010 was ik daar ook op een zonnige dag geweest. Toen heb ik het Museum Woarkums Erfskip, gevestigd in het voormalige waaggebouw uit 1650 aan de Merk bezocht. Zie foto 1 hier onder aan dit blogbericht; daarop zie je het waaggebouw met op de achtergrond de Gertrudiskerk met de losstaande toren. Overigens vond ik dat museum nogal tegenvallen. Ik had er meer van verwacht. Maar misschien is dat wel begrijpelijk omdat het een wel erg klein gebouwtje is. En dan heb je weinig ruimte om veel tentoon te stellen. Gelukkig werd een en ander goedgemaakt door de tentoonstelling over de pottenbakkers-branche in Workum, in It  Pottebakkershus aan de overkant van de straat, tegenover het Waaggebouw. Dat pand zie je op foto 2; het is het bakstenen gebouw met het terras voor de deur, rechts naast het witte poortgebouw. Dat was wel de moeite waard. Daar waren allerlei producten te zien van de pottenbakkers van Workum in de loop van de afgelopen eeuwen. Daar lagen ook tegels met allerlei afbeeldingen erop tentoongesteld. En daar las ik bijvoorbeeld dat Jopie Huisman bij een zo'n pottenbakker was begonnen als schilder van tafereeltjes op tegels en potten en kannen, voor hij koopman in vodden en oud ijzer werd en voor de aardigheid ernaast ging schilderen.
Na afloop wandelde ik het hele stadje door, eerst naar het zuiden, tot aan de oude scheepswerf De Hoop bij de sluis. Zie foto 3. Daar viel me de reeks langwerpige bordjes onder elkaar op met daarop alle eigenaren van deze werf sinds 1693 met ernaast het grote bruine informatiebord van de ANWB. Daarna wandelde ik naar het noorden, naar de Rooms-Katholieke Sint Werenfrieduskerk uit 1877 Daar was het Museum voor Kerkelijke Kunst gevestigd. Helaas was ik daar op een zondag, en was dit museum gesloten. Daarvoor moest ik dus op een andere dag terugkeren naar Workum.

En dat deed ik dus op 9 augustus 2012. Ik wandelde die dag vanaf het station direct naar de Merk in het centrum en vandaar direct door naar de Sint Werenfrieduskerk aan de noordkant van Workum. Dat kerkgebouw ziet u op foto 4; helaas kon ik de pastorie helemaal links naast de kerk, er moeilijk op krijgen. Vandaar dat u die niet op deze foto ziet. De kerk zelf is in 1877 gebouwd door de architect Alfred Tepe (1840-1920). Hij was ooit begonnen als leerling van Pierre Cuypers (1827-1921). Cuypers is zeer bekend als architect van de vele Rooms-Katholieke kerken die sinds 1853 (herstel van de Rooms-Katholieke kerkorde in Nederland) werden gebouwd, zoals o.a. de kerk in Blauwhuis, de Bonifatiuskerk in Leeuwarden, de Sint-Jozefskathedraal in Groningen en nog veel meer. Ook Alfred Tepe heeft vele kerken op zijn naam staan; o.a. de Sint Michaelskerk in Harlingen, de Sint Clemenskerk in Steenwijk, en nog een hele reeks. En dus ook de Sint Werenfrieduskerk in Workum. In de pastorie naast het kerkgebouw is het Museum voor Kerkelijke Kunst gevestigd. Dat was een interessant museum; ik kreeg bij het bekijken van de tentoongestelde objecten het gevoel dat dit museum een sterk verkleinde uitvoering was van het Catharijne Convent in Utrecht (waar ik op 1 juni 2012 over heb geblogd). Er was een zaaltje met - dit jaar - een tentoonstelling over de kloostertijd in Friesland, die begon rond 1150 en duurde tot 1580, toen de Reformatie begon en vele kloosters werden afgebroken. In Veenwouden in de Schierstins wordt ook aandacht besteed aan de Kloostertijd in Friesland; daarover blogde ik op 17 maart 2011. Verder was er op de begane grond een Workumer stijlkamer met op de muren honderden fraai beschilderde 18-e eeuwse tegels. In een van de zaaltjes op de bovenverdieping was een tentoonstelling met allerlei kerkelijk goud en zilver, zoals monstransen, reliekhouders, etc. In een ander zaaltje was een tentoonstelling van houten beeldjes van Nanning Hendrik Bulthuis (1885-1977). Hij was officieel scheepsbouwer van beroep, maar daarnaast begon hij ook houten beeldjes te maken. Dat was het bekijken wel waard. Daarnaast was ook de Sint Werenfrieduskerk open voor bezoekers. Van buiten ziet het er een beetje sober maar fraai uit, waarschijnlijk vanwege het gebruik van een donker soort baksteen, maar van binnen is het een prachtige neogotische kerk, helemaal in de traditie van het Rijke Roomse Leven sinds 1853. Dat kunt u zien op foto 5. Het blijven prachtige gebouwen; alsof je alvast een kijkje in de hemel kreeg aangeboden. Daarbij vergeleken zijn Protestantse kerkgebouwen maar kale hokken. Aan de pilaren langs het gangpad in de Sint Werenfriduskerk hingen 5 verschillende heiligenbeelden. Maar eentje vond ik heel opvallend: dat was het beeld van de heilige Gertudis, abdis van het klooster van Nijvel in Belgie. Dat beeld stond hier niet zomaar. Dat sloeg op de huidige Protestantse kerk in het oude centrum van Workum. Die heet nog altijd Gertrudiskerk.

Nadat ik er was uitgekeken, verliet ik het museum en wandelde weer terug naar de Merk. Onderweg daarheen maakte ik foto 6. Daarop ziet u in de verte de losstaande toren van de Gertrudiskerk. Helemaal rechts op de voorgrond ziet u trouwens het Sleeswijkhuis. Daar hebben in de 17-e en 18-e eeuw 3 generaties van de koopmansfamilie Sleeswijk gewoond. Nu verwijs ik u even weer naar foto 1; daarop ziet u een eindje achter de Waag de hoog oprijzende Gertrudiskerk uit circa 1480 met de losstaande toren uit 1523. Die toren is trouwens nooit voltooid. Hij had veel hoger moeten worden. Net als die scheefgezakte, kromgebouwde Oldehove in Leeuwarden. Maar in Workum hebben ze er tenminste een fraai klokketorentje boven op gezet. De Gertrudiskerk bleek ook open te zijn voor bezoekers. En dus nam ik die kans waar. De Gertrudiskerk is oorspronkelijk rond 1480 gebouwd als Rooms-Katholieke kerk, maar werd in 1580 omgevormd tot een Gereformeerde kerk. Daarbij werden alle heiligenbeelden zorgvuldig verwijderd (en ondershands doorverkocht) en alle muurschilderingen achter witkalk weggewerkt. Daarom ziet de kerk er van binnen vrij kaal en sober uit. Zie foto 7. Langs de zijkanten van de kerk staan 12 fraai beschilderde lijkbaren tentoongesteld. Daar is de Gertrudiskerk als dependance van Woarkums Erfskip bekend om. Verder kon je de preekstoel met zijn panelen met fraai uitgesneden Bijbelse taferelen, compleet met preektuin uit 1718, bekijken, de regeringsbank uit 1716, een doopvont uit 1943, en het orgel uit 1697.

Na afloop wandelde ik naar de Merk en nam op het terras van Restaurant Folkerts een kop koffie. Onderwijl bladerde ik enkele folders over Workum door. Zo las ik in een oude folder van de Oudheidkundige Vereniging dat Workum in 1399 stadsrechten had gekregen. Het meest opmerkelijke was, van wie de stad Workum die rechten had gekregen: van Albrecht van Beieren, op dat moment graaf van Holland. Ik dacht dat Hollanders en Friezen over het algemeen slecht met elkaar overweg konden. Maar blijkbaar waren de Workumers wel blij met deze stadsrechten van de graaf van Holland. Maar wat deed Albrecht van Beieren op dat moment in Friesland? Dat zat zo: In 1345 was zijn oom Willem IV gesneuveld in de slag bij Warns. Daar heb ik al eerder over geblogd op 30 april 2011, waar ik een verband leg tussen de grote havenstad Rotterdam en het kleine Friese dorp Warns. De dood van graaf Willem IV moest natuurlijk gewroken worden. Aanvankelijk kwam daar nog niets van terecht omdat er een burgeroorlog (tegenwoordig bekend als de Hoekse en Kabeljauwse Twisten) over de opvolging uitbrak in Holland. Na tientallen jaren ruzie binnen de Grafelijke familie, besloot Margaretha, de zuster van de gesneuvelde graaf Willem IV, en die getrouwd was met Lodewijk van Beieren, keizer van het Duitse Reich, terug te treden, waarna haar zoon Willem V de nieuwe graaf van Holland werd. Alleen kreeg die enkele jaren later een attack, waarna hij zorgvuldig werd weggeborgen in een kasteel, waarna zijn broer Albrecht van Beieren het bestuur overnam. Uiteindelijk besloot hij in 1398 tot oorlog tegen Friesland. Hij stak met een grote vloot de Zuiderzee over, landde met zijn leger op de Friese kust en veroverde de hele provincie Friesland. Vervolgens  benoemde overal zijn mannetjes (over het algemeen toch wel plaatselijke Friese grietmannen en hoofdelingen) als ambachtsheer of baljuw, regelde het bestuur in de nieuw-veroverde provincie, en schonk in 1399 tussendoor Workum (!) zijn stadsrechten. Helaas brak er in datzelfde jaar een grootschalige opstand in Friesland uit waarna Albrecht van Beieren Friesland weer kwijtraakte. Nadien sleepte de oorlog nog jaren zinloos door, totdat Albrecht van Beieren er maar een punt achter zette. Na zijn overlijden in 1404 braken in Holland voor enkele tientallen jaren opnieuw de Hoekse en Kabeljauwse Twisten uit, waarin zijn kleindochter heel bekend is geworden; haar naam: Jacoba van Beieren. Overigens was er in Friesland zelf ook bar weinig eensgezindheid: daar woedden al meer dan een eeuw de Schieringer en Vetkoper Twisten.

Nadat ik de koffie had afgerekend, wandelde ik weer terug naar het Station om de trein terug naar huis te nemen. Daarbij passeerde ik het bejaardentehuis Nij Marien-acker. Dat is vernoemd naar het vrouwenklooster Marien-acker dat ooit vlakbij deze huidige lokatie had gestaan tot 1580.







donderdag 9 augustus 2012

Nog steeds somberheid troef over bezuinigingen

Hallo bloglezers,

Wat de bezuinigingen betreft die door het gevallen kabinet-Rutte betreft: weliswaar gaan een aantal bezuinigingen momenteel niet door, maar toch maar ik me er nog steeds grote zorgen over. Wie weet welke bezuinigingen misschien stiekum toch doorgedramd worden door een volgend kabinet. Op 18 januari 2011 uitte ik mijn zorgen ook al via een cartoon op mijn blogsite. Hieronder dit blogbericht plaats ik hem opnieuw.
Vorig jaar maakte ik me ook al zorgen over de idiote bezuinigingen (op de sociale zekerheid, op gehandicapte werknemers in de Sociale Werkplaatsen, op de gezondheidszorg, en op de cultuursector) van het gevallen kabinet-Rutte, vooral gezien de propaganda alsof arbeiders en (oudere) werknemers te duur en te lui zouden zijn of anderszins niet "geschikt" zijn; ik kan dat vanuit mijn eigen situatie gezien absoluut niet bevestigen. Totaal niet. Eerder het tegendeel. Al sinds de jaren 80 van de vorige eeuw al niet, toen ik vanwege de toen ook al voortwoekerende crisis en de toenmalige bezuinigingen als spotgoedkope werkkracht in dienst was van de CBD. Je wordt juist depressief van al die onheilsberichten en overbodige verkeerd-kritische geluiden uit Den Haag alsof de crisis aan de werknemers ligt en niet aan het gegok van die banksters. Als ik dan ook nog zie hoe landen als Griekenland worden kapotgemaakt (je kunt dit niet meer kapotbezuinigen noemen) en uitgeperst, vraag ik mij af wat ons in Nederland mogelijk ook te wachten staat. Diefstal van ons pensioengeld? Nog meer premies betalen voor gezondheidszorg, waarna je bij ziekte alsnog de volle mep moet betalen alsof je nooit premie hebt betaald? Bezuinigingen op de cultuursector die meer overeenkomst vertonen met volledige afbraak en totale kaalslag; alsof ze in Den Haag denken dat kasplantjes (de cultuursector dus) probleemloos ook buiten de kas kunnen groeien en bloeien (daar geloof ik dus werkelijk niets van), terwijl harde buitenplanten blijkbaar moeten worden vertroeteld alsof dat kwetsbare kasplantjes zijn (de grote fabrieken, bedrijven en concerns). Het ergste is als al deze ingrepen ook nog worden goedgepraat met de smoes van  "Europese solidariteit". Dat is absoluut niet vertrouwenwekkend voor de nabije toekomst. Trouwens, die hele Europese eenheid zie ik eerder als dreiging dan als voordeel. Waarschijnlijk is de Europese Unie nog eerder te vergelijken met het Joegoslavie in 1991, het jaar waarin die kunstmatige staat uiteen spatte wat vervolgens gepaard ging met diverse oorlogen en bloedbaden.

Bovendien krijg ik met al deze huidige bezuinigingen een deja-vu, niet alleen alsof de jaren 80 in de herhaling worden gedaan, maar ook alsof de geschiedenis van de jaren 30 zich uitgebreid aan het herhalen is, met de zelfde kaalslag-bezuinigingen van premier Colijn op defensie en sociale uitkeringen, gepaard gaande met een propaganda-offensief vanuit de overheid alsof al die werklozen het aan zichzelf te danken hadden dat ze werkloos waren en het helemaal niet aan de economische crisis lag. De bekende schrijver H.M. van Randwijk leverde daar in de jaren 30 al kritiek op in zijn roman "Burgers in nood" uit 1936. Hoeveel mensen kennen dit boek nog?

Ter aanvulling: op de site www.hcss.nl van het The Hague Centre for Strategic Studies staat een interessant artikel van Rob de Wijk over het nutteloze van bezuinigingen op onder andere de culturele sector. Zijn column heeft als titel: bezuinigingen op hulp, cultuur en defensie is het paard achter de wagen. Mocht het artikel niet meer in beeld zijn op deze site, klik dan op News en vervolgens op Column. Er staan wel meer kritische artikelen, nieuwsberichten en beschouwingen van hem en zijn medewerkers op deze site. Die kom je niet gauw ergens anders tegen.

In de jaren 30 waarschuwde de Britse econoom John Maynard Keynes al voor bezuinigingen in tijden van crisis. Dat zou de crisis alleen maar erger maken. Hij raadde toen al aan om juist extra investeringen te doen. Dat zou de economie weer op gang krijgen. Helaas was er vrijwel geen enkel land dat dat advies ter harte nam. Vandaar dat de crisis van de jaren 30 extra lang voortwoekerde, vooral in Nederland, behalve in 1 land: het Duitsland van Adolf Hitler. Jazeker, de meest foute persoon van de 20-ste eeuw voerde juist een verstandig economisch beleid waardoor Duitsland de crisis weer te boven kwam. Als hij in 1938 was vermoord, was hij alsnog de grootste Duitser aller tijden geworden. Maar hij overleefde in dat jaar diverse moordaanslagen, begon diverse oorlogen en groeide - vooral door zijn absurde en nergens op gebaseerde jodenhaat - uit tot de grootste boeman van de wereldgeschiedenis. Maar dat is een verhaal apart. Maar door zijn economische Keynesiaanse beleid dwong Hitler wel overal in Europa respect en bewondering af omdat hij op die manier de Duitse economie weer aan de praat kreeg en de werkloosheid effectief bestreed. Nu zouden de landen van Europa dat Keynesiaanse beleid momenteel opnieuw moeten uitvoeren. Maar dat zie ik - zo vrees ik - nog niet gebeuren, helaas.

Dit is mijn antwoord op de vraag van Gert-Jan Hermus naar de mogelijke sombere gevolgen van de bezuinigingen.


zondag 5 augustus 2012

Achteraf: middagje naar Heerenveen

Hallo bloglezers,

Het is een poosje geleden - om precies te zijn 15 juli 2012, dus tussen mijn dagtochten naar Meppel en Assen in - dat ik in Heerenveen ben geweest. Ik heb nog geen tijd gehad om daar over te bloggen. Daarom doe ik het nu pas.
Momenteel loopt er een tentoonstelling in het Museum Willem van Haren (zie foto 1 van het museumpand hier onderaan dit blogbericht) over Meccano. Dat had mijn speciale interesse. Toen ik in de jaren 1970 in elke zomervakantie een paar weken bij mijn grootouders in Rotterdam logeerde, speelde ik daar regelmatig met meccano uit de jaren 1950. Dat was ooit van mijn vader geweest. Het eerste meccano-speelgoed is veel ouder en stamt al uit 1901 en werd gemaakt in Groot-Brittannie. Het was natuurlijk bedoeld om jongens al vroeg in de kindertijd op speelse wijze vertrouwd te maken met techniek. Dat was dit jaar dus precies 111 jaar geleden. Vandaar dat het Museum Willem van Haren met deze tentoonstelling daar aandacht besteedde. Op de tentoonstelling stonden allerlei dozen met inhoud tentoongesteld, niet alleen dozen met de bekende metalen strips, wielen, assen, schroefjes en moertjes, maar ook dozen met allerlei spulletjes om chemische proefjes te doen. Maar de meeste aandacht ging toch naar het bekende meccano-speelgoed, en wat je daarvan kon maken. Zo stonden er allerlei constructies van locomotieven en kranen tot vliegtuigen en schepen tentoongesteld. Je staat er versteld van wat je er allemaal mee kon maken. Deze tentoonstelling is beslist een aanrader. Hij duurt nog tot 26 augustus.
Daarnaast was er ook aan de meisjes gedacht: er was een kleinere zaal naast de zaal over meccano, met allemaal poppenhuizen.
Misschien herinneren sommige bloglezers het: ik ben 2 jaar geleden ook al eens in Heerenveen in het Museum Willem van Haren geweest. Dat klopt. Toen was er een tentoonstelling over de Duitse Orde. Daarover blogde ik op 5 maart 2010. Lees het maar na.

Na afloop van mijn museumbezoek, maakte ik een wandeling door Heerenveen. Zo kwam ik ineens terecht op de Europalaan. Daar zag ik aan de overkant van de weg een lange groenstrook, parallel aan de Europalaan, met daartussen opvallende bouwsels (zie foto 2). Het bleek van Louis le Roy te zijn, de bekende tuinarchitect die helaas diezelfde dag op 87-jarige leeftijd was overleden. Hij is vooral bekend van de Ecokathedraal, gesitueerd in het bos bij het dorp Mildam, zuidoostelijk van Heerenveen. Dat is een bosachtig park vol bomen en struiken, die daar tussen en over allerlei ruine-achtige bouwsels groeien. Die bouwsels zijn opgebouwd uit afgedankt puin en bouwmaterialen als bakstenen, trottoirtegels en trottoirbanden. Daarnaast heeft Louis le Roy op ongeveer dezelfde manier ook een tuin ingericht rond het wijkcentrum van Bilgaard in Leeuwarden. En dat heeft hij ook gedaan in een boomrijk park midden in de Groningse wijk Lewenborg.

Daarna wandelde ik terug en nam ik een kop koffie in Cafe Paul Kruger. Dat staat vlak bij Crackstate (zie foto 3). Cafe paul Kruger werd voor het eerst geopend op 13 januari 1901, toen in Zuid-Afrika de Boerenoorlog woedde. De Britten waren in 1899 de Boerenrepubliek Transvaal binnengevallen om die Boerenrepubliek te veroveren en aan hun koloniaal imperium toe te voegen. Daarnaast hadden die Britten nog een hebzuchtige reden: er was goud gevonden in de bodem van Transvaal. De Boeren waren het absoluut niet eens met de komst van de Britse kolonisator en daarom was het op oorlog uitgelopen. Voor de Britse soldaten was dat een onaangenaam conflict geworden, want het liep helemaal niet naar wens. Die Boeren lieten zich helemaal niet makkelijk onderwerpen. Ondertussen stond men in Nederland buitengewoon sympathiek tegenover de Boeren. De stemming in Nederland werd zelfs regelrecht anti-Brits. Men zag in die Zuid-Afrikaanse Boeren Hollandse nazaten van een volksplanting in een ver gebied. Dat klopte maar half. Weliswaar was de Kaapkolonie in 1652 gesticht door de Hollander Jan van Riebeeck, maar dan voornamelijk als verversingsstation voor de passerende VOC-schepen. Maar na 1685 werd de bevolking van de Kaapkolonie flink aangevuld door Hugenoten. Die waren in 1685 uit Frankrijk weggevlucht na de intrekking van het Edict van Nantes door de Zonnekoning Lodewijk XIV. Vandaar dat veel Boeren in Zuid-Afrika tot op de dag van vandaag Frans-klinkende namen hebben. Wat te denken van Eugene Terreblanche, de nogal beruchte extremistische leider van de Afrikaner Weerstandsbeweging? Zijn voorouders waren inderdaad Hugenoten uit Frankrijk. Hoezo brave Hollandse Boeren belaagd door aggresieve Britse Roodnekken (de Hollandse spotnaam voor de Britse militairen) rond 1900? Desondanks liet men zich in Nederland toch leiden door de mythe dat daar in Zuid-Afrika afstammelingen van Hollanders belaagd werden door de Britse kolonisator. Vandaar dat de anti-Britse stemming in Nederland leidde tot een golf van enthousiasme voor de zaak van de Boeren. En vandaar dat er in heel Nederland in veel steden vele straten en pleinen werden vernoemd naar Zuid-Afrikaanse Boerenleiders en gebieden. En ook vandaar dat dit cafe de naam van de president van Transvaal draagt. Overigens was Paul Kruger zelf van Pruissische afkomst. Hij stamde dus evenmin van Hollanders af. Binnen in het cafe was een groot schilderij van een tafereel uit de Boerenoorlog te zien. Daarop zie je een Brits legeronderdeel een rivier oversteken. Waarschijnlijk waren er meer schilderijen geweest, maar die zijn blijkbaar verloren gegaan. Helaas. Overigens werd men in Nederland rond 1900 tegelijk pro-Duits, alleen al om maar anti-Brits te kunnen zijn. Vanaf 10 mei 1940 was het daarmee definitief afgelopen, want toen viel Nazi-Duitsland ons land zeer verraderlijk onverhoeds aan.

Na afloop wandelde ik terug naar het NS-station. Omdat ik alle tijd had voor de trein kwam, besloot ik die oude seinpaal die westelijk van het station bij de fietsenstalling staat, eens nader te bekijken en te fotograferen. Daar maakte ik de vierde foto die hier onderaan staat. Daarna nam ik alsnog de trein terug naar Leeuwarden.




zaterdag 4 augustus 2012

Donderdagmiddag in Wolvega

Hallo bloglezers,

Op 26 juli 2012 ben ik op een zonnige doordeweekse middag in Wolvega geweest. Wolvega is net als Meppel, Steenwijk en vele andere dorpen en steden, ook zo'n plaats waar ik tientallen jaren aan voorbij reed op weg naar Rotterdam of terug naar Leeuwarden, zonder daar uit te stappen.
Ik wilde deze dag naar de oudheidkamer, gesitueerd in het winkelhart van Wolvega. Die is sinds 2009 gevestigd in de vroegere burgemeesterswoning uit 1925 aan de Hoofdstraat-oost. Zie foto 1 hieronder aan dit blogbericht. Voor 2009 was die oudheidkamer gevestigd in de windmolen Windlust uit 1888 (zie foto 5). Daar ben ik ooit op 8 augustus 1984 een keer geweest. Helemaal vreemd en onbekend was Wolvega voor mij dus niet. Maar er is na 28 jaar wel het een en ander veranderd.
De huidige oudheidkamer/museum in de voormalige burgemeestersvilla was een interessant museum over de plaatselijke geschiedenis. Natuurlijk werd er naast de bekende oude voorwerpen en dingen, ook veel aandacht besteed aan de beroemdste inwoner van Weststellingwerf: Pieter Stuyvesant (1610-1672). Weliswaar was hij niet in Wolvega zelf geboren, maar zijn geboortedorp Peperga ligt wel in Weststellingwerf. Evenals het dorp Scherpenzeel, waar hij als kind opgroeide. Na zijn studie aan de universiteit van Franeker trad hij in 1635 in dienst van de WIC en vertrok naar de West Indische eilanden. Daar klom hij op tot gouverneur van Curacao. In 1644 verloor hij tijdens een gevecht met Spanjaarden zijn been. In de plaats daarvoor kreeg hij zijn houten poot. In 1645 werd hij benoemd  tot gouverneur van Nieuw Amsterdam, gelegen op het eiland Manhattan. Omdat hij te weinig wapens en mogelijkheden had, moest hij in 1664 de koloniestad overdragen aan de Engelsen. Die gaven het de naam New York. Hij bleef er wonen tot zijn dood in 1672 en werd daar ook begraven.
Op de begane grond van het museum stonden vitrines met allerlei voorwerpen uitgestald, zoals merklappen, ouderwets speelgoed, etc. Verder was daar ook het gereconstrueerde winkeltje van de gezusters Ensing, met allerlei artikelen en producten uit grootmoeders tijd (om het zo maar eens te benoemen). Verder was daar ook een vitrine gewijd aan de huisarts dokter Verdenius. Tijdens de bezetting 1940-1945 had hij veel contacten met het verzet. De Duitsers hadden daar al een sterk vermoeden van. Na een aanslag van het verzet arresteerden ze hem en voerden hem af naar Heerenveen, naar de Crackstate om daar te worden verhoord. Daar pleegde hij in zijn cel zelfmoord omdat hij bang was dat hij anders mensen zou verraden.
Op de bovenverdieping was een woonkamer ingericht volgens de mode van de jaren 1920, en een schoollokaaltje ingericht. Verder vielen mij in de gang de grote wissellijsten op, met daarin verscheidene foto's van panden die in de afgelopen jaren gesloopt zijn. Per wissellijst werd er aandacht besteed aan 1 pand. Je zag een foto hoe het pand er vroeger (jaren 1950 of 1930) uit had gezien, en hoe het pand vlak voor de sloop er uit zag, en je kon brieven lezen over de aanstaande sloop van het desbetreffende pand. Mij zei het eigenlijk weinig, als Rotterdammer, woonachtig te Leeuwarden. Maar het is wel een leuk idee om in een museum over plaatselijke geschiedenis, op deze wijze aandacht te besteden aan verdwenen panden in steden of dorpen.

Na afloop van mijn museumbezoek maakte ik een rondwandeling door Wolvega. Ik liep de hele Hoofdstraat uit, langs het fraaie Lindenoord (nog zo'n vroegere burgemeesterswoning uit circa 1690-1700 waar de grietmannen uit de familie Van Haren hadden gewoond, zie daarvoor foto 2), het voormalige grietenijhuis (in Friesland de benaming voor het gemeentehuis, zie foto 3), de kerk op de hoogte met zijn aparte witte lamellenluiken voor de ramen (zie foto 4), en de windmolen Windlust (op foto 5). Vervolgens liep ik nog even de Openbare Bibliotheek van Wolvega in. Dat is het gebouw van bruinrode baksteen helemaal rechts op foto 7; midden op die foto ziet u gedeeltelijk achter de bomen het witte museum, waar ik eerder die dag was geweest. Het viel me op dat ze in de bibliotheek niet al te hoge boekenkasten hadden staan. Je kon er overheen kijken. Op die manier had je redelijk overzicht over de hele zaal. Dat deed een beetje denken aan de lage boekenkasten die ik in 2009 in de Centrale bibliotheek in Rotterdam op de Hoogstraat heb gezien. Alleen vond ik de aanduidingen en bewegwijzeringen van welke boeken en romans waar stonden, niet erg duidelijk. Verder zag ik er een kleine vitrine met wat oude potten, pannen en scherven, met daarbij een bordje met daarop de mededeling, dat ge-interesseerden meer konden zien in het museum tegenover de Openbare Bibliotheek. Dat was dus de oudheidkamer, waar ik eerder die middag binnen was geweest! Goede marketing! Tot slot wandelde ik nog even langs het bekende standbeeld van Pieter Stuyvesant uit 1955 (zie foto 6), waarna ik terug wandelde naar het NS-station en de trein terug naar huis nam.