Inderdaad, blogvolgers.
Heerlen ligt niet bepaald vlak bij Leeuwarden. Daarom was het een uitkomst dat ik in de maand juli in Valkenburg in een hotelletje verbleef. Daar vertelde ik al kort over in mijn vorige blogbericht. Vanuit Valkenburg kon ik makkelijk per trein dagtochten maken in de omgeving. Naar Heerlen bijvoorbeeld. Nadat ik daar per trein was aangekomen, wandelde ik naar het Mijnmuseum. Dat is ondergebracht in het schachtgebouw van de Oranje-Nassaumijn, ooit een van de grote steenkolenmijnen van DSM (= Dutch State Mines), gesitueerd geweest vlak naast het station van Heerlen. DSM kennen we tegenwoordig als een chemisch concern, maar het is vanaf circa 1900 begonnen als een staatsbedrijf met Steenkolenmijnen. Omdat er tijdens die periode dat de mijn nog functioneerde, er al fabricageprocessen waren ontwikkeld om via chemische processen uit steenkolen andere producten te maken, was het voor DSM na 1974 niet moeilijk om als chemisch concern verder te gaan.
Het mijnmuseum was wel even lastig te vinden. Het staat namelijk niet alleen op het terrein van de voormalige Oranje Nassaumijn, maar ook op het huidige terrein van de Belastingdienst. Nadat de mijnen in december 1974 waren gesloten, ontstond er een grote werkloosheid in Zuid-Limburg. Om daar iets tegen te doen was de Belastingdienst overgeplaatst naar Heerlen. Vandaar. Maar waarom werden de steenkolenmijnen gesloten? In 1959 was de grote gasbel bij Slochteren gevonden. Dat werd al snel gezien als alternatief voor de steenkolen uit Zuid-Limburg. De steenkolenmijnen waren een nogal gevaarlijke werkplek, en ze waren erg duur. Ergens wel ironisch: Voordat steenkolen de gebruikelijke brandstof was, en vanaf 1959 opgevolgd werd door aardgas uit Groningen, was dat turf. Inderdaad, turf uit (onder andere) de Gronings-Drentse of Friese veengebieden.
In dat mijnmuseum in Heerlen werd ik met een groep ge-interesseerden rondgeleid door een oud-mijnwerker, die er enthousiast over vertelde. Overigens, hij vertelde wel dat de schacht tegenwoordig dichtgegooid is en dat je niet meer in de mijn kunt afdalen. En als je dat toch zou willen, is er een ander probleem: de mijn staat tegenwoordig vol water. Om die reden was de stilgelegde Oranje-Nassaumijn in de jaren na 1974 een tijdje in gebruik geweest als trainingscentrum voor duikers.
Dan presenteer ik nu 5 van de 47 foto's die ik daar heb gemaakt. Foto 1 is het schachtgebouw zelf waarin het mijnmuseum is gevestigd. Boven op de ijzeren toren in de foto ziet u de O van Oranje-Nassau. Op foto 2 ziet u het uitzicht vanuit het schachtgebouw op het NS-rangeerterrein dat ernaast ligt. Op de voorgrond stond materieel uitgestald van gereedschappen en treintjes zoals die ondergronds rondreden in de mijngangen. Op foto 3 ziet u een locomotief van de mijnspoorwegen zelf. De Oranje-Nassaumijn beschikte namelijk over eigen spoorwegmaterieel. Op de achtergrond ziet u het schachtgebouw boven de bomen uitsteken. Op foto 4 ziet u de kooischacht in het schachtgebouw. En op foto 5 ziet u een kolenzaag, een loodzwaar apparaat waarmee de steenkolen uit de aardlaag werd losgezaagd.
Na mijn bezoek aan het Mijnmuseum wandelde ik naar het Thermenmuseum, elders in Heerlen. Die thermen waren van oorsprong koudwaterbaden en warmwaterbaden van een Romeins badhuis. Dat badhuis was rond 120 AD gebouwd door de Romeinen. De ruine werd in 1940 bij toeval teruggevonden. Tijdens de bezetting werden de fundamenten al nader onderzocht door archeologen. Pas na 1945 werden de ruines opnieuw opgegraven en sindsdien grondig onderzocht. Vervolgens werd er in 1975 een enorme hal over de ruinefundamenten heen gebouwd en werd het hele complex in 1977 als museum opengesteld. Eveneens hoogst interessant. Tevens beslist een aanrader voor ge-interesseerden in de Romeinse geschiedenis. Je hoeft dus helemaal niet naar Rome af te reizen om restanten van 2000 jaar geleden te bekijken: reis af naar Coriovallum (= de Latijnse naam voor Heerlen). Daar krijg je genoeg interessants te zien.
En ook van mijn bezoek daar presenteer ik hier 4 van de bijna 30 foto's die ik daar heb gemaakt. Op foto 6 ziet u een overzicht van de ruinefundamenten van het Romeinse badhuis. Op foto 7 ziet u een maquette van het oorspronkelijke gebouw uit de Romeinse tijd. Op foto 8 ziet u nogmaals een overzicht van de ruinefundamenten. Daarop ziet u ook extra goed de stapels stenen waar de Romeinen de grote tegels op hadden neergelegd, zodat ze fijn konden genieten van vloerverwarming. En op foto 9 ziet u nog beter hoe dat precies zat met die vloerverwarming. Daar ziet u ook dat het Romeinse badhuis zelfs ook beschikte over muurverwarming. Maar of dergelijke luxe nou echt voor de ondergang van het Romeinse Rijk heeft gezorgd, zoals volgens de mythe vaak is verteld? Ik denk het niet. Ik denk eerder dat het een mythe is van zure Christenen uit de Romeinse tijd; waren ze diep in hun hart misschien toch jaloers op die decadente Romeinen?
Na afloop zocht ik een restaurant in Heerlen op om lekker te eten. Onderweg zag ik in een winkelstraat in Heerlen een opvallend kunstwerk: een bronzen beeld van een liggende zegelboom. Diep in de grond onder Heerlen, in de steenkolenlagen zijn in de 20-ste eeuw veel fossielen van zegelbomen gevonden. Vandaar. Het is wel leuk gevonden. Ter afsluiting volgen nu nog mijn laatste foto's van Heerlen: op foto 10 het beeld van de bewuste zegelboom. En op foto 11 hebt u vanaf de loopbrug over de sporen en perrons uitzicht op het belastingkantoor en het gebouw van het CBS (= Centraal Bureau voor de Statistiek) in de verte. Dat waren twee overheidsdiensten die na 1975 vanuit Den Haag naar Heerlen waren overgeplaatst voor de bestrijding van de werkloosheid, na de sluiting van de steenkolenmijnen. Onder de dikke zwarte streep ziet u weer de O en N boven op het schachtgebouw (het mijnmuseum) van de Oranje-Nassaumijn. Als u het beter wilt bekijken, linksklik dan op de foto voor een vergroting.
Kortom: dit was een educatief zeer verantwoorde dag.
woensdag 9 september 2015
zondag 2 augustus 2015
Voor en na de vakantie
Hallo ge-interesseerde bloglezers,
Ik ben sinds een week weer terug van mijn vakantie in Zuid-Limburg. Op de dag van mijn vertrek had ik prachtig weer, zoals te zien is op foto 1. Een prachtige staalblauwe lucht zonder een wolkje aan de hemel. Maar zoals te zien is op foto 2 was het weer bij terugkeer minder mooi. Het was fris, het woei regelmatig harde windvlagen, en de regen kletterde van tijd tot tijd tegen mijn ramen. En dus niet alleen in de verte zoals op foto 2 is te zien, waar je inderdaad een gordijn van regen onder die ene wolk ziet. Tsjaa, mooi weer is toch wat anders. Vandaar het rijke contrast tussen deze twee foto's.
Op de zaterdag voor mijn terugreis (de volgende dag) raasde er trouwens een zomerstorm over Nederland. Al vond ik dat er landelijk wel erg dramatisch werd gezeurd dat dit een teken van klimaatverandering zou zijn. Volgens mij dus helemaal niet. Over al die klimaatkolder heb ik de afgelopen jaren al vaker geblogd. Het was die zaterdag in Valkenburg - net als op de dag van mijn terugreis - fris, regenachtig en winderig. Niet iets wat als vakantieweer kan worden betiteld. Maar ik vermaakte me die zaterdag vooral in het Natuurhistorisch Museum in Maastricht. Heel interessant, vanwege de fossielen die daar zijn tentoongesteld. Daar zal ik later nog over bloggen.
Ik ben sinds een week weer terug van mijn vakantie in Zuid-Limburg. Op de dag van mijn vertrek had ik prachtig weer, zoals te zien is op foto 1. Een prachtige staalblauwe lucht zonder een wolkje aan de hemel. Maar zoals te zien is op foto 2 was het weer bij terugkeer minder mooi. Het was fris, het woei regelmatig harde windvlagen, en de regen kletterde van tijd tot tijd tegen mijn ramen. En dus niet alleen in de verte zoals op foto 2 is te zien, waar je inderdaad een gordijn van regen onder die ene wolk ziet. Tsjaa, mooi weer is toch wat anders. Vandaar het rijke contrast tussen deze twee foto's.
Op de zaterdag voor mijn terugreis (de volgende dag) raasde er trouwens een zomerstorm over Nederland. Al vond ik dat er landelijk wel erg dramatisch werd gezeurd dat dit een teken van klimaatverandering zou zijn. Volgens mij dus helemaal niet. Over al die klimaatkolder heb ik de afgelopen jaren al vaker geblogd. Het was die zaterdag in Valkenburg - net als op de dag van mijn terugreis - fris, regenachtig en winderig. Niet iets wat als vakantieweer kan worden betiteld. Maar ik vermaakte me die zaterdag vooral in het Natuurhistorisch Museum in Maastricht. Heel interessant, vanwege de fossielen die daar zijn tentoongesteld. Daar zal ik later nog over bloggen.
zondag 12 juli 2015
Een volgend Verdiepding: de 3D-printer
Hallo ge-interesseerde bloglezers,
Enkele weken geleden ( = op 18 juni) ben ik met mijn collega's bij een lezing van Jeroen de Boer in het BSF-pand te Leeuwarden geweest. Die lezing ging over de Frysklab-bus. Die bus rijdt van tijd tot tijd rond in en buiten Friesland, en staat dan bij veel scholen en allerlei instanties geparkeerd. Dan kunnen ge-interesseerde bezoekers in de bus komen en vertellen de op de Frysklab-bus aanwezige medewerkers aan ge-interesseerde leerlingen uitgebreid over de nieuwste moderne technische mogelijkheden van bijvoorbeeld de 3D-printer, of de lasercutter, en geven ze demonstraties daarvan, om te laten zien wat je er allemaal mee kunt. De Frysklab-bus wordt over het algemeen ingezet om jonge scholieren de mogelijkheden van allerlei moderne (al dan niet) computergestuurde productietechnieken te laten zien. Tevens krijgen de jongelui ook de mogelijkheid om zelf te experimenteren met dergelijke apparatuur.
Vorig jaar speelde al een discussie met de (provinciale) overheid, omdat die het geen bibliotheektaak vond. Ergens hebben de politici wel gelijk. Maar ik verbaasde me erover dat er - volgens diezelfde Frysklab-medewerkers - op de scholen zelf ook helemaal niets mee werd gedaan. En daarom is de BSF terecht in dat gat gesprongen en doen de medewerkers op de Frysklab-bus juist dat wat de leraren op de middelbare scholen nalaten.
De lezing ging in het bijzonder over 3D-printen. Na afloop van de lezing konden we zelf iets bedenken om te doen. Helaas was het verhaal over de 3D-printer zo ontzettend abstract, dat het voor mij vaag werd, en ik me er niets meer bij kon voorstellen. Daarna werden we naar de Frysklab-bus gebracht. Grappig is, dat die bewuste bus vroeger een bibliobus (voor 2004) van ons is geweest. Hoe recycle je een afgedankte bibliobus? Je hergebruikt hem voor tentoonstellingen en demonstraties. In die omgebouwde bibliobus kregen we juist heel concreet uitgelegd hoe het 3D-printproces wordt uitgevoerd en kregen we enkele voorwerpen te zien die met zo'n 3D-printer waren gemaakt. Heel concreet, heel verhelderend en heel interessant.
De afgelopen 2 jaar heb ik in mijn computerblad (uitgegeven door de HCC = Hobby Computer Club, waar ik al tientallen jaren lid van ben) al regelmatig artikelen gelezen over 3D-printen en de mogelijkheden daar van. Sommige mogelijkheden vond ik wel erg vergezocht of onzinnig (zoals voedsel printen), maar andere mogelijkheden zijn zeer praktisch en nuttig (bijvoorbeeld onderdelen printen in bijvoorbeeld het ISS-ruimtestation). Wat dat laatste betreft, denk ik dat er inderdaad een 3D-printrevolutie voor de deur staat. Het lijkt wel science-fiction! Maar 3D-printen heeft ook voordelen voor dicht bij huis: als je een bepaald onderdeel of voorwerp nodig hebt, print je dat uit. Je hoeft geen magazijnen vol met losse onderdelen meer aan te houden. En wie weet, zijn er nog meer praktische voordelen. Al was er vorig jaar al iemand in de USA die een minder jubelend voordeel van 3D-printen liet zien: die produceerde op die manier een pistool waar hij ook daadwerkelijk mee kon schieten.
Wilt u meer over de Frysklab-bus lezen? Mijn collega Jeroen de Boer schrijft van tijd tot tijd stukjes op zijn eigen blog over de Frysklab-bus, over de nieuwe makersbeweging en de mogelijkheden van 3D-printen. Verder vertelt hij regelmatig waar hij telkens met de Frysklab-bus staat (in binnen- of buitenland) en wat hij daar zoal meemaakt en hoeveel belangstelling er mee trekt. Dit is het adres van zijn blog: http://jeroendeboer.net/. Daar kunt u meer hierover lezen.
Enkele weken geleden ( = op 18 juni) ben ik met mijn collega's bij een lezing van Jeroen de Boer in het BSF-pand te Leeuwarden geweest. Die lezing ging over de Frysklab-bus. Die bus rijdt van tijd tot tijd rond in en buiten Friesland, en staat dan bij veel scholen en allerlei instanties geparkeerd. Dan kunnen ge-interesseerde bezoekers in de bus komen en vertellen de op de Frysklab-bus aanwezige medewerkers aan ge-interesseerde leerlingen uitgebreid over de nieuwste moderne technische mogelijkheden van bijvoorbeeld de 3D-printer, of de lasercutter, en geven ze demonstraties daarvan, om te laten zien wat je er allemaal mee kunt. De Frysklab-bus wordt over het algemeen ingezet om jonge scholieren de mogelijkheden van allerlei moderne (al dan niet) computergestuurde productietechnieken te laten zien. Tevens krijgen de jongelui ook de mogelijkheid om zelf te experimenteren met dergelijke apparatuur.
Vorig jaar speelde al een discussie met de (provinciale) overheid, omdat die het geen bibliotheektaak vond. Ergens hebben de politici wel gelijk. Maar ik verbaasde me erover dat er - volgens diezelfde Frysklab-medewerkers - op de scholen zelf ook helemaal niets mee werd gedaan. En daarom is de BSF terecht in dat gat gesprongen en doen de medewerkers op de Frysklab-bus juist dat wat de leraren op de middelbare scholen nalaten.
De lezing ging in het bijzonder over 3D-printen. Na afloop van de lezing konden we zelf iets bedenken om te doen. Helaas was het verhaal over de 3D-printer zo ontzettend abstract, dat het voor mij vaag werd, en ik me er niets meer bij kon voorstellen. Daarna werden we naar de Frysklab-bus gebracht. Grappig is, dat die bewuste bus vroeger een bibliobus (voor 2004) van ons is geweest. Hoe recycle je een afgedankte bibliobus? Je hergebruikt hem voor tentoonstellingen en demonstraties. In die omgebouwde bibliobus kregen we juist heel concreet uitgelegd hoe het 3D-printproces wordt uitgevoerd en kregen we enkele voorwerpen te zien die met zo'n 3D-printer waren gemaakt. Heel concreet, heel verhelderend en heel interessant.
De afgelopen 2 jaar heb ik in mijn computerblad (uitgegeven door de HCC = Hobby Computer Club, waar ik al tientallen jaren lid van ben) al regelmatig artikelen gelezen over 3D-printen en de mogelijkheden daar van. Sommige mogelijkheden vond ik wel erg vergezocht of onzinnig (zoals voedsel printen), maar andere mogelijkheden zijn zeer praktisch en nuttig (bijvoorbeeld onderdelen printen in bijvoorbeeld het ISS-ruimtestation). Wat dat laatste betreft, denk ik dat er inderdaad een 3D-printrevolutie voor de deur staat. Het lijkt wel science-fiction! Maar 3D-printen heeft ook voordelen voor dicht bij huis: als je een bepaald onderdeel of voorwerp nodig hebt, print je dat uit. Je hoeft geen magazijnen vol met losse onderdelen meer aan te houden. En wie weet, zijn er nog meer praktische voordelen. Al was er vorig jaar al iemand in de USA die een minder jubelend voordeel van 3D-printen liet zien: die produceerde op die manier een pistool waar hij ook daadwerkelijk mee kon schieten.
Wilt u meer over de Frysklab-bus lezen? Mijn collega Jeroen de Boer schrijft van tijd tot tijd stukjes op zijn eigen blog over de Frysklab-bus, over de nieuwe makersbeweging en de mogelijkheden van 3D-printen. Verder vertelt hij regelmatig waar hij telkens met de Frysklab-bus staat (in binnen- of buitenland) en wat hij daar zoal meemaakt en hoeveel belangstelling er mee trekt. Dit is het adres van zijn blog: http://jeroendeboer.net/. Daar kunt u meer hierover lezen.
maandag 8 juni 2015
Ironie van de geschiedenis
Hallo nieuwsgierige blogvolgers,
Afgelopen week las ik in de wekelijkse Leeuwarder stadskrant Huis aan Huis van 3 juni 2015 over een nieuwe gemeentelijke herindeling in Friesland. De gemeente Leeuwarden zal in 2018 ook het noordelijke deel van de gemeente Leeuwarderadeel bij de gemeente Leeuwarden voegen. Ik heb er tot nu niets naders over gelezen, maar ik vind dit een komisch voorbeeld van de ironie van de geschiedenis.
Hoe dat zit? Ooit was Leeuwarden een groepje van 3 dorpen (Oldehove, Nijehove, en Hoek), te midden van de vele andere dorpen binnen de grietenij Leeuwarderadeel. Op foto 1 is een kaart van de langwerpig uitgestrekte grietenij Leeuwarderadeel te zien. Dat is de kaart van Schotanus a Sterringa uit 1695. Ernaast ligt een kaartje uit de hierboven genoemde recente krant, met daarop in kaart aangegeven de toekomstige gemeentelijke indeling van 2018.
In 1425 vroeg de stad Leeuwarden op de toenmalige vergadering van de Friese Staten om erkenning als stad met stadsrechten. Daar waren de vertegenwoordigers van Leeuwarderadeel natuurlijk niet blij mee. Zij hebben een beslissing hierover dan ook zo lang mogelijk tegengehouden. Pas in 1435 gaven ze toe en kreeg Leeuwarden zijn zeer gewenste stadsrechten. Daarbij werd het grondgebied van Leeuwarden afgezonderd van Leeuwarderadeel. Daarmee viel de grietenij Leeuwarderadeel uiteen in 2 delen, een noordelijk en een zuidelijk deel, met het onafhankelijk geworden deel van Leeuwarden er tussen in. Dat is op de kaart van Schotanus duidelijk te zien.
Op 1 januari 1944 vond er weer een verandering van gemeentegrenzen plaats: toen werd Huizum en het hele zuidelijke deel van de gemeente Leeuwarderadeel bij Leeuwarden gevoegd. Het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel, dat voor 1944 in het dorp Huizum in het gemeentehuis aan de Schrans zetelde (zie foto 2), verhuisde toen naar Stiens. Daarmee werd Stiens de hoofdplaats van het overgebleven noordelijke restant van Leeuwarderadeel.
En nu zal in 2018 het noordelijke deel ook bij de gemeente Leeuwarden worden gevoegd. Daarmee is het bestuurscentrum van Leeuwarderadeel verschoven via Huizum naar Stiens, en vandaar naar Leeuwarden. En zo zal Leeuwarden uiteindelijk in 2018 de grietenij Leeuwarderadeel waar het in 1435 onafhankelijk van werd, in zijn geheel opslokken. Hoe ironisch.
Verder: In 2014 werd de gemeente Leeuwarden al uitgebreid met delen van de gemeente Boarnsterhim. In 2018 zal Leeuwarden (naast het noordelijke deel van Leeuwarderadeel) verder worden uitgebreid met delen van Littenseradeel. Dat geeft de stad Leeuwarden ineens min of meer imperialistische trekken. Want die delen van Boarnsterhim en Littenseradeel hebben nooit bij de grietenij oftewel gemeente Leeuwarderadeel behoord. Daarnaast: Of het wel zo verstandig is om een stedelijke gemeente als Leeuwarden met zoveel platteland uit te breiden, moet nog maar worden afgewacht.
Afgelopen week las ik in de wekelijkse Leeuwarder stadskrant Huis aan Huis van 3 juni 2015 over een nieuwe gemeentelijke herindeling in Friesland. De gemeente Leeuwarden zal in 2018 ook het noordelijke deel van de gemeente Leeuwarderadeel bij de gemeente Leeuwarden voegen. Ik heb er tot nu niets naders over gelezen, maar ik vind dit een komisch voorbeeld van de ironie van de geschiedenis.
Hoe dat zit? Ooit was Leeuwarden een groepje van 3 dorpen (Oldehove, Nijehove, en Hoek), te midden van de vele andere dorpen binnen de grietenij Leeuwarderadeel. Op foto 1 is een kaart van de langwerpig uitgestrekte grietenij Leeuwarderadeel te zien. Dat is de kaart van Schotanus a Sterringa uit 1695. Ernaast ligt een kaartje uit de hierboven genoemde recente krant, met daarop in kaart aangegeven de toekomstige gemeentelijke indeling van 2018.
In 1425 vroeg de stad Leeuwarden op de toenmalige vergadering van de Friese Staten om erkenning als stad met stadsrechten. Daar waren de vertegenwoordigers van Leeuwarderadeel natuurlijk niet blij mee. Zij hebben een beslissing hierover dan ook zo lang mogelijk tegengehouden. Pas in 1435 gaven ze toe en kreeg Leeuwarden zijn zeer gewenste stadsrechten. Daarbij werd het grondgebied van Leeuwarden afgezonderd van Leeuwarderadeel. Daarmee viel de grietenij Leeuwarderadeel uiteen in 2 delen, een noordelijk en een zuidelijk deel, met het onafhankelijk geworden deel van Leeuwarden er tussen in. Dat is op de kaart van Schotanus duidelijk te zien.
Op 1 januari 1944 vond er weer een verandering van gemeentegrenzen plaats: toen werd Huizum en het hele zuidelijke deel van de gemeente Leeuwarderadeel bij Leeuwarden gevoegd. Het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel, dat voor 1944 in het dorp Huizum in het gemeentehuis aan de Schrans zetelde (zie foto 2), verhuisde toen naar Stiens. Daarmee werd Stiens de hoofdplaats van het overgebleven noordelijke restant van Leeuwarderadeel.
En nu zal in 2018 het noordelijke deel ook bij de gemeente Leeuwarden worden gevoegd. Daarmee is het bestuurscentrum van Leeuwarderadeel verschoven via Huizum naar Stiens, en vandaar naar Leeuwarden. En zo zal Leeuwarden uiteindelijk in 2018 de grietenij Leeuwarderadeel waar het in 1435 onafhankelijk van werd, in zijn geheel opslokken. Hoe ironisch.
Verder: In 2014 werd de gemeente Leeuwarden al uitgebreid met delen van de gemeente Boarnsterhim. In 2018 zal Leeuwarden (naast het noordelijke deel van Leeuwarderadeel) verder worden uitgebreid met delen van Littenseradeel. Dat geeft de stad Leeuwarden ineens min of meer imperialistische trekken. Want die delen van Boarnsterhim en Littenseradeel hebben nooit bij de grietenij oftewel gemeente Leeuwarderadeel behoord. Daarnaast: Of het wel zo verstandig is om een stedelijke gemeente als Leeuwarden met zoveel platteland uit te breiden, moet nog maar worden afgewacht.
zondag 31 mei 2015
Het zevende ding: infographics
Hallo ge-interesseerde bloglezers,
Les 7 van de Verdiepdingen heb ik een maand geleden helaas gemist. Daarom heb ik die achteraf op eigen gelegenheid ingehaald.
Deze les ging over infographics. Mijn oordeel achteraf: ik heb er zelf niets mee en ik heb het persoonlijk ook nooit nodig gehad en ook in de toekomst zal ik het waarschijnlijk niet nodig hebben. Maar ongetwijfeld heeft mijn bedrijf (de BSF, voor 2004 de CBD) er wel baat bij om informatie kort en bondig in beeld te brengen. Een voorbeeld: Ik vond het opvallend dat er kort geleden een enquete werd gehouden onder het personeel, maar tot nu toe had lang niet iedereen gereageerd. Daarom werd er een nieuwe oproep per e-mail rondgestuurd. En daarin werd een eenvoudige infographic getoond waarin in beeld werd gebracht hoeveel van alle personeelsleden al hadden gereageerd. De kennis die tijdens die les was opgedaan, werd door die collega dus direct toegepast.
Curieus: Begin dit jaar was er een tentoonstelling over infographics in het Grafisch Museum in Groningen-stad, gevestigd in een voormalig schoolgebouw aan de Rabenhauptstraat. Dat pand is direct te herkennen, want het is gebouwd in de typische jaren-20-stijl van de Amsterdamsche School. Helaas heb ik die tentoonstelling gemist, want hij duurde van 24 januari tot en met 12 april 2015. Toen ik er over las, was ie al afgelopen.
In de tekst over de infographics, op de site over de Verdiepdingen stond vermeld dat de eerste infographics al in de 19-e eeuw voor het eerst werden gebruikt. Dat klopt, want de allereerste infographic was een pooldiagram, gemaakt door Florence Nightingale in 1856. U ziet het bewuste diagram hierboven afgebeeld. Als u hem nauwkeuriger wilt bekijken, klik er op voor een vergroting. Dit diagram toonde Florence Nightingale aan de minister van Oorlog in Londen. Daarmee wilde ze de man duidelijk maken hoe slordig het Britse leger met haar soldaten omsprong en hen verspilde als kanonnenvoer tijdens de Krimoorlog. Veel soldaten werd al ziek en overleden reeds voor ze op het slagveld waren aangekomen. En als ze een veldslag overleefden en gewond in het lazaret terecht kwamen, dan liepen ze alsnog gevaar te sterven aan allerlei ziekten, veroorzaakt door slechte hygiene rond hun verwondingen. Om u wat cijfermateriaal te verstrekken: van de 250.000 Britse soldaten overleden er 16.323 door ziekten, terwijl er maar 2755 sneuvelden op het slagveld en 2019 achteraf aan hun verwondingen.
Er stierven duidelijk veel te veel soldaten door ziekten. Maar er sneuvelden ook veel soldaten door stomme beslissingen van hun commandanten. De Krimoorlog van 1853-1856 is onder andere bekend van de Charge van de Lichte Brigade. Die vond plaats op 25 oktober 1854. Toen was er een commandant die een bevel verkeerd begreep, zag dat het eigenlijk onmogelijk was, maar voerde die toch uit omdat het een bevel was, en omdat het zijn eer te na was om dat bevel te weigeren: een regelrechte aanval van de Britse cavalerie recht op de Russische kanonnen af. De Franse maarschalk Pierre Bosquet die het zag gebeuren, zei achteraf: cést magnifique, mais ce n'est pas la guerre. Cést la folie. In het Nederlands vertaald: Het is magnifiek, maar dit is geen oorlog. Het is dwaasheid. En weliswaar waren het 2 Duitse officieren aan het Westfront in de Eerste Wereldoorlog die het tegen elkaar zeiden, maar het was tijdens de Krimoorlog ook zeer duidelijk van toepassing: De Britse soldaten vochten als leeuwen, maar ze werden geleid door commandanten als ezels. Er was dus geen verschil tussen 1854 (de charge van de Lichte Brigade) en 1916 (de slag aan de Somme).
Meer over de Krimoorlog en over Florence Nightingale vindt u in de wikipedia. Daar vond ik ook de infographic van haar, die ik hier bijgevoegd heb. Het is duidelijk een zeer rijke bron van informatie, beschikbaar voor iedereen.
Ik had al eerder iets verteld over de Krimoorlog. Dat was in mijn blogbericht van 20 augustus 2013, getiteld: Naar het Spoorwegmuseum in Utrecht. Daar was toen een tentoonstelling getiteld: Sporen naar het front, en ging over de invloed van de spoorwegen op de oorlogvoering vanaf de Krimoorlog, via de Eerste en Tweede Wereldoorlog tot nu.
Terug naar onze infographics: Tegenwoordig biedt het werken met de computer eindeloze mogelijkheden om infographics in elkaar te zetten. Dat bewees de illustratie in de rondgestuurde mail op mijn werk wel. En dat betrof nog een eenvoudige infographic. Dank zij de mogelijkheden van de computer kunnen er ook (zeer) ingewikkelde infographics worden gemaakt om nog veel ingewikkelder kwesties overzichtelijk in beeld te brengen.
Les 7 van de Verdiepdingen heb ik een maand geleden helaas gemist. Daarom heb ik die achteraf op eigen gelegenheid ingehaald.
Deze les ging over infographics. Mijn oordeel achteraf: ik heb er zelf niets mee en ik heb het persoonlijk ook nooit nodig gehad en ook in de toekomst zal ik het waarschijnlijk niet nodig hebben. Maar ongetwijfeld heeft mijn bedrijf (de BSF, voor 2004 de CBD) er wel baat bij om informatie kort en bondig in beeld te brengen. Een voorbeeld: Ik vond het opvallend dat er kort geleden een enquete werd gehouden onder het personeel, maar tot nu toe had lang niet iedereen gereageerd. Daarom werd er een nieuwe oproep per e-mail rondgestuurd. En daarin werd een eenvoudige infographic getoond waarin in beeld werd gebracht hoeveel van alle personeelsleden al hadden gereageerd. De kennis die tijdens die les was opgedaan, werd door die collega dus direct toegepast.
Curieus: Begin dit jaar was er een tentoonstelling over infographics in het Grafisch Museum in Groningen-stad, gevestigd in een voormalig schoolgebouw aan de Rabenhauptstraat. Dat pand is direct te herkennen, want het is gebouwd in de typische jaren-20-stijl van de Amsterdamsche School. Helaas heb ik die tentoonstelling gemist, want hij duurde van 24 januari tot en met 12 april 2015. Toen ik er over las, was ie al afgelopen.
In de tekst over de infographics, op de site over de Verdiepdingen stond vermeld dat de eerste infographics al in de 19-e eeuw voor het eerst werden gebruikt. Dat klopt, want de allereerste infographic was een pooldiagram, gemaakt door Florence Nightingale in 1856. U ziet het bewuste diagram hierboven afgebeeld. Als u hem nauwkeuriger wilt bekijken, klik er op voor een vergroting. Dit diagram toonde Florence Nightingale aan de minister van Oorlog in Londen. Daarmee wilde ze de man duidelijk maken hoe slordig het Britse leger met haar soldaten omsprong en hen verspilde als kanonnenvoer tijdens de Krimoorlog. Veel soldaten werd al ziek en overleden reeds voor ze op het slagveld waren aangekomen. En als ze een veldslag overleefden en gewond in het lazaret terecht kwamen, dan liepen ze alsnog gevaar te sterven aan allerlei ziekten, veroorzaakt door slechte hygiene rond hun verwondingen. Om u wat cijfermateriaal te verstrekken: van de 250.000 Britse soldaten overleden er 16.323 door ziekten, terwijl er maar 2755 sneuvelden op het slagveld en 2019 achteraf aan hun verwondingen.
Er stierven duidelijk veel te veel soldaten door ziekten. Maar er sneuvelden ook veel soldaten door stomme beslissingen van hun commandanten. De Krimoorlog van 1853-1856 is onder andere bekend van de Charge van de Lichte Brigade. Die vond plaats op 25 oktober 1854. Toen was er een commandant die een bevel verkeerd begreep, zag dat het eigenlijk onmogelijk was, maar voerde die toch uit omdat het een bevel was, en omdat het zijn eer te na was om dat bevel te weigeren: een regelrechte aanval van de Britse cavalerie recht op de Russische kanonnen af. De Franse maarschalk Pierre Bosquet die het zag gebeuren, zei achteraf: cést magnifique, mais ce n'est pas la guerre. Cést la folie. In het Nederlands vertaald: Het is magnifiek, maar dit is geen oorlog. Het is dwaasheid. En weliswaar waren het 2 Duitse officieren aan het Westfront in de Eerste Wereldoorlog die het tegen elkaar zeiden, maar het was tijdens de Krimoorlog ook zeer duidelijk van toepassing: De Britse soldaten vochten als leeuwen, maar ze werden geleid door commandanten als ezels. Er was dus geen verschil tussen 1854 (de charge van de Lichte Brigade) en 1916 (de slag aan de Somme).
Meer over de Krimoorlog en over Florence Nightingale vindt u in de wikipedia. Daar vond ik ook de infographic van haar, die ik hier bijgevoegd heb. Het is duidelijk een zeer rijke bron van informatie, beschikbaar voor iedereen.
Ik had al eerder iets verteld over de Krimoorlog. Dat was in mijn blogbericht van 20 augustus 2013, getiteld: Naar het Spoorwegmuseum in Utrecht. Daar was toen een tentoonstelling getiteld: Sporen naar het front, en ging over de invloed van de spoorwegen op de oorlogvoering vanaf de Krimoorlog, via de Eerste en Tweede Wereldoorlog tot nu.
Terug naar onze infographics: Tegenwoordig biedt het werken met de computer eindeloze mogelijkheden om infographics in elkaar te zetten. Dat bewees de illustratie in de rondgestuurde mail op mijn werk wel. En dat betrof nog een eenvoudige infographic. Dank zij de mogelijkheden van de computer kunnen er ook (zeer) ingewikkelde infographics worden gemaakt om nog veel ingewikkelder kwesties overzichtelijk in beeld te brengen.
maandag 25 mei 2015
vervolg op de recensie Het Bombardement, met leestip
Achteraf schoot me nog iets te binnen.
In de film Het Bombardement zag je een kwartier lang bommen vallen op de stad en zijn bewoners. Het is weer het typische Nederlandse beeld waarin burgers worden belaagd door vijandige militairen en worden bestookt met bommen, afgeworpen door vijandelijke militaire bommenwerpers. En het klopte inderdaad volledig met de werkelijkheid. Er was geen luchtbescherming, er was geen luchtdoelgeschut, en er was geen luchtbeschermingsdienst. Gek, want in werkelijkheid bestond die juist wel. Er waren op verscheidene plekken langs de rand van de stad Rotterdam wel degelijk posten met luchtdoelgeschut opgesteld geweest. Waarom deden die niets?
Ze waren er na 5 dagen niet meer. Bijna onbegrijpelijk. Maar zoals ik in mijn vorige blogstukje vertelde, heerste er een enorme 5-de kolonne-hysterie. Daardoor werd iedereen bij voorbaat gewantrouwd. De centrale communicatiepost voor de luchtbeschermingsdienst zetelde in het grote Postkantoor aan de Coolsingel. De leidinggevende commandant was een bureauridder zonder oorlogservaring die alles en iedereen wantrouwde en dat ook rondbazuinde. Niet bevorderlijk voor de soldaten die er werkten. Die werden er zenuwachtig van en vreesden dat ze al midden in het centrum van alle gevechten zaten en dat de Duitsers al over de Coolsingel marcheerden. Gedurende alle 5 oorlogsdagen zijn de Duitsers daar juist nooit geweest. Ze zaten vastgepind op de zuidoever en ze hebben dus nooit via de Maasbruggen over de rivier kunnen komen. Maar dat wisten de Nederlandse soldaten in het postkantoor niet. Hen werd niets verteld; ze hadden alleen maar bevelen te gehoorzamen. De commandant deed wel het denkwerk. Zo was nu eenmaal de commandostructuur in de toenmalige legers van Frankrijk en Groot-Brittanie, en ook in dat van Nederland. Dat werkte dus niet goed. Dat wisten de Duitsers al lang. Die hadden daarom al sinds circa 1860 een andere commando-structuur, waarbij vooral juist wel veel informatie aan de soldaten werd verstrekt, waardoor ze juist heel goed wisten wat het doel was.
Maar dat terzijde. Nadat hun commandant plotseling was verdwenen (gevlucht voor de volstrekt fictieve Duitsers op de Coolsingel, dus), vreesden de achtergebleven soldaten in het Postkantoor voor hun leven, vernielden alle communicatie-apparatuur en wilden eveneens het gebouw verlaten. Daarna dook er een nieuwe commandant op die de soldaten gerust wist te stellen en hen terugstuurde en hen daarnaast de kans gaf om de Coolsingel even op te lopen om zich te overtuigen van de afwezigheid van de Duitsers. Maar ja, er viel toen niet meer te communiceren met andere afdelingen elders in stad en land, omdat de apparatuur was vernield.
Ondertussen werd een luchtwachtpost per commando overgeplaatst naar Hoek van Holland, ver van de plek waar het onheil zich zou gaan voltrekken. En een andere luchtwachtpost - die op de toren van het Sint Jobsleen (een pakhuis aan de Sint Jobshaven, gelegen tussen Schiehaven en Parkhaven) was gesitueerd - kreeg telkens tegenstrijdige bevelen van verschillende commandanten elders. De ene commandant beval hen om vooral te schieten op doelen in de lucht, terwijl een andere commandant hen telkens beval om vooral niet op doelen in de lucht te schieten maar op doelen op de grond. Onwerkbaar natuurlijk. En niet te geloven.
Andere luchtwachtposten trokken zich op eigen initiatief terug, omdat ze niks hoorden over waar eventuele Duitsers zaten of rondvlogen of hoe de gevechten zich precies ontwikkelden. Dat kwam natuurlijk door de vernielde communicatiecentrale in het postkantoor aan de Coolsingel.
Dit alles kunt u nalezen in dit boek waarvan u op de bijgevoegde foto de voorplaat ziet, geschreven door de schrijver-historicus K. Mallan: Als de dag van gisteren, Rotterdam 10-14 mei 1940, uit 1985. Het beslaat 253 pagina's en is rijk ge-illustreerd met veel foto's uit die tijd. Het is een nauwkeurige beschrijving van alle gevechtshandelingen van Nederlandse en Duitse kant gedurende die 5 dagen in mei 1940. Ik kan het iedereen aanbevelen. Vooral omdat hierin uitgebreid de verdediging door het Nederlandse leger wordt beschreven. Iets wat heel vaak ontbreekt in veel documentaires en boeken over de Tweede Wereldoorlog.
In de film Het Bombardement zag je een kwartier lang bommen vallen op de stad en zijn bewoners. Het is weer het typische Nederlandse beeld waarin burgers worden belaagd door vijandige militairen en worden bestookt met bommen, afgeworpen door vijandelijke militaire bommenwerpers. En het klopte inderdaad volledig met de werkelijkheid. Er was geen luchtbescherming, er was geen luchtdoelgeschut, en er was geen luchtbeschermingsdienst. Gek, want in werkelijkheid bestond die juist wel. Er waren op verscheidene plekken langs de rand van de stad Rotterdam wel degelijk posten met luchtdoelgeschut opgesteld geweest. Waarom deden die niets?
Ze waren er na 5 dagen niet meer. Bijna onbegrijpelijk. Maar zoals ik in mijn vorige blogstukje vertelde, heerste er een enorme 5-de kolonne-hysterie. Daardoor werd iedereen bij voorbaat gewantrouwd. De centrale communicatiepost voor de luchtbeschermingsdienst zetelde in het grote Postkantoor aan de Coolsingel. De leidinggevende commandant was een bureauridder zonder oorlogservaring die alles en iedereen wantrouwde en dat ook rondbazuinde. Niet bevorderlijk voor de soldaten die er werkten. Die werden er zenuwachtig van en vreesden dat ze al midden in het centrum van alle gevechten zaten en dat de Duitsers al over de Coolsingel marcheerden. Gedurende alle 5 oorlogsdagen zijn de Duitsers daar juist nooit geweest. Ze zaten vastgepind op de zuidoever en ze hebben dus nooit via de Maasbruggen over de rivier kunnen komen. Maar dat wisten de Nederlandse soldaten in het postkantoor niet. Hen werd niets verteld; ze hadden alleen maar bevelen te gehoorzamen. De commandant deed wel het denkwerk. Zo was nu eenmaal de commandostructuur in de toenmalige legers van Frankrijk en Groot-Brittanie, en ook in dat van Nederland. Dat werkte dus niet goed. Dat wisten de Duitsers al lang. Die hadden daarom al sinds circa 1860 een andere commando-structuur, waarbij vooral juist wel veel informatie aan de soldaten werd verstrekt, waardoor ze juist heel goed wisten wat het doel was.
Maar dat terzijde. Nadat hun commandant plotseling was verdwenen (gevlucht voor de volstrekt fictieve Duitsers op de Coolsingel, dus), vreesden de achtergebleven soldaten in het Postkantoor voor hun leven, vernielden alle communicatie-apparatuur en wilden eveneens het gebouw verlaten. Daarna dook er een nieuwe commandant op die de soldaten gerust wist te stellen en hen terugstuurde en hen daarnaast de kans gaf om de Coolsingel even op te lopen om zich te overtuigen van de afwezigheid van de Duitsers. Maar ja, er viel toen niet meer te communiceren met andere afdelingen elders in stad en land, omdat de apparatuur was vernield.
Ondertussen werd een luchtwachtpost per commando overgeplaatst naar Hoek van Holland, ver van de plek waar het onheil zich zou gaan voltrekken. En een andere luchtwachtpost - die op de toren van het Sint Jobsleen (een pakhuis aan de Sint Jobshaven, gelegen tussen Schiehaven en Parkhaven) was gesitueerd - kreeg telkens tegenstrijdige bevelen van verschillende commandanten elders. De ene commandant beval hen om vooral te schieten op doelen in de lucht, terwijl een andere commandant hen telkens beval om vooral niet op doelen in de lucht te schieten maar op doelen op de grond. Onwerkbaar natuurlijk. En niet te geloven.
Andere luchtwachtposten trokken zich op eigen initiatief terug, omdat ze niks hoorden over waar eventuele Duitsers zaten of rondvlogen of hoe de gevechten zich precies ontwikkelden. Dat kwam natuurlijk door de vernielde communicatiecentrale in het postkantoor aan de Coolsingel.
Dit alles kunt u nalezen in dit boek waarvan u op de bijgevoegde foto de voorplaat ziet, geschreven door de schrijver-historicus K. Mallan: Als de dag van gisteren, Rotterdam 10-14 mei 1940, uit 1985. Het beslaat 253 pagina's en is rijk ge-illustreerd met veel foto's uit die tijd. Het is een nauwkeurige beschrijving van alle gevechtshandelingen van Nederlandse en Duitse kant gedurende die 5 dagen in mei 1940. Ik kan het iedereen aanbevelen. Vooral omdat hierin uitgebreid de verdediging door het Nederlandse leger wordt beschreven. Iets wat heel vaak ontbreekt in veel documentaires en boeken over de Tweede Wereldoorlog.
zondag 17 mei 2015
Het Bombardement, de film
Hallo kritische bloglezers,
Het is 14 mei geweest en natuurlijk besteed ik op (of in dit geval na) deze datum - net zoals ieder jaar - aandacht aan het bombardement op Rotterdam. Bovendien was kort geleden op 9 mei 2015 de film over dat bombardement op TV te zien geweest. Reden genoeg om die film eens kritisch te bespreken.
De film zelf is al in 2012 in de bioscopen te zien geweest. Zelf heb ik hem toen niet bekeken. Maar ik heb wel veel recensies uit dat jaar gelezen en die waren zeer kritisch. En terecht. Al waren er meer en vooral andere redenen voor kritiek dan je in de recensies las. Daarom heb ik de hele film uitgekeken, zodat ik een goed gefundeerd kritisch oordeel kon vellen.
De film werd heel erg bekritiseerd, omdat er slecht in werd geacteerd. Dat viel mij niet zo op. Hoogstens maakten sommige acteurs van hun personen karikaturen. Verder was er kritiek omdat de hoofdrol werd vervuld door Jan Smit als bakkersknecht uit Utrecht, de bekende zanger uit Volendam. Gek genoeg vond ik dat juist geen punt van kritiek. Dank zij hem werd de film juist aardig gedragen door hem in zijn rol als verliefde puberjongen. Neen, mijn punten van kritiek richtten zich vooral op details in en rond Rotterdam in de film. Daar klopte vaak weinig van.
De hoofdpersoon vertelt met een eenvoudig verhaal de scenes aan elkaar in irritant versimpelde taal. Hij vertelt over wat hij zelf in die mei-dagen had beleefd en meegemaakt en daarnaast vertelt hij ook over de militaire situatie en ontwikkelingen, gedurende de hele film. Maar dat laatste deed hij zo summier en in zulke versimpelde Jip-en-Janneke-taal dat ik me daaraan begon te ergeren. Daardoor werd het juist meer een film over een bijna puberale liefdesgeschiedenis in mei 1940 met als decor de oorlog, dan een oorlogsfilm over de strijd in mei 1940 in Rotterdam. Dat vond ik zeer onplezierig. Want over die strijd zelf viel juist veel meer te vertellen dan je in de film te horen en te zien kreeg. Bovendien komt daarin weer een typisch trekje terug van veel Nederlandse oorlogsfilms: je ziet veel meer burgers dan militairen. Bijna alsof Nederlanders geen militair kunnen of mogen zijn, en alsof oorlog evenmin in beeld mag komen. Heel anders bij buitenlandse, vooral Britse en Amerikaanse oorlogsfilms. Daardoor leek de oorlog eigenlijk van weinig belang voor het verhaal, behalve als decor. Dat beeld zal wel zijn ontstaan doordat de strijd in mei 1940 maar 5 dagen heeft geduurd en de bezetting door de Duitse militairen over Nederlandse burgers wel 5 jaar.
Er was een hele reeks ergerlijke fouten in de film te zien. Aan het begin van de film ontmoet Jan Smit als bakkersknecht Roos van Erkel (de vrouwelijke hoofdpersoon) in de Passage. Dat was een winkelgalerij die in oostelijke richting liep van de Coolsingel naar de Korte Hoogstraat. In de film had die een nogal donker interieur. In het echt was dat interieur zo goed als wit. Vergelijkbaar met de Passage in Den Haag. Verder bestond die Passage in het echt uit 1 gang, zonder een centraal punt met erboven een ronde glaskoepel, zoals in de film wel te zien is. Vervolgens zie je vliegtuigen overvliegen. Maar die vliegtuigen hebben een wel heel vreemd silhouet: ze lijken wel op de Fokker F27 Friendship, een toestel dat pas in 1958 voor het eerst vloog. Allemaal heel eigenaardig.
Even later zie je het duo samen op de brug bij de Wijnhaven aan de voet van het Witte Huis. Wat Jan Smit over dat pand zei, klopt: het was inderdaad de eerste wolkenkrabber op het Europese continent in 1898. Maar dan ziet hij ineens beneden in de Wijnhaven Duitse soldaten in rubberboten rondvaren. Vervolgens duiken de Nederlandse Mariniers op en beschieten de Duitsers gelijk.
Hier kloppen verscheidene dingen beslist niet: de Duitsers hebben nooit in de Wijnhaven rondgevaren. Ze landden vroeg in de ochtend met watervliegtuigen op de Nieuwe Maas en roeiden met rubberboten naar de walkant, waarna ze de bruggen (de spoorbrug en verkeersbrug) over de Nieuwe Maas bezetten. Pas een uur later werden de Mariniers in de kazerne aan het Oostplein wakker van al het geschiet en gebombardeer op het vliegveld Waalhaven (op Rotterdam-Zuid) en in de binnenstad. Ze wisten totaal niet wat er aan de hand was en het duurde dus erg lang voor ze daar achter waren gekomen en ze eindelijk echt in actie kwamen. Maar toen trokken ze ook gelijk fel ten strijde. Ze hebben wel gevochten bij en vanuit (!) het Witte Huis, en daarbij schoten ze gedurende een urenlange schotenwisseling de Duitsers van het Luchtspoor en van de Maasbruggen af. Kortom: in de film wordt het weergegeven als een korte en heldhaftige actie die beslist niet op de werkelijkheid is gebaseerd.
Ondertussen slaan Jan Smit met Roos van Erkel op de vlucht voor de gevechten rond het Witte Huis en komen ineens, zonder ooit een ingangshek te passeren in de Diergaarde terecht en schuilen samen in het olifantenverblijf. Vreemd, hoe je zomaar ineens vanuit de stad plotseling in de Diergaarde terecht kan komen zonder een kassa te passeren. Bovendien was de Diergaarde een flink eind van het Witte Huis vandaan, namelijk vrijwel naast het spoorwegstation Rotterdam Delftse Poort (nu Rotterdam CS).
Een volgende zeer vreemde merkwaardigheid is de reis die Jan Smit moet maken om de ouders van de aanstaande bruid (nog steeds Roos van Erkel) uit Doesburg op te halen. Doesburg ligt namelijk noordoostelijk van Arnhem, volledig oostelijk van de Grebbelinie. Hoe kun je nou probleemloos vanuit Rotterdam dwars door de Grebbelinie rijden naar Doesburg, zonder ook maar iets van die hele verdedigingslinie te zien, terwijl de hele zone westelijk van de Grebbelinie voor alle burgers was afgesloten? De hele zone vanaf de rivier de Nederrijn direct oostelijk van Rhenen tot aan Spakenburg aan de IJsselmeerkust was een groot gebied vol loopgraven en stellingen en mitrailleurposten. Hoe kun je daar nou doorheen rijden zonder ooit een loopgraaf of mitrailleurstelling te zien?
Tijdens die rit worden Jan Smit en Roos van Erkel plotseling beschoten door een Duits jachtvliegtuig waarna ze samen vanuit de auto in een sloot springen. En na afloop duiken ze alleen maar kletsnat op, zonder dat ze onder het eendenkroos zitten. Dit was in veel recensies in 2012 een zeer veel gemelde fout. Ik beschouw dat nog als de minste van alle fouten.
Nadat hij de ouders uit Doesburg heeft opgehaald, is er een overnachting in de stad Utrecht in een hotel vlak bij het Paushuis. Dat vond ik wel curieus, want daar heb ik een paar jaar geleden rondgewandeld.
Dan vindt het bombardement plaats, waarbij de hoofdpersoon heel summier (mij veel te summier) vertelt wat daar aan militaire ontwikkelingen vooraf is gegaan. Dan zie je hem door de stad tussen de neerkomende bommen rondrennen en Roos van Erkel van een ongelukkig huwelijk redden, waarna ze verder door de stad rennen en uiteindelijk in een cafe neerstrijken. Een cafegaste neemt foto's van hen, denkend dat ze met elkaar getrouwd zijn, Maar dan zie je dat er bij het fotograferen geflitst wordt, wat helemaal niet kon. Of er moest nadrukkelijk een aparte flitser op de camera geplaatst zijn, die in de film niet te zien was. De huidige moderne camera's zijn tegenwoordig niet alleen digitaal geworden, maar ook verder gecompleteerd met een automatische flitser die automatisch uitklapt en flitst als er te weinig licht is. Mooi bedacht en gefilmd, maar in die tijd kon dat gewoon niet.
Tot slot gaat de film-broer van Jan Smit direct na het bombardement aan boord van een zeilschip, op weg naar Londen, om vandaar uit verder door te reizen naar Amerika. Dat schip lag aan de kade bij het pakhuis de 5 Werelddelen. Maar dat was op Zuid, dat al door de Duitsers was veroverd. Daar konden ze in werkelijkheid dus helemaal niet eens komen. Bovendien klopte de omgeving zelf ook totaal niet. Dat pakhuis met die kade lag helemaal niet direct aan zee, maar werd in werkelijkheid omringd door nog meer pakhuizen, kades, loodsen, havenbekkens en havenkranen. Nu wordt dat pakhuis omringd door grote en hoge woonflats rond een havenbekken dat niet meer als zodanig in gebruik is. En verder was het water in werkelijkheid beslist geen blauw zwembadwater, maar zwart rivierwater.
Wat wel een aardige vondst was, was dat er in de film zwart-wit-beelden uit mei 1940 waren gemonteerd, waarna er een scene volgde die van zwart-wit in kleur overging waarna het verhaal van de hoofdpersonen verder ging.
Wat wel klopte in de film, was de paranoia onder Nederlandse burgers en militairen. Al kwam dat niet erg uit de verf. Maar wat ontbrak was de bekende sjibbolet tachtig schele schoonmoeders in Scheveningen, die iedereen moest opzeggen die ervan verdacht werd een Duitse spion te zijn. Zoals bekend, hebben Duitsers moeite met het uitspreken van de s-c-h.
Wat ook klopte - al kwam dat ook niet erg uit de verf - was dat de bevolking verward en onzeker reageerde op het plotselinge uitbreken van de oorlog. In werkelijkheid was dat nog veel absurder dan je in de film ziet. En verder was er in werkelijkheid juist veel publiek dat vanuit ramen en deuren en stegen toekeek en de Nederlandse soldaten en mariniers aanmoedigde bij het bevechten van de Duitse invallers, terwijl die Nederlandse militairen juist de instructies van hun commandanten hadden gekregen om burgers zeer wantrouwig te beschouwen als de vijfde kolonne, als spionnen en saboteurs in dienst van de Duitsers. Dit naar aanleiding van ervaringen in de Spaanse burgeroorlog van 1936-1939.
Terwijl de oorlog en het bombardement als decor voor het hele filmverhaal dienen, wordt het bombardement zelf aan het eind eventjes een deus ex machina. Daarmee worden in een klap op een harde manier een aantal problemen in het filmverhaal rond de hoofdpersonen opgelost.
Neen, ik vond het niet bepaald een film over het bombardement zelf, ik vond het meer een liefdesfilm met als decor de mei-oorlog van 1940. Want over de strijd zelf kom je niet veel te weten. Dat was heel anders met een film als A Bridge too Far uit 1977, of The Longest Day uit 1962. Zulke films zouden veel meer mijn smaak geweest. Dat waren echt oorlogsfilms, die daadwerkelijk over soldaten en officieren van de tegenpartijen gingen, die tegen elkaar vochten. Daarin kwam je echt meer te weten over de strijd zelf. Vooral omdat ze gemaakt zijn als een soort docudrama. En niet als een liefdesgeschiedenis.
Curieus: de strijd om de Maasbruggen in Rotterdam was voor de Duitsers bijna een brug te ver geweest. Ze konden hun doel alleen nog realiseren met het bombardement op de binnenstad van Rotterdam. Dat is het enige verschil met de strijd om de brug bij Arnhem. Daar verloor de aanvaller (de geallieerden) uiteindelijk en trok zich terug. Daarmee was de brug bij Arnhem wel een brug te ver geweest.
Het is 14 mei geweest en natuurlijk besteed ik op (of in dit geval na) deze datum - net zoals ieder jaar - aandacht aan het bombardement op Rotterdam. Bovendien was kort geleden op 9 mei 2015 de film over dat bombardement op TV te zien geweest. Reden genoeg om die film eens kritisch te bespreken.
De film zelf is al in 2012 in de bioscopen te zien geweest. Zelf heb ik hem toen niet bekeken. Maar ik heb wel veel recensies uit dat jaar gelezen en die waren zeer kritisch. En terecht. Al waren er meer en vooral andere redenen voor kritiek dan je in de recensies las. Daarom heb ik de hele film uitgekeken, zodat ik een goed gefundeerd kritisch oordeel kon vellen.
De film werd heel erg bekritiseerd, omdat er slecht in werd geacteerd. Dat viel mij niet zo op. Hoogstens maakten sommige acteurs van hun personen karikaturen. Verder was er kritiek omdat de hoofdrol werd vervuld door Jan Smit als bakkersknecht uit Utrecht, de bekende zanger uit Volendam. Gek genoeg vond ik dat juist geen punt van kritiek. Dank zij hem werd de film juist aardig gedragen door hem in zijn rol als verliefde puberjongen. Neen, mijn punten van kritiek richtten zich vooral op details in en rond Rotterdam in de film. Daar klopte vaak weinig van.
De hoofdpersoon vertelt met een eenvoudig verhaal de scenes aan elkaar in irritant versimpelde taal. Hij vertelt over wat hij zelf in die mei-dagen had beleefd en meegemaakt en daarnaast vertelt hij ook over de militaire situatie en ontwikkelingen, gedurende de hele film. Maar dat laatste deed hij zo summier en in zulke versimpelde Jip-en-Janneke-taal dat ik me daaraan begon te ergeren. Daardoor werd het juist meer een film over een bijna puberale liefdesgeschiedenis in mei 1940 met als decor de oorlog, dan een oorlogsfilm over de strijd in mei 1940 in Rotterdam. Dat vond ik zeer onplezierig. Want over die strijd zelf viel juist veel meer te vertellen dan je in de film te horen en te zien kreeg. Bovendien komt daarin weer een typisch trekje terug van veel Nederlandse oorlogsfilms: je ziet veel meer burgers dan militairen. Bijna alsof Nederlanders geen militair kunnen of mogen zijn, en alsof oorlog evenmin in beeld mag komen. Heel anders bij buitenlandse, vooral Britse en Amerikaanse oorlogsfilms. Daardoor leek de oorlog eigenlijk van weinig belang voor het verhaal, behalve als decor. Dat beeld zal wel zijn ontstaan doordat de strijd in mei 1940 maar 5 dagen heeft geduurd en de bezetting door de Duitse militairen over Nederlandse burgers wel 5 jaar.
Er was een hele reeks ergerlijke fouten in de film te zien. Aan het begin van de film ontmoet Jan Smit als bakkersknecht Roos van Erkel (de vrouwelijke hoofdpersoon) in de Passage. Dat was een winkelgalerij die in oostelijke richting liep van de Coolsingel naar de Korte Hoogstraat. In de film had die een nogal donker interieur. In het echt was dat interieur zo goed als wit. Vergelijkbaar met de Passage in Den Haag. Verder bestond die Passage in het echt uit 1 gang, zonder een centraal punt met erboven een ronde glaskoepel, zoals in de film wel te zien is. Vervolgens zie je vliegtuigen overvliegen. Maar die vliegtuigen hebben een wel heel vreemd silhouet: ze lijken wel op de Fokker F27 Friendship, een toestel dat pas in 1958 voor het eerst vloog. Allemaal heel eigenaardig.
Even later zie je het duo samen op de brug bij de Wijnhaven aan de voet van het Witte Huis. Wat Jan Smit over dat pand zei, klopt: het was inderdaad de eerste wolkenkrabber op het Europese continent in 1898. Maar dan ziet hij ineens beneden in de Wijnhaven Duitse soldaten in rubberboten rondvaren. Vervolgens duiken de Nederlandse Mariniers op en beschieten de Duitsers gelijk.
Hier kloppen verscheidene dingen beslist niet: de Duitsers hebben nooit in de Wijnhaven rondgevaren. Ze landden vroeg in de ochtend met watervliegtuigen op de Nieuwe Maas en roeiden met rubberboten naar de walkant, waarna ze de bruggen (de spoorbrug en verkeersbrug) over de Nieuwe Maas bezetten. Pas een uur later werden de Mariniers in de kazerne aan het Oostplein wakker van al het geschiet en gebombardeer op het vliegveld Waalhaven (op Rotterdam-Zuid) en in de binnenstad. Ze wisten totaal niet wat er aan de hand was en het duurde dus erg lang voor ze daar achter waren gekomen en ze eindelijk echt in actie kwamen. Maar toen trokken ze ook gelijk fel ten strijde. Ze hebben wel gevochten bij en vanuit (!) het Witte Huis, en daarbij schoten ze gedurende een urenlange schotenwisseling de Duitsers van het Luchtspoor en van de Maasbruggen af. Kortom: in de film wordt het weergegeven als een korte en heldhaftige actie die beslist niet op de werkelijkheid is gebaseerd.
Ondertussen slaan Jan Smit met Roos van Erkel op de vlucht voor de gevechten rond het Witte Huis en komen ineens, zonder ooit een ingangshek te passeren in de Diergaarde terecht en schuilen samen in het olifantenverblijf. Vreemd, hoe je zomaar ineens vanuit de stad plotseling in de Diergaarde terecht kan komen zonder een kassa te passeren. Bovendien was de Diergaarde een flink eind van het Witte Huis vandaan, namelijk vrijwel naast het spoorwegstation Rotterdam Delftse Poort (nu Rotterdam CS).
Een volgende zeer vreemde merkwaardigheid is de reis die Jan Smit moet maken om de ouders van de aanstaande bruid (nog steeds Roos van Erkel) uit Doesburg op te halen. Doesburg ligt namelijk noordoostelijk van Arnhem, volledig oostelijk van de Grebbelinie. Hoe kun je nou probleemloos vanuit Rotterdam dwars door de Grebbelinie rijden naar Doesburg, zonder ook maar iets van die hele verdedigingslinie te zien, terwijl de hele zone westelijk van de Grebbelinie voor alle burgers was afgesloten? De hele zone vanaf de rivier de Nederrijn direct oostelijk van Rhenen tot aan Spakenburg aan de IJsselmeerkust was een groot gebied vol loopgraven en stellingen en mitrailleurposten. Hoe kun je daar nou doorheen rijden zonder ooit een loopgraaf of mitrailleurstelling te zien?
Tijdens die rit worden Jan Smit en Roos van Erkel plotseling beschoten door een Duits jachtvliegtuig waarna ze samen vanuit de auto in een sloot springen. En na afloop duiken ze alleen maar kletsnat op, zonder dat ze onder het eendenkroos zitten. Dit was in veel recensies in 2012 een zeer veel gemelde fout. Ik beschouw dat nog als de minste van alle fouten.
Nadat hij de ouders uit Doesburg heeft opgehaald, is er een overnachting in de stad Utrecht in een hotel vlak bij het Paushuis. Dat vond ik wel curieus, want daar heb ik een paar jaar geleden rondgewandeld.
Dan vindt het bombardement plaats, waarbij de hoofdpersoon heel summier (mij veel te summier) vertelt wat daar aan militaire ontwikkelingen vooraf is gegaan. Dan zie je hem door de stad tussen de neerkomende bommen rondrennen en Roos van Erkel van een ongelukkig huwelijk redden, waarna ze verder door de stad rennen en uiteindelijk in een cafe neerstrijken. Een cafegaste neemt foto's van hen, denkend dat ze met elkaar getrouwd zijn, Maar dan zie je dat er bij het fotograferen geflitst wordt, wat helemaal niet kon. Of er moest nadrukkelijk een aparte flitser op de camera geplaatst zijn, die in de film niet te zien was. De huidige moderne camera's zijn tegenwoordig niet alleen digitaal geworden, maar ook verder gecompleteerd met een automatische flitser die automatisch uitklapt en flitst als er te weinig licht is. Mooi bedacht en gefilmd, maar in die tijd kon dat gewoon niet.
Tot slot gaat de film-broer van Jan Smit direct na het bombardement aan boord van een zeilschip, op weg naar Londen, om vandaar uit verder door te reizen naar Amerika. Dat schip lag aan de kade bij het pakhuis de 5 Werelddelen. Maar dat was op Zuid, dat al door de Duitsers was veroverd. Daar konden ze in werkelijkheid dus helemaal niet eens komen. Bovendien klopte de omgeving zelf ook totaal niet. Dat pakhuis met die kade lag helemaal niet direct aan zee, maar werd in werkelijkheid omringd door nog meer pakhuizen, kades, loodsen, havenbekkens en havenkranen. Nu wordt dat pakhuis omringd door grote en hoge woonflats rond een havenbekken dat niet meer als zodanig in gebruik is. En verder was het water in werkelijkheid beslist geen blauw zwembadwater, maar zwart rivierwater.
Wat wel een aardige vondst was, was dat er in de film zwart-wit-beelden uit mei 1940 waren gemonteerd, waarna er een scene volgde die van zwart-wit in kleur overging waarna het verhaal van de hoofdpersonen verder ging.
Wat wel klopte in de film, was de paranoia onder Nederlandse burgers en militairen. Al kwam dat niet erg uit de verf. Maar wat ontbrak was de bekende sjibbolet tachtig schele schoonmoeders in Scheveningen, die iedereen moest opzeggen die ervan verdacht werd een Duitse spion te zijn. Zoals bekend, hebben Duitsers moeite met het uitspreken van de s-c-h.
Wat ook klopte - al kwam dat ook niet erg uit de verf - was dat de bevolking verward en onzeker reageerde op het plotselinge uitbreken van de oorlog. In werkelijkheid was dat nog veel absurder dan je in de film ziet. En verder was er in werkelijkheid juist veel publiek dat vanuit ramen en deuren en stegen toekeek en de Nederlandse soldaten en mariniers aanmoedigde bij het bevechten van de Duitse invallers, terwijl die Nederlandse militairen juist de instructies van hun commandanten hadden gekregen om burgers zeer wantrouwig te beschouwen als de vijfde kolonne, als spionnen en saboteurs in dienst van de Duitsers. Dit naar aanleiding van ervaringen in de Spaanse burgeroorlog van 1936-1939.
Terwijl de oorlog en het bombardement als decor voor het hele filmverhaal dienen, wordt het bombardement zelf aan het eind eventjes een deus ex machina. Daarmee worden in een klap op een harde manier een aantal problemen in het filmverhaal rond de hoofdpersonen opgelost.
Neen, ik vond het niet bepaald een film over het bombardement zelf, ik vond het meer een liefdesfilm met als decor de mei-oorlog van 1940. Want over de strijd zelf kom je niet veel te weten. Dat was heel anders met een film als A Bridge too Far uit 1977, of The Longest Day uit 1962. Zulke films zouden veel meer mijn smaak geweest. Dat waren echt oorlogsfilms, die daadwerkelijk over soldaten en officieren van de tegenpartijen gingen, die tegen elkaar vochten. Daarin kwam je echt meer te weten over de strijd zelf. Vooral omdat ze gemaakt zijn als een soort docudrama. En niet als een liefdesgeschiedenis.
Curieus: de strijd om de Maasbruggen in Rotterdam was voor de Duitsers bijna een brug te ver geweest. Ze konden hun doel alleen nog realiseren met het bombardement op de binnenstad van Rotterdam. Dat is het enige verschil met de strijd om de brug bij Arnhem. Daar verloor de aanvaller (de geallieerden) uiteindelijk en trok zich terug. Daarmee was de brug bij Arnhem wel een brug te ver geweest.
zaterdag 9 mei 2015
Vervolg: de Hongerwinter, operatie Amherst en de bevrijding van Noord-Nederland
Hallo ge-interesseerde bloglezers,
Hier komt het vervolg: Op 7 april 1945 ging operatie Amherst van start. Door deze operatie werd Oost-Nederland en Noord-Nederland veroverd op de Duitsers en bevrijd. Zuid-Nederland was al in september 1944 bevrijd. En West-Nederland (waar de honger juist het ergst was) moest juist het langst wachten. Achter de Duitse linies werden boven Drenthe Franse parachutisten gedropt met de opdracht om chaos te cre-eeren en de Duitse verbindingen te hinderen en te verstoren. Onderwijl zouden vanuit het bevrijde zuiden de Canadezen over de grote rivieren door Gelderland en Overijssel heen oprukken om vervolgens Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland te bevrijden. Regelmatig kwam het tot gevechten met de Duitsers. Die bleken veel moeilijker te verslaan dan de Geallieerden dachten. Geen wonder dat het hier en daar toch tot zware gevechten kwam. Ook rond Balkbrug. Daar heeft mijn moeder weleens iets over verteld. Ze was zo bang dat ze in haar kamer samen met haar zusje onder de ramen kropen, uit angst voor al dat geschiet buiten. Terwijl buiten de Canadese soldaten rondslopen om Duitse soldaten op te sporen en uit te schakelen. En ook zuidelijk van Emmen waren hevige gevechten voordat de Geallieerden bij Noordbarge over de brug over het Oranjekanaal heen kwamen. Er zijn toen door de strijd zo'n tiental boerderijen rond Noordbarge afgebrand. In Weerdinge, noordelijk van Emmen - waar mijn vader zat - werd niet gevochten. Wel zag mijn vader toen de tanks van de Poolse bevrijders langsrijden. Jazeker, dat waren Poolse militairen die na de Duitse inval in Polen in september 1939 via Roemenia naar Groot-Brittanie waren ontsnapt en van daar uit verder vochten tegen Nazi-Duitsland. Mijn vader stond toen in april 1945 langs de kant van de weg met een Nederlands vlaggetje te zwaaien om de Poolse bevrijders te verwelkomen. Een Poolse soldaat wilde zijn vlaggetje wel hebben. Dan kreeg mijn vader in ruil daarvoor het insigne van de 1-e Poolse Pantserdivisie. Mijn vader herinnert het zich nog goed; hij vertelde me er een maand geleden over. Hij wilde het mij laten zien, maar kon dat Poolse insigne niet meer terugvinden. Inderdaad, dat is jammer, heel jammer.
Trouwens, die 1-e Poolse Pantserdivisie stond onder bevel van generaal Maczek. Ook hij was na de Duitse inval in september 1939 via Roemenia naar Groot-Brittannie ontkomen. Daar had hij een verslag geschreven over het verloop van de Duitse blitzkrieg in september 1939 in Polen en over het belang van de Duitse tanks. Of de Britse legertop dat rapport heeft doorgelezen is al twijfelachtig. De Franse legertop keurde het rapport al helemaal geen blik waardig. Nadat de Duitsers op 20 juni 1940 Frankrijk tot overgave hadden gedwongen, vonden ze het rapport ongeopend in de envelop in een la van het Franse ministerie van Oorlog. De Engelsen en Fransen hadden de vorige wereldoorlog in 1918 gewonnen zonder veel gebruik te maken van hun toenmalige logge en moeilijk manoevreerbare tanks. Daarom vonden ze het niet nodig om achteraf alsnog alle technische en tactische en strategische mogelijkheden van het tankwapen te onderzoeken. Iets wat de Duitsers (de verliezers van diezelfde vorige oorlog) dus wel hadden gedaan in de jaren 20. De westelijke Geallieerden hebben in de zomer van 1940 achteloos geprobeerd om de vorige oorlog van 1914-1918 opnieuw te voeren, maar daarbij verpletterend verloren.
Onderwijl rukten de Canadezen in april 1945 steeds verder op in Noord-Nederland. Assen bevrijdden ze zonder een schot te lossen, maar Groningen veroverden ze pas na 4 dagen zware straatgevechten waarbij veel panden rond de Grote Markt werden verwoest. Daarna veroverden ze met nog meer moeite de Delfzijl-pocket, waar de Duitsers zich zwaar hadden ingegraven. Onderwijl boog een ander deel van het Canadese bevrijdingsleger af in westelijke richting en bevrijdde Friesland en Leeuwarden zonder een schot te lossen. Onderwijl stuitten ze op een probleem: waar waren al die hongerende Nederlanders, waar de Nederlandse regering in ballingschap het over had gehad? Inderdaad: die waren er niet. Niet alleen niet in Drenthe, maar ook niet in Groningen, en ook niet in Friesland. Dat bracht de regering in ballingschap in ernstige verlegenheid. Tsja. Maar de hongerende bevolking zat juist in het westen van Nederland, waar juist helemaal niet gevochten werd. Gelukkig werd toen eind april, begin mei 1945 operatie Manna uitgevoerd, de bekende voedseldroppings bij de grote steden in Holland. Dat lenigde de ergste nood. Ondertussen waren er toen al circa 20.000 mensen overleden vanwege de honger.
Na de bevrijding van Noord-Nederland, rukten de Canadezen op naar de Grebbeberg voor de laatste aanval op West-Nederland. Maar wat gebeurde er? De Canadezen hielden halt en begonnen onderhandelingen met de Duitsers over overgave. Ze hadden geen zin meer om op het laatste nippertje alsnog te sneuvelen. Zeker niet in een gebied met hooggelegen dijkweggetjes waar je alleen als een rijdende schietschijf overheen kon, terwijl je nergens kon schuilen. Om die reden was Holland voor een leger een onmogelijk gebied om te vechten. Dat was het al in het rampjaar 1672. En in 1940 ook. en in 1945 nog steeds. En de Duitsers hadden eigenlijk ook geen zin meer om een zinloze strijd te leveren die ze toch alleen maar konden verliezen.
Nadat de overgave van de Duitsers in Wageningen in hotel de Wereld was getekend, was Nederland na 5 jaar eindelijk vrij. Daarmee kwam er een eind aan de 2-e wereldoorlog in Europa. Maar daarna moesten mijn vader en mijn moeder nog terug naar huis in Rotterdam. Goed gevoed keerden ze maanden later terug naar een stad waar op dat moment de ergste honger was gestild.
Nogmaals: de tentoonstelling in het Fries Verzets Museum over de Hongerkinderen loopt nog tot 31 december 2015. Dat museum staat op het Wilhelminaplein, zoals u op de foto kunt zien.
Hier komt het vervolg: Op 7 april 1945 ging operatie Amherst van start. Door deze operatie werd Oost-Nederland en Noord-Nederland veroverd op de Duitsers en bevrijd. Zuid-Nederland was al in september 1944 bevrijd. En West-Nederland (waar de honger juist het ergst was) moest juist het langst wachten. Achter de Duitse linies werden boven Drenthe Franse parachutisten gedropt met de opdracht om chaos te cre-eeren en de Duitse verbindingen te hinderen en te verstoren. Onderwijl zouden vanuit het bevrijde zuiden de Canadezen over de grote rivieren door Gelderland en Overijssel heen oprukken om vervolgens Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland te bevrijden. Regelmatig kwam het tot gevechten met de Duitsers. Die bleken veel moeilijker te verslaan dan de Geallieerden dachten. Geen wonder dat het hier en daar toch tot zware gevechten kwam. Ook rond Balkbrug. Daar heeft mijn moeder weleens iets over verteld. Ze was zo bang dat ze in haar kamer samen met haar zusje onder de ramen kropen, uit angst voor al dat geschiet buiten. Terwijl buiten de Canadese soldaten rondslopen om Duitse soldaten op te sporen en uit te schakelen. En ook zuidelijk van Emmen waren hevige gevechten voordat de Geallieerden bij Noordbarge over de brug over het Oranjekanaal heen kwamen. Er zijn toen door de strijd zo'n tiental boerderijen rond Noordbarge afgebrand. In Weerdinge, noordelijk van Emmen - waar mijn vader zat - werd niet gevochten. Wel zag mijn vader toen de tanks van de Poolse bevrijders langsrijden. Jazeker, dat waren Poolse militairen die na de Duitse inval in Polen in september 1939 via Roemenia naar Groot-Brittanie waren ontsnapt en van daar uit verder vochten tegen Nazi-Duitsland. Mijn vader stond toen in april 1945 langs de kant van de weg met een Nederlands vlaggetje te zwaaien om de Poolse bevrijders te verwelkomen. Een Poolse soldaat wilde zijn vlaggetje wel hebben. Dan kreeg mijn vader in ruil daarvoor het insigne van de 1-e Poolse Pantserdivisie. Mijn vader herinnert het zich nog goed; hij vertelde me er een maand geleden over. Hij wilde het mij laten zien, maar kon dat Poolse insigne niet meer terugvinden. Inderdaad, dat is jammer, heel jammer.
Trouwens, die 1-e Poolse Pantserdivisie stond onder bevel van generaal Maczek. Ook hij was na de Duitse inval in september 1939 via Roemenia naar Groot-Brittannie ontkomen. Daar had hij een verslag geschreven over het verloop van de Duitse blitzkrieg in september 1939 in Polen en over het belang van de Duitse tanks. Of de Britse legertop dat rapport heeft doorgelezen is al twijfelachtig. De Franse legertop keurde het rapport al helemaal geen blik waardig. Nadat de Duitsers op 20 juni 1940 Frankrijk tot overgave hadden gedwongen, vonden ze het rapport ongeopend in de envelop in een la van het Franse ministerie van Oorlog. De Engelsen en Fransen hadden de vorige wereldoorlog in 1918 gewonnen zonder veel gebruik te maken van hun toenmalige logge en moeilijk manoevreerbare tanks. Daarom vonden ze het niet nodig om achteraf alsnog alle technische en tactische en strategische mogelijkheden van het tankwapen te onderzoeken. Iets wat de Duitsers (de verliezers van diezelfde vorige oorlog) dus wel hadden gedaan in de jaren 20. De westelijke Geallieerden hebben in de zomer van 1940 achteloos geprobeerd om de vorige oorlog van 1914-1918 opnieuw te voeren, maar daarbij verpletterend verloren.
Onderwijl rukten de Canadezen in april 1945 steeds verder op in Noord-Nederland. Assen bevrijdden ze zonder een schot te lossen, maar Groningen veroverden ze pas na 4 dagen zware straatgevechten waarbij veel panden rond de Grote Markt werden verwoest. Daarna veroverden ze met nog meer moeite de Delfzijl-pocket, waar de Duitsers zich zwaar hadden ingegraven. Onderwijl boog een ander deel van het Canadese bevrijdingsleger af in westelijke richting en bevrijdde Friesland en Leeuwarden zonder een schot te lossen. Onderwijl stuitten ze op een probleem: waar waren al die hongerende Nederlanders, waar de Nederlandse regering in ballingschap het over had gehad? Inderdaad: die waren er niet. Niet alleen niet in Drenthe, maar ook niet in Groningen, en ook niet in Friesland. Dat bracht de regering in ballingschap in ernstige verlegenheid. Tsja. Maar de hongerende bevolking zat juist in het westen van Nederland, waar juist helemaal niet gevochten werd. Gelukkig werd toen eind april, begin mei 1945 operatie Manna uitgevoerd, de bekende voedseldroppings bij de grote steden in Holland. Dat lenigde de ergste nood. Ondertussen waren er toen al circa 20.000 mensen overleden vanwege de honger.
Na de bevrijding van Noord-Nederland, rukten de Canadezen op naar de Grebbeberg voor de laatste aanval op West-Nederland. Maar wat gebeurde er? De Canadezen hielden halt en begonnen onderhandelingen met de Duitsers over overgave. Ze hadden geen zin meer om op het laatste nippertje alsnog te sneuvelen. Zeker niet in een gebied met hooggelegen dijkweggetjes waar je alleen als een rijdende schietschijf overheen kon, terwijl je nergens kon schuilen. Om die reden was Holland voor een leger een onmogelijk gebied om te vechten. Dat was het al in het rampjaar 1672. En in 1940 ook. en in 1945 nog steeds. En de Duitsers hadden eigenlijk ook geen zin meer om een zinloze strijd te leveren die ze toch alleen maar konden verliezen.
Nadat de overgave van de Duitsers in Wageningen in hotel de Wereld was getekend, was Nederland na 5 jaar eindelijk vrij. Daarmee kwam er een eind aan de 2-e wereldoorlog in Europa. Maar daarna moesten mijn vader en mijn moeder nog terug naar huis in Rotterdam. Goed gevoed keerden ze maanden later terug naar een stad waar op dat moment de ergste honger was gestild.
Nogmaals: de tentoonstelling in het Fries Verzets Museum over de Hongerkinderen loopt nog tot 31 december 2015. Dat museum staat op het Wilhelminaplein, zoals u op de foto kunt zien.
Labels:
Hongerwinter,
Operatie Amherst,
tweede wereldoorlog
zondag 3 mei 2015
Tentoonstelling-tip: Hongerkinderen, in het Fries Museum
Hallo ge-interesseerde bloglezers,
In het Fries Verzets Museum is nu een interessante tentoonstelling gaande over de hongerkinderen die in het laatste oorlogsjaar (eind 1944 en vooral begin 1945) vanuit de grote steden in het westen van Nederland (Amsterdam, Haarlem, Den Haag, en ook Rotterdam, en andere steden) naar de boeren in Friesland werden gestuurd. De tentoonstelling is op 11 april 2015 begonnen en duurt nog tot 31 december 2015.
Voor mij persoonlijk is dit een onderwerp dat mij zeer persoonlijk interesseert, ondanks dat ikzelf in 1961 ben geboren. Mijn ouders zijn namelijk in 1935 en 1936 geboren in Rotterdam. En die hebben de Hongerwinter wel meegemaakt. Dat brengt het ineens heel dichtbij. Weliswaar zijn ze niet naar Friesland gestuurd, maar wel naar boeren in het oosten van het land. Mijn vader kwam bij het boerengezin Eding in Weerdinge bij Emmen terecht.
Mijn moeder kwam terecht bij het Friese boerengezin Hiemstra in Balkbrug, Overijssel. Is dat niet merkwaardig, een Fries boerengezin in Overijssel? Ik heb ontdekt dat dat boerengezin Hiemstra rond 1920 vanuit de omgeving Koudum naar Balkbrug is verhuisd om daar een boerderij van de Maatschappij van Weldadigheid te pachten. Die boerderij bestaat nog steeds en wordt nu (=2015) nog steeds gerund door de nazaten van pake Hiemstra. Die boerderij staat niet ver van de Ommerschans, ooit een dwangkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid geweest, en evenmin ver van de TBS-kliniek Veldzicht.
Opmerkelijk is ook dat mijn vader al in de zomer van 1940 naar dat boerengezin Eding in Weerdinge is gestuurd. Dat klopte inderdaad. Toen werden al vele kinderen (o.a. vanuit Rotterdam) naar de boeren gestuurd. Zodoende konden de kinderen (uit Rotterdam) bijkomen van de 5-daagse oorlog in mei 1940. Mijn vader heeft toen al gezien dat veel kinderen vanaf spoorwegstations langs de lijn van Zwolle naar Emmen werden opgehaald door boeren met hun boerenkarren. Zo konden ze daar aansterken. Omdat het contact met het gezin Eding al in 1940 ontstond, hadden mijn opa en oma Van Oorschot een adresje waar ze hun zoon in latere jaren gedurende de oorlog vaker naar toe konden sturen. Vooral toen de Hongerwinter begon. Waarom kon mijn vader al in 1940 naar Weerdinge? Dat kon omdat mijn grootouders Van Oorschot lid waren van de Nederlandsch Hervormde Kerk. Die konden hun adressen zo van de overheid krijgen.
Dat lag heel anders voor mijn grootouders van mijn moederskant. Mijn moeder kon pas in de zomer van 1942 naar het boerengezin in Balkbrug. Mijn grootouders van mijn moederskant waren namelijk Gereformeerd. En die moesten eerst zelf hun adressen van boeren zien te verzamelen. Want die wilden natuurlijk dat Gereformeerde kinderen alleen bij goed Gereformeerde boerengezinnen werden ondergebracht. En omdat de Gereformeerde Kerk geen door de Nederlandse Staat gesteund kerkgenootschap was, moesten die Gereformeerden het allemaal zelf maar uitzoeken. Het was toen nog de tijd van de Verzuiling. Curieus: voor de Duitse bezetter was die Verzuiling een vreemd fenomeen waar ze niks van snapten en niets van begrepen.
Hoe was die Hongerwinter ineens zo ontstaan? Die was niet zomaar uit de lucht komen vallen. Het begin lag bij de Spoorwegstaking vanaf 17 september 1944. Toen ging operatie Market-Garden van start, oftewel de slag bij Arnhem. Zoals iedereen weet, is die operatie mislukt: de brug bij Arnhem was een brug te ver. De Nederlandse regering in ballingschap te Londen besloot met de afkondiging van de Spoorwegstaking om een bijdrage te leveren aan de aanstaande bevrijding van Nederland door de Geallieerden. Om de Duitse transporten over het spoor te hinderen werd in Londen tot de Spoorwegstaking besloten. Als gevolg daarvan besloot de Duitse bezetter alleen haar eigen transporten per spoor te regelen en geen enkel voedseltransport van de Nederlandse overheid naar de steden in het westen van het land over te nemen. Voedseltransporten werden zelfs verboden. Dat was de reden dat er geen voedsel meer naar de grote steden ging in Holland. Het was zelfs zo dat er daardoor meer voedsel in de plattelandsprovincies - waaronder Friesland - bleef. Daardoor begon het in Rotterdam en de andere steden met de voedselvoorziening heel erg te nijpen. Het distributiesysteem begon in zijn voegen te kraken. Zo kwam het dat in januari 1945 veel mensen in de steden overstapten op bloembollen en suikerbieten. Mijn moeder vertelde dat toen ze dat te eten kregen, een broer van haar constateerde: dit is geen eten, maar varkensvoer. De volgende dag werd mijn moeder en haar zusje op de fiets naar Balkbrug gebracht.
Ondertussen werd de voedselsituatie alleen maar slechter. Dat was de reden dat Zweden een vrachtschip met meel stuurde, met toestemming van de Duitse bezetter. Dat was de Dagmar Bratt. Van dat schip staat een model in het museum in Delfzijl, wat u ziet op de foto hieronder.
De zakken meel werden in Delfzijl overgeladen van de Dagmar Bratt in binnenvaartschepen die het meel via kanalen en binnenwateren naar de steden in het westen vervoerden. Dat kon maar eventjes, want kort daarna begon het te vriezen, waarna de binnenvaartschepen niet meer verder konden varen. Ik had al eerder over de Dagmar Bratt geblogd, namelijk op 17 juni 2012, over een dagtocht met mijn Groninger kennissen naar Delfzijl.
Uiteindelijk werd de Hongersnood in de grote steden van het westen van het land gelenigd door bommenwerpers die vanuit Engeland voedsel dropten op afwerpvelden vlakbij de grote steden in het westen van Nederland. Dat werd nadien bekend als Operatie Manna. Nadien is de mythe ontstaan dat die vliegtuigen het Zweedse wittebrood hadden gedropt. Dat was dus niet het geval.
Wordt vervolgd.
In het Fries Verzets Museum is nu een interessante tentoonstelling gaande over de hongerkinderen die in het laatste oorlogsjaar (eind 1944 en vooral begin 1945) vanuit de grote steden in het westen van Nederland (Amsterdam, Haarlem, Den Haag, en ook Rotterdam, en andere steden) naar de boeren in Friesland werden gestuurd. De tentoonstelling is op 11 april 2015 begonnen en duurt nog tot 31 december 2015.
Voor mij persoonlijk is dit een onderwerp dat mij zeer persoonlijk interesseert, ondanks dat ikzelf in 1961 ben geboren. Mijn ouders zijn namelijk in 1935 en 1936 geboren in Rotterdam. En die hebben de Hongerwinter wel meegemaakt. Dat brengt het ineens heel dichtbij. Weliswaar zijn ze niet naar Friesland gestuurd, maar wel naar boeren in het oosten van het land. Mijn vader kwam bij het boerengezin Eding in Weerdinge bij Emmen terecht.
Mijn moeder kwam terecht bij het Friese boerengezin Hiemstra in Balkbrug, Overijssel. Is dat niet merkwaardig, een Fries boerengezin in Overijssel? Ik heb ontdekt dat dat boerengezin Hiemstra rond 1920 vanuit de omgeving Koudum naar Balkbrug is verhuisd om daar een boerderij van de Maatschappij van Weldadigheid te pachten. Die boerderij bestaat nog steeds en wordt nu (=2015) nog steeds gerund door de nazaten van pake Hiemstra. Die boerderij staat niet ver van de Ommerschans, ooit een dwangkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid geweest, en evenmin ver van de TBS-kliniek Veldzicht.
Opmerkelijk is ook dat mijn vader al in de zomer van 1940 naar dat boerengezin Eding in Weerdinge is gestuurd. Dat klopte inderdaad. Toen werden al vele kinderen (o.a. vanuit Rotterdam) naar de boeren gestuurd. Zodoende konden de kinderen (uit Rotterdam) bijkomen van de 5-daagse oorlog in mei 1940. Mijn vader heeft toen al gezien dat veel kinderen vanaf spoorwegstations langs de lijn van Zwolle naar Emmen werden opgehaald door boeren met hun boerenkarren. Zo konden ze daar aansterken. Omdat het contact met het gezin Eding al in 1940 ontstond, hadden mijn opa en oma Van Oorschot een adresje waar ze hun zoon in latere jaren gedurende de oorlog vaker naar toe konden sturen. Vooral toen de Hongerwinter begon. Waarom kon mijn vader al in 1940 naar Weerdinge? Dat kon omdat mijn grootouders Van Oorschot lid waren van de Nederlandsch Hervormde Kerk. Die konden hun adressen zo van de overheid krijgen.
Dat lag heel anders voor mijn grootouders van mijn moederskant. Mijn moeder kon pas in de zomer van 1942 naar het boerengezin in Balkbrug. Mijn grootouders van mijn moederskant waren namelijk Gereformeerd. En die moesten eerst zelf hun adressen van boeren zien te verzamelen. Want die wilden natuurlijk dat Gereformeerde kinderen alleen bij goed Gereformeerde boerengezinnen werden ondergebracht. En omdat de Gereformeerde Kerk geen door de Nederlandse Staat gesteund kerkgenootschap was, moesten die Gereformeerden het allemaal zelf maar uitzoeken. Het was toen nog de tijd van de Verzuiling. Curieus: voor de Duitse bezetter was die Verzuiling een vreemd fenomeen waar ze niks van snapten en niets van begrepen.
Hoe was die Hongerwinter ineens zo ontstaan? Die was niet zomaar uit de lucht komen vallen. Het begin lag bij de Spoorwegstaking vanaf 17 september 1944. Toen ging operatie Market-Garden van start, oftewel de slag bij Arnhem. Zoals iedereen weet, is die operatie mislukt: de brug bij Arnhem was een brug te ver. De Nederlandse regering in ballingschap te Londen besloot met de afkondiging van de Spoorwegstaking om een bijdrage te leveren aan de aanstaande bevrijding van Nederland door de Geallieerden. Om de Duitse transporten over het spoor te hinderen werd in Londen tot de Spoorwegstaking besloten. Als gevolg daarvan besloot de Duitse bezetter alleen haar eigen transporten per spoor te regelen en geen enkel voedseltransport van de Nederlandse overheid naar de steden in het westen van het land over te nemen. Voedseltransporten werden zelfs verboden. Dat was de reden dat er geen voedsel meer naar de grote steden ging in Holland. Het was zelfs zo dat er daardoor meer voedsel in de plattelandsprovincies - waaronder Friesland - bleef. Daardoor begon het in Rotterdam en de andere steden met de voedselvoorziening heel erg te nijpen. Het distributiesysteem begon in zijn voegen te kraken. Zo kwam het dat in januari 1945 veel mensen in de steden overstapten op bloembollen en suikerbieten. Mijn moeder vertelde dat toen ze dat te eten kregen, een broer van haar constateerde: dit is geen eten, maar varkensvoer. De volgende dag werd mijn moeder en haar zusje op de fiets naar Balkbrug gebracht.
Ondertussen werd de voedselsituatie alleen maar slechter. Dat was de reden dat Zweden een vrachtschip met meel stuurde, met toestemming van de Duitse bezetter. Dat was de Dagmar Bratt. Van dat schip staat een model in het museum in Delfzijl, wat u ziet op de foto hieronder.
De zakken meel werden in Delfzijl overgeladen van de Dagmar Bratt in binnenvaartschepen die het meel via kanalen en binnenwateren naar de steden in het westen vervoerden. Dat kon maar eventjes, want kort daarna begon het te vriezen, waarna de binnenvaartschepen niet meer verder konden varen. Ik had al eerder over de Dagmar Bratt geblogd, namelijk op 17 juni 2012, over een dagtocht met mijn Groninger kennissen naar Delfzijl.
Uiteindelijk werd de Hongersnood in de grote steden van het westen van het land gelenigd door bommenwerpers die vanuit Engeland voedsel dropten op afwerpvelden vlakbij de grote steden in het westen van Nederland. Dat werd nadien bekend als Operatie Manna. Nadien is de mythe ontstaan dat die vliegtuigen het Zweedse wittebrood hadden gedropt. Dat was dus niet het geval.
Wordt vervolgd.
maandag 27 april 2015
Volgende verdiepding: werken in de wolken
Tsjaa, beste blogvolgers,
Dat is tegenwoordig een door de overheid zeer gestimuleerde rage: werken in de cloud. Het betekent dat je eigenlijk ook thuis je werk kunt doen. Ik heb er zelf bedenkingen bij. Daarom mijn keus voor deze foto met veel tamelijk duistere wolken. Ik heb hem 6 jaar geleden gemaakt ergens noordoostelijk van Leeuwarden, tussen de weilanden.
Technisch zal het allemaal prachtig kunnen en zal het voor veel gemak zorgen. Maar ik blijf mijn bedenkingen houden. Het gaat er bij het werken in de cloud om dat allerlei administratief werk dat tot nu toe altijd op een werkplek achter een pc werd gedaan, thuis gebeurt. Daarvoor moet je wel een internetverbinding naar de hoofdcomputer op je werk hebben, zodat je vervolgens vanuit je huis bij je werkbestanden kunt komen en zodoende vanuit je werkkamer thuis in de veelgenoemde cloud kunt werken. In andere gevallen: waar je bestanden precies staan, is niet bekend, schijnt zelfs niet eens belangrijk te zijn. Maar het feit dat je dus thuis aan het werk kunt, is de belangrijkste mogelijkheid. De voordelen zijn voor administratief personeel duidelijk: ze hoeven niet meer van hun huis naar hun werk, hebben daardoor geen last van files, en ze hebben ook geen brandstofkosten en zijn dus ook geen tijd aan transport kwijt. Maar ik zie juist een nadeel: de contacten met collega's raken verwaterd of verbroken. Overleg met collega's wordt steeds meer een afstandelijk gebeuren. Ook al is het tegenwoordig mogelijk om een teleconferentie of televergadering te organiseren. Toch zul je die echt nabije contacten na verloop missen. Vooral de informele.
Daarnaast is er nog een reden waarom het voor mij totaal niet praktisch is: mijn werkzaamheden zijn nog steeds zeer materieel. Dat wil zeggen: ik werk nog altijd heel concreet met de boeken, die ik moet uitlenen en na verloop van tijd weer innemen en opruimen. En die concrete boeken staan nog altijd in een even concreet magazijn. En voor de chauffeurs die op de expeditiebussen werken, geldt het zelfde. Zij brengen de boeken van bibliotheek naar bibliotheek. Die boeken hebben nog altijd geen pootjes gekregen zodat ze nog steeds niet zelf op eigen kracht naar de bibliotheek kunnen lopen. Ze moeten nog steeds per expeditiebus van bibliotheek naar bibliotheek worden vervoerd.
Een andere kwestie die tijdens de cursus-ochtend annex discussie enigszins aan de orde kwam, is het gespioneer door verschillende spionagediensten, zoals onder andere de NSA in de Verenigde Staten van Amerika. In hun ogen ben je blijkbaar bij voorbaat al verdacht. Er hoeft nog helemaal geen verdenking te zijn. Maar je wordt al in de gaten gehouden, ook als je niks te verbergen hebt. En als ze zoeken, vinden ze ongetwijfeld altijd wel iets wat ze vervolgens uit hun verband rukken, verkeerd interpreteren en als reden hanteren om je toch te arresteren. En leg dan maar eens uit dat de kwestie heel anders is, dan zij denken. Er is dan al een tunnelvisie ontstaan, die zich niet meer laat corrigeren.
Een ander punt van kritiek is deze: wat als er een storing is opgetreden waardoor je niet meer bij je bestanden in de cloud kunt? Dan is het toch handiger als je je bestanden op je eigen harde schijf of USB-stick hebt staan.
Ik herinner me een boek uit 1996, waarin een soort intranet annex cloud werd beschreven. Titel van dat boek luidde in het Engels: Mount Dragon; in het Nederlands luidde die: Virus. De auteurs waren Douglas Preston en Lincoln Child. Het verhaal speelde zich af in een laboratorium dat ver van de bewoonde wereld was gebouwd, ergens voorbij een woestijn, en waar in het diepste geheim een vaccin tegen een griepvirus werd ontwikkeld. In dat hele complex mochten de medewerkers en laboranten geen pen en papier meer gebruiken voor notities, alleen nog een soort ipad. Daarin moesten ze alle lab-resultaten in invoeren, en notities maken, evenals eventuele gedachtenspinsels. Dat maakte het makkelijk voor de baas van het lab om iedereen in de gaten te houden. Die auteurs hadden het al vroeg bedacht. Maar omdat het boek uit 1996 is, is het nu in 2015 helaas in geen enkele openbare bibliotheek meer aanwezig.
Dat is tegenwoordig een door de overheid zeer gestimuleerde rage: werken in de cloud. Het betekent dat je eigenlijk ook thuis je werk kunt doen. Ik heb er zelf bedenkingen bij. Daarom mijn keus voor deze foto met veel tamelijk duistere wolken. Ik heb hem 6 jaar geleden gemaakt ergens noordoostelijk van Leeuwarden, tussen de weilanden.
Technisch zal het allemaal prachtig kunnen en zal het voor veel gemak zorgen. Maar ik blijf mijn bedenkingen houden. Het gaat er bij het werken in de cloud om dat allerlei administratief werk dat tot nu toe altijd op een werkplek achter een pc werd gedaan, thuis gebeurt. Daarvoor moet je wel een internetverbinding naar de hoofdcomputer op je werk hebben, zodat je vervolgens vanuit je huis bij je werkbestanden kunt komen en zodoende vanuit je werkkamer thuis in de veelgenoemde cloud kunt werken. In andere gevallen: waar je bestanden precies staan, is niet bekend, schijnt zelfs niet eens belangrijk te zijn. Maar het feit dat je dus thuis aan het werk kunt, is de belangrijkste mogelijkheid. De voordelen zijn voor administratief personeel duidelijk: ze hoeven niet meer van hun huis naar hun werk, hebben daardoor geen last van files, en ze hebben ook geen brandstofkosten en zijn dus ook geen tijd aan transport kwijt. Maar ik zie juist een nadeel: de contacten met collega's raken verwaterd of verbroken. Overleg met collega's wordt steeds meer een afstandelijk gebeuren. Ook al is het tegenwoordig mogelijk om een teleconferentie of televergadering te organiseren. Toch zul je die echt nabije contacten na verloop missen. Vooral de informele.
Daarnaast is er nog een reden waarom het voor mij totaal niet praktisch is: mijn werkzaamheden zijn nog steeds zeer materieel. Dat wil zeggen: ik werk nog altijd heel concreet met de boeken, die ik moet uitlenen en na verloop van tijd weer innemen en opruimen. En die concrete boeken staan nog altijd in een even concreet magazijn. En voor de chauffeurs die op de expeditiebussen werken, geldt het zelfde. Zij brengen de boeken van bibliotheek naar bibliotheek. Die boeken hebben nog altijd geen pootjes gekregen zodat ze nog steeds niet zelf op eigen kracht naar de bibliotheek kunnen lopen. Ze moeten nog steeds per expeditiebus van bibliotheek naar bibliotheek worden vervoerd.
Een andere kwestie die tijdens de cursus-ochtend annex discussie enigszins aan de orde kwam, is het gespioneer door verschillende spionagediensten, zoals onder andere de NSA in de Verenigde Staten van Amerika. In hun ogen ben je blijkbaar bij voorbaat al verdacht. Er hoeft nog helemaal geen verdenking te zijn. Maar je wordt al in de gaten gehouden, ook als je niks te verbergen hebt. En als ze zoeken, vinden ze ongetwijfeld altijd wel iets wat ze vervolgens uit hun verband rukken, verkeerd interpreteren en als reden hanteren om je toch te arresteren. En leg dan maar eens uit dat de kwestie heel anders is, dan zij denken. Er is dan al een tunnelvisie ontstaan, die zich niet meer laat corrigeren.
Een ander punt van kritiek is deze: wat als er een storing is opgetreden waardoor je niet meer bij je bestanden in de cloud kunt? Dan is het toch handiger als je je bestanden op je eigen harde schijf of USB-stick hebt staan.
Ik herinner me een boek uit 1996, waarin een soort intranet annex cloud werd beschreven. Titel van dat boek luidde in het Engels: Mount Dragon; in het Nederlands luidde die: Virus. De auteurs waren Douglas Preston en Lincoln Child. Het verhaal speelde zich af in een laboratorium dat ver van de bewoonde wereld was gebouwd, ergens voorbij een woestijn, en waar in het diepste geheim een vaccin tegen een griepvirus werd ontwikkeld. In dat hele complex mochten de medewerkers en laboranten geen pen en papier meer gebruiken voor notities, alleen nog een soort ipad. Daarin moesten ze alle lab-resultaten in invoeren, en notities maken, evenals eventuele gedachtenspinsels. Dat maakte het makkelijk voor de baas van het lab om iedereen in de gaten te houden. Die auteurs hadden het al vroeg bedacht. Maar omdat het boek uit 1996 is, is het nu in 2015 helaas in geen enkele openbare bibliotheek meer aanwezig.
zondag 12 april 2015
leestip en wandeltip: gidsjes voor Leeuwarden
Hallo ge-interesseerde blogvolgers,
Waarschijnlijk kent u het verschijnsel wel: uw eigen stad kent u goed, daarom toont u daar vaak weinig interesse voor. Althans, u denkt uw eigen stad te kennen. Vaak valt dat toch wel tegen, als een echte kenner u over uw eigen stad zou doorzagen. Maar als u op uw vakantie naar een ander land of andere stad gaat, dan bekijkt u zo'n andere stad juist veel beter en toont u dan juist meer belangstelling voor de plaatselijke cultuur en geschiedenis daar, dan u hier thuis in uw eigen stad zou doen.
Toch is het goed om ook belangstelling voor uw eigen stad (waar u vaak al tientallen jaren woont en werkt) op te brengen. Op de foto hieronder ziet u 7 gidsjes voor een mooie en informatieve wandeling in Leeuwarden. Er zijn ondertussen al circa 9 of meer gidsjes uitgegeven. U kunt ze kopen in de winkel in het HCL (= Historisch Centrum Leeuwarden) te vinden op het adres Groeneweg 1 te Leeuwarden, of bij Boekhandel Van der Velde, gevestigd aan de stille kant van de Nieuwstad.
Zoals u op de foto ziet, heb ik bij het HCL en Boekhandel Van der Velde de afgelopen paar jaar 7 gidsjes gekocht. Ze gaan meestal over een bepaalde wijk, zoals de Vosseparkwijk, of het centrum van Leeuwarden, de Oldehove, of de voormalige Joodse buurt. Of ze zijn gewijd aan bepaalde thema's, zoals Leeuwarden in de Gouden Eeuw (waar in 2014 een tentoonstelling in het HCL aan was gewijd), of over de stadhouderlijke familie Nassau, of over de binnenvaart met de oude schepen die langs de Willemskade liggen). Helemaal rechts onderaan ligt geen gids maar een oude folder van het HCL, met daarin informatie over het gemeente-archief, voor ge-interesseerde stamboomonderzoekers en andere bezoekers. Vandaar het licht afwijkende formaat.
Het deeltje over de Nassaus (het derde boekje links onderaan) is nu in 2015 extra interessant, want recentelijk is het Marijke Meu-jaar in Leeuwarden ge-opend. Dat was gebeurd op 9 april 2015 aan de oostelijke rand van het Oldehoofster Kerkhof door de bekende kenner van vorstenhuizen Bearn Bilker. Maria Louise van Hessen-Kassel (1688-1765) was in 1709 gehuwd met Johan Willem Friso (1687-1711). In Friesland kreeg ze van de Friese bevolking de bijnaam Marijke Meu, of op zijn Fries: Marijke Muoi. Ze overleed in 1765 (nu 250 jaar geleden) te Leeuwarden. Ze werd begraven in de stadhouderlijke grafkelder in de Grote of Jacobijner Kerk in het centrum van Leeuwarden. Over die kerk heeft de heer Bernhard van Haersma Buma (geb. 1932) een handzaam en informatief boekje geschreven: De Grote of Jacobijner kerk te Leeuwarden, uitgegeven in 2008. Inderdaad, hij is de vader van Sybrand (geb. 1965), de huidige fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer. Maar dat is een heel ander verhaal.
Ondertussen in 1747: Maria Louise van Hessen-Kassel was de moeder van de latere stadhouder Willem IV die in 1747 stadhouder van de hele Republiek werd. Daarom vertrok haar zoon in dat jaar naar Den Haag en bleef zij alleen achter in Leeuwarden. Zij woonde tot haar dood in 1765 in het Princessehof (wat nu het keramiekmuseum het Princessehof aan de Grote Kerkstraat is).
Vanwege dit jubileum zijn er in 2015 diverse tentoonstellingen in verschillende museums aan haar gewijd. Tevens zullen er diverse activiteiten plaatsvinden binnen het kader van het Marijke Meu-jaar. Meer hierover vindt u op de internetsite www.marialouise2015.nl .
Hopelijk zullen deze wandelgidsjes tot een interessante en informatieve kennismaking leiden met de oude stad Leeuwarden.
Waarschijnlijk kent u het verschijnsel wel: uw eigen stad kent u goed, daarom toont u daar vaak weinig interesse voor. Althans, u denkt uw eigen stad te kennen. Vaak valt dat toch wel tegen, als een echte kenner u over uw eigen stad zou doorzagen. Maar als u op uw vakantie naar een ander land of andere stad gaat, dan bekijkt u zo'n andere stad juist veel beter en toont u dan juist meer belangstelling voor de plaatselijke cultuur en geschiedenis daar, dan u hier thuis in uw eigen stad zou doen.
Toch is het goed om ook belangstelling voor uw eigen stad (waar u vaak al tientallen jaren woont en werkt) op te brengen. Op de foto hieronder ziet u 7 gidsjes voor een mooie en informatieve wandeling in Leeuwarden. Er zijn ondertussen al circa 9 of meer gidsjes uitgegeven. U kunt ze kopen in de winkel in het HCL (= Historisch Centrum Leeuwarden) te vinden op het adres Groeneweg 1 te Leeuwarden, of bij Boekhandel Van der Velde, gevestigd aan de stille kant van de Nieuwstad.
Zoals u op de foto ziet, heb ik bij het HCL en Boekhandel Van der Velde de afgelopen paar jaar 7 gidsjes gekocht. Ze gaan meestal over een bepaalde wijk, zoals de Vosseparkwijk, of het centrum van Leeuwarden, de Oldehove, of de voormalige Joodse buurt. Of ze zijn gewijd aan bepaalde thema's, zoals Leeuwarden in de Gouden Eeuw (waar in 2014 een tentoonstelling in het HCL aan was gewijd), of over de stadhouderlijke familie Nassau, of over de binnenvaart met de oude schepen die langs de Willemskade liggen). Helemaal rechts onderaan ligt geen gids maar een oude folder van het HCL, met daarin informatie over het gemeente-archief, voor ge-interesseerde stamboomonderzoekers en andere bezoekers. Vandaar het licht afwijkende formaat.
Het deeltje over de Nassaus (het derde boekje links onderaan) is nu in 2015 extra interessant, want recentelijk is het Marijke Meu-jaar in Leeuwarden ge-opend. Dat was gebeurd op 9 april 2015 aan de oostelijke rand van het Oldehoofster Kerkhof door de bekende kenner van vorstenhuizen Bearn Bilker. Maria Louise van Hessen-Kassel (1688-1765) was in 1709 gehuwd met Johan Willem Friso (1687-1711). In Friesland kreeg ze van de Friese bevolking de bijnaam Marijke Meu, of op zijn Fries: Marijke Muoi. Ze overleed in 1765 (nu 250 jaar geleden) te Leeuwarden. Ze werd begraven in de stadhouderlijke grafkelder in de Grote of Jacobijner Kerk in het centrum van Leeuwarden. Over die kerk heeft de heer Bernhard van Haersma Buma (geb. 1932) een handzaam en informatief boekje geschreven: De Grote of Jacobijner kerk te Leeuwarden, uitgegeven in 2008. Inderdaad, hij is de vader van Sybrand (geb. 1965), de huidige fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer. Maar dat is een heel ander verhaal.
Ondertussen in 1747: Maria Louise van Hessen-Kassel was de moeder van de latere stadhouder Willem IV die in 1747 stadhouder van de hele Republiek werd. Daarom vertrok haar zoon in dat jaar naar Den Haag en bleef zij alleen achter in Leeuwarden. Zij woonde tot haar dood in 1765 in het Princessehof (wat nu het keramiekmuseum het Princessehof aan de Grote Kerkstraat is).
Vanwege dit jubileum zijn er in 2015 diverse tentoonstellingen in verschillende museums aan haar gewijd. Tevens zullen er diverse activiteiten plaatsvinden binnen het kader van het Marijke Meu-jaar. Meer hierover vindt u op de internetsite www.marialouise2015.nl .
Hopelijk zullen deze wandelgidsjes tot een interessante en informatieve kennismaking leiden met de oude stad Leeuwarden.
woensdag 8 april 2015
Verdiepdingen les 4: Pinterest
Hallo blogvolgers,
Jazeker, ik sla nog steeds een paar lessen over. De vierde les van de Verdiepdingen ging over Pinterest. Ondanks de naam heeft het totaal niets te maken met pinnen en pinbetalingen, zoals wij dat in Nederland gewend zijn. Het is iets totaal anders: een soort digitaal prikbord. Het is bedacht en ontwikkeld in december 2009, nadat Hyves gestopt was. Of het volledig het zelfde was, weet ik niet, maar blijkbaar waren beide social media ongeveer van het zelfde soort. Het is ook ongeveer vergelijkbaar met Facebook en Twitter.
Pinterest is dus een soort persoonlijk prikbord waar je allerlei mooie foto's, filmpjes of doorkliklinks naar interessante sites op kunt vermelden; of anders gezegd: op je persoonlijke prikbord kunt vastprikken. Met een speld, of op zijn Engels: with a pin. Een virtuele pin, wel te verstaan. Dan snapt u nu waar de naam vandaan komt.
Als ik me daarmee zou bezighouden, dan zou ik gelijk mijn prikbord vullen met foto's van Rotterdam. Begrijpelijk, zouden mijn collega's zeggen, want ik ben daar geboren. Maar dat zult u ongetwijfeld de afgelopen jaren regelmatig hebben gemerkt aan de verschillende blogberichten over Rotterdam op mijn blog. Daarom zie ik voor mezelf geen reden om met Pinterest aan de slag te gaan. Ik kan mijn verhaal, ge-illustreerd met mijn eigen foto's al op mijn blog kwijt. Daarnaast vind ik het om nog een reden niet geheel voldoende; ik zou op Pinterest namelijk onvoldoende historische feiten of wetenswaardigheden of diepgang kunnen toevoegen. Een voorbeeld:
Wat te denken van deze weinig kleurrijke foto van een oprit van een brug vol auto's? U ziet er niets interessants op? Dat is waar. Maar toch kan ik er juist wel een interessant verhaal aan vastknopen. De foto zelf heb ik gemaakt in oktober 2014 vanuit een rijdende auto (die van mijn broer, die in Rotterdam woont). U kijkt hier uit op de noordelijke oprit van de Brienenoordbrug uit. De eerste Brienenoordbrug werd voltooid en in gebruik genomen in februari 1965. Daarmee is deze brug nu (in 2015) precies 50 jaar oud. Daar is in februari 2015 door Omroep Rijnmond de nodige aandacht aan besteed. In 1971 begon de brug al een knelpunt te worden wat gepaard ging met dagelijkse files. De brug werd zelfs een nationaal fileknooppunt en stond dagelijks op nummer 1 van de lijst files. Daarom werd er in februari 1989 een tweede brug er naast gezet. Sindsdien zijn de files rond de Brienenoordbrug opgelost en komt de Brienenoordbrug niet meer in de verkeersberichten bij de filemeldingen voor. Op de foto is de linker boogbrug de oude brug uit 1965, en de rechter boogbrug de nieuwe helft, die er in februari 1989 naast gezet is. Als u goed kijkt, ziet u dat die rechter boogbrug ook een stukje breder is. Dat was duidelijk noodzakelijk; zeker als u ziet hoe veel druk verkeer er tegenwoordig dagelijks overheen gaat. Dat is ook op deze foto te zien.
Daarom vraag ik mij af wat ik persoonlijk aan Pinterest zou hebben. Bovendien schijnt Pinterest voor circa 80 % door vrouwen te worden gebruikt. Maar voor een bibliotheek kan het beslist handig zijn: om bezoekers van de site op nieuwe boeken te wijzen, of hun aandacht te vestigen op interessante culturele of historische tentoonstellingen in een museum in de buurt, of om op actuele gebeurtenissen in te haken, zoals de opening van de Haak om Leeuwarden, of andere bouwprojecten, of gebeurtenissen elders in de wereld, zoals in het Midden-Oosten, of Oekraine, of herdenkingen (straks in mei!) en tegelijk enige aanvullende (historische) achtergrondinformatie (bereikbaar via doorkliklinks op zo'n prikbord / Pinterest) te verstrekken. Of de Bibiliotheekservice Fryslan (waar ik werk) er iets aan kan hebben? Die zal zich meer richten op onderwerpen en kwesties die specifiek met het bibliotheekvak of het boekenvak te maken hebben, bedoeld voor de bibliotheken in de steden en dorpen van de provincie Friesland, ehh Fryslan.
Jazeker, ik sla nog steeds een paar lessen over. De vierde les van de Verdiepdingen ging over Pinterest. Ondanks de naam heeft het totaal niets te maken met pinnen en pinbetalingen, zoals wij dat in Nederland gewend zijn. Het is iets totaal anders: een soort digitaal prikbord. Het is bedacht en ontwikkeld in december 2009, nadat Hyves gestopt was. Of het volledig het zelfde was, weet ik niet, maar blijkbaar waren beide social media ongeveer van het zelfde soort. Het is ook ongeveer vergelijkbaar met Facebook en Twitter.
Pinterest is dus een soort persoonlijk prikbord waar je allerlei mooie foto's, filmpjes of doorkliklinks naar interessante sites op kunt vermelden; of anders gezegd: op je persoonlijke prikbord kunt vastprikken. Met een speld, of op zijn Engels: with a pin. Een virtuele pin, wel te verstaan. Dan snapt u nu waar de naam vandaan komt.
Als ik me daarmee zou bezighouden, dan zou ik gelijk mijn prikbord vullen met foto's van Rotterdam. Begrijpelijk, zouden mijn collega's zeggen, want ik ben daar geboren. Maar dat zult u ongetwijfeld de afgelopen jaren regelmatig hebben gemerkt aan de verschillende blogberichten over Rotterdam op mijn blog. Daarom zie ik voor mezelf geen reden om met Pinterest aan de slag te gaan. Ik kan mijn verhaal, ge-illustreerd met mijn eigen foto's al op mijn blog kwijt. Daarnaast vind ik het om nog een reden niet geheel voldoende; ik zou op Pinterest namelijk onvoldoende historische feiten of wetenswaardigheden of diepgang kunnen toevoegen. Een voorbeeld:
Wat te denken van deze weinig kleurrijke foto van een oprit van een brug vol auto's? U ziet er niets interessants op? Dat is waar. Maar toch kan ik er juist wel een interessant verhaal aan vastknopen. De foto zelf heb ik gemaakt in oktober 2014 vanuit een rijdende auto (die van mijn broer, die in Rotterdam woont). U kijkt hier uit op de noordelijke oprit van de Brienenoordbrug uit. De eerste Brienenoordbrug werd voltooid en in gebruik genomen in februari 1965. Daarmee is deze brug nu (in 2015) precies 50 jaar oud. Daar is in februari 2015 door Omroep Rijnmond de nodige aandacht aan besteed. In 1971 begon de brug al een knelpunt te worden wat gepaard ging met dagelijkse files. De brug werd zelfs een nationaal fileknooppunt en stond dagelijks op nummer 1 van de lijst files. Daarom werd er in februari 1989 een tweede brug er naast gezet. Sindsdien zijn de files rond de Brienenoordbrug opgelost en komt de Brienenoordbrug niet meer in de verkeersberichten bij de filemeldingen voor. Op de foto is de linker boogbrug de oude brug uit 1965, en de rechter boogbrug de nieuwe helft, die er in februari 1989 naast gezet is. Als u goed kijkt, ziet u dat die rechter boogbrug ook een stukje breder is. Dat was duidelijk noodzakelijk; zeker als u ziet hoe veel druk verkeer er tegenwoordig dagelijks overheen gaat. Dat is ook op deze foto te zien.
Daarom vraag ik mij af wat ik persoonlijk aan Pinterest zou hebben. Bovendien schijnt Pinterest voor circa 80 % door vrouwen te worden gebruikt. Maar voor een bibliotheek kan het beslist handig zijn: om bezoekers van de site op nieuwe boeken te wijzen, of hun aandacht te vestigen op interessante culturele of historische tentoonstellingen in een museum in de buurt, of om op actuele gebeurtenissen in te haken, zoals de opening van de Haak om Leeuwarden, of andere bouwprojecten, of gebeurtenissen elders in de wereld, zoals in het Midden-Oosten, of Oekraine, of herdenkingen (straks in mei!) en tegelijk enige aanvullende (historische) achtergrondinformatie (bereikbaar via doorkliklinks op zo'n prikbord / Pinterest) te verstrekken. Of de Bibiliotheekservice Fryslan (waar ik werk) er iets aan kan hebben? Die zal zich meer richten op onderwerpen en kwesties die specifiek met het bibliotheekvak of het boekenvak te maken hebben, bedoeld voor de bibliotheken in de steden en dorpen van de provincie Friesland, ehh Fryslan.
zaterdag 4 april 2015
Vervolgcursus 23 dingen : Verdiepdingen
Hallo ge-interesseerde bloglezers,
Zoals ik al eerder meldde in mijn blogbericht van 26 december 2014, getiteld: Vergeten 2 jubileums te memoreren, ben ik in november 2009 begonnen met mijn huidige blog. Dat was een gevolg van de cursus 23dingen die ik toendertijd op mijn werk heb gevolgd. Die cursus was bedoeld om bibliotheekpersoneel bekend en vertrouwd te maken met de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van computers, internet en social media. De ontwikkelingen hebben sindsdien niet stilgestaan. Er zijn nadien een aantal zaken verdwenen en een aantal nieuwe zaken tot ontwikkeling gekomen. Met de vervolgcursus Verdiepdingen leren we over die nieuwe ontwikkelingen op het gebied van internet, social media, maar ook op het terrein van o.a. informatie opsporen op internet, bundelen, en trefwoorden toekennen.
Ik sla les 1 nu even over en begin met les 2. Dat ging over Instagram. Dat is een app (afkorting voor applicatie) voor op je mobiele telefoon of smartphone, waarmee je foto's (die je met je cameraatje op je smartphone hebt gemaakt) kunt bewerken en delen met (lees: doormailen naar) andere ge-interesseerden.
Nou fotografeer ik nog steeds ouderwets sinds 2006 met een (toch wel moderne) digitale camera. En dat bevalt me nog altijd prima. Daarom heb ik waarschijnlijk niets aan Instagram. En even waarschijnlijk is Instagram dan ook meer iets voor jongelui die net beginnen met fotograferen met hun mobieltje of smartphone, en daarnaast graag vreselijk sociaal zijn en ook zo graag uit stappen of feesten gaan en dan ter plekke foto's van zichzelf of elkaar maken met hun mobiele telefoon of smartphone en dat rondmailen. Voor iemand als ik is dat dus totaal oninteressant. Ik stel toch wat andere en hogere eisen aan een camera en aan een foto. En daar hoort vreselijk sociaal doen niet bij. Ook niet met een mobieltje.
Overigens: Informatie over Instagram is ook te vinden in de Wikipedia. En dan kun je ook nog via de taal-kolom aan de linkerkant van het scherm op taal (Engels, Duits, Frans, of een andere taal) doorklikken en ook informatie lezen in andere talen, lang niet altijd de vertaling, maar vaak wel meer informatie. En daarnaast kun je ook doorklikken op de blauwgekleurde trefwoorden op zo'n Wikipedia-pagina. En je kunt ook doorklikken naar externe links die op zo'n Wikipedia-pagina onderaan staan naar sites waar nog meer informatie te vinden is. Bijvoorbeeld naar de site van Instagram zelf.
Hieronder ziet u twee foto's. De eerste is die van een fraaie oranje bloem (gemaakt in december 2003). De andere is die van een houten beschoeiing in het buitendijkse land bij Zwarte Haan (gemaakt in oktober 2002). Die tweede foto heb ik enigszins bewerkt (in Paint Shop Pro) met een digitale versie van een soft-focus-filter. Overigens heb ik deze twee foto's gemaakt in mijn analoge tijdperk (dus voor 2006). Indertijd kon ik ze bij de fotograaf niet alleen laten ontwikkelen en afdrukken, maar ook tegelijk laten inscannen en op CD laten branden.Vandaar dat ik er nu een digitale versie van beide foto's kan laten zien. En zo ziet u maar weer, je hoeft niet zo supermodern bezig te zijn om toch mooie en fraai bewerkte foto's te tonen. En ze doormailen naar vrienden hoeft voor mij ook niet via Instagram. Dat kan ook per e-mailbericht. En het wordt helemaal leuk als je zulke foto's niet alleen maar voor de aardigheid rondmailt, maar ze ook gebruikt als bij voorbeeld een digitale verjaardagskaart.
Overigens schijnt het al weer bergafwaarts te gaan met Instagram omdat het in 2012 is opgekocht door Facebook. Zo snel kunnen ontwikkelingen gaan in de computerbranche. Facebook hanteert nogal opdringerige regels waarbij ze jouw foto's kunnen pikken om die voor eigen doeleinden te gebruiken zonder jou ook maar een cent copyright te gunnen. Voor een commerciele onderneming is het negeren van dat copyright en er zelf grof aan verdienen, niet erg netjes. Iets wat zeer veel mensen niet waarderen. Vandaar dat er veel gedonder mee is. En vandaar dat het waarschijnlijk snel minder wordt met Instagram. Net zoals met veel social media. Copyright-kwesties komen later bij deze vervolgcursus ook aan bod.
Hoewel? Op dinsdag 31 maart 2015 stond de bovenstaande foto in diverse landelijke kranten - onder andere in de Metro - van een 4-jarig Syrisch meisje in een vluchtelingenkamp in Turkije. Ze was - nadat haar vader in 2012 in Hama was doodgeschoten - met haar moeder en zusjes naar Turkije gevlucht. Volgens de begeleidende tekst stak ze niet uit vreugde haar handjes omhoog, maar uit angst voor de man met de camera. Ze dacht dat de camera een geweer was. Vandaar dat het kleine meisje zo bang in de camera keek, met haar handjes boven haar hoofdje. Direct nadat de journalist die foto had gemaakt, had hij die op Instagram (!) gezet waarna de foto de hele wereld is rondgegaan. Waarin zo'n rondzenddienst voor foto's toch een zeker voordeel blijkt te hebben.
Zoals ik al eerder meldde in mijn blogbericht van 26 december 2014, getiteld: Vergeten 2 jubileums te memoreren, ben ik in november 2009 begonnen met mijn huidige blog. Dat was een gevolg van de cursus 23dingen die ik toendertijd op mijn werk heb gevolgd. Die cursus was bedoeld om bibliotheekpersoneel bekend en vertrouwd te maken met de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van computers, internet en social media. De ontwikkelingen hebben sindsdien niet stilgestaan. Er zijn nadien een aantal zaken verdwenen en een aantal nieuwe zaken tot ontwikkeling gekomen. Met de vervolgcursus Verdiepdingen leren we over die nieuwe ontwikkelingen op het gebied van internet, social media, maar ook op het terrein van o.a. informatie opsporen op internet, bundelen, en trefwoorden toekennen.
Ik sla les 1 nu even over en begin met les 2. Dat ging over Instagram. Dat is een app (afkorting voor applicatie) voor op je mobiele telefoon of smartphone, waarmee je foto's (die je met je cameraatje op je smartphone hebt gemaakt) kunt bewerken en delen met (lees: doormailen naar) andere ge-interesseerden.
Nou fotografeer ik nog steeds ouderwets sinds 2006 met een (toch wel moderne) digitale camera. En dat bevalt me nog altijd prima. Daarom heb ik waarschijnlijk niets aan Instagram. En even waarschijnlijk is Instagram dan ook meer iets voor jongelui die net beginnen met fotograferen met hun mobieltje of smartphone, en daarnaast graag vreselijk sociaal zijn en ook zo graag uit stappen of feesten gaan en dan ter plekke foto's van zichzelf of elkaar maken met hun mobiele telefoon of smartphone en dat rondmailen. Voor iemand als ik is dat dus totaal oninteressant. Ik stel toch wat andere en hogere eisen aan een camera en aan een foto. En daar hoort vreselijk sociaal doen niet bij. Ook niet met een mobieltje.
Overigens: Informatie over Instagram is ook te vinden in de Wikipedia. En dan kun je ook nog via de taal-kolom aan de linkerkant van het scherm op taal (Engels, Duits, Frans, of een andere taal) doorklikken en ook informatie lezen in andere talen, lang niet altijd de vertaling, maar vaak wel meer informatie. En daarnaast kun je ook doorklikken op de blauwgekleurde trefwoorden op zo'n Wikipedia-pagina. En je kunt ook doorklikken naar externe links die op zo'n Wikipedia-pagina onderaan staan naar sites waar nog meer informatie te vinden is. Bijvoorbeeld naar de site van Instagram zelf.
Hieronder ziet u twee foto's. De eerste is die van een fraaie oranje bloem (gemaakt in december 2003). De andere is die van een houten beschoeiing in het buitendijkse land bij Zwarte Haan (gemaakt in oktober 2002). Die tweede foto heb ik enigszins bewerkt (in Paint Shop Pro) met een digitale versie van een soft-focus-filter. Overigens heb ik deze twee foto's gemaakt in mijn analoge tijdperk (dus voor 2006). Indertijd kon ik ze bij de fotograaf niet alleen laten ontwikkelen en afdrukken, maar ook tegelijk laten inscannen en op CD laten branden.Vandaar dat ik er nu een digitale versie van beide foto's kan laten zien. En zo ziet u maar weer, je hoeft niet zo supermodern bezig te zijn om toch mooie en fraai bewerkte foto's te tonen. En ze doormailen naar vrienden hoeft voor mij ook niet via Instagram. Dat kan ook per e-mailbericht. En het wordt helemaal leuk als je zulke foto's niet alleen maar voor de aardigheid rondmailt, maar ze ook gebruikt als bij voorbeeld een digitale verjaardagskaart.
Overigens schijnt het al weer bergafwaarts te gaan met Instagram omdat het in 2012 is opgekocht door Facebook. Zo snel kunnen ontwikkelingen gaan in de computerbranche. Facebook hanteert nogal opdringerige regels waarbij ze jouw foto's kunnen pikken om die voor eigen doeleinden te gebruiken zonder jou ook maar een cent copyright te gunnen. Voor een commerciele onderneming is het negeren van dat copyright en er zelf grof aan verdienen, niet erg netjes. Iets wat zeer veel mensen niet waarderen. Vandaar dat er veel gedonder mee is. En vandaar dat het waarschijnlijk snel minder wordt met Instagram. Net zoals met veel social media. Copyright-kwesties komen later bij deze vervolgcursus ook aan bod.
Hoewel? Op dinsdag 31 maart 2015 stond de bovenstaande foto in diverse landelijke kranten - onder andere in de Metro - van een 4-jarig Syrisch meisje in een vluchtelingenkamp in Turkije. Ze was - nadat haar vader in 2012 in Hama was doodgeschoten - met haar moeder en zusjes naar Turkije gevlucht. Volgens de begeleidende tekst stak ze niet uit vreugde haar handjes omhoog, maar uit angst voor de man met de camera. Ze dacht dat de camera een geweer was. Vandaar dat het kleine meisje zo bang in de camera keek, met haar handjes boven haar hoofdje. Direct nadat de journalist die foto had gemaakt, had hij die op Instagram (!) gezet waarna de foto de hele wereld is rondgegaan. Waarin zo'n rondzenddienst voor foto's toch een zeker voordeel blijkt te hebben.
Labels:
23dingen,
fotobewerking,
fotografie,
instagram
woensdag 25 maart 2015
Na de zonsverduistering
Hallo blogvolgers,
Afgelopen 20 maart 2015 was er in West-Europa een gedeeltelijke zonsverduistering te zien geweest. Helaas hing er in grote delen van West-Europa een dik wolkendek, zodat er van de hele zonsverduistering weinig tot niets te zien was. Wel was rond het hoogtepunt (met circa 80 % bedekking van de Zon door de Maan) van de verduistering rond 10 over half elf wel te merken dat het ineens licht schemerig en koud werd.
Diezelfde effecten heb ik ook gemerkt tijdens de vorige gedeeltelijke zonsverduistering op 11 augustus 1999. Toen was de bewolking minder dik, zodat je makkelijk de gedeeltelijke bedekte Zonneschijf kon zien, zonder gebruik van een zwartgemaakt glaasje of een ander beschermend filter tegen het zeer felle zonlicht. De wolken zorgden als het ware al voor een soort filter tegen het zeer felle zonlicht. Toen was de Zon voor circa 90 a 92 % bedekt. En ook toen werd het schemerig en fris.
Twee dagen later - op 22 maart 2015 - was het juist onbewolkt. Toen heb ik die avond om 20 over 8 uur de hier onder staande foto gemaakt van de wassende Maan met daar boven de helder schijnende planeet Venus. Op Venus heerst de behaaglijk warme temperatuur van circa 450 a 500 graden Celcius. Dat is mij eigenlijk een ietsje te warm, maar dat terzijde. Dat het zo smoorheet is op Venus komt omdat die planeet veel dichter bij de zon staat. Vandaar dat Venus bij wijze van spreken gekookt wordt door de Zon.
Zoals u op de foto ook kunt zien, was die avond onder de planeet Venus de al eerder genoemde dunne maansikkel te zien. Het was tijdens de zonsverduistering namelijk Nieuwe Maan geweest. En na de Nieuwe Maan werd het weer Wassende Maan. Vandaar die fraaie dunne Maansikkel. Opvallend is, dat u ook het donkere gedeelte van de Maan kunt zien. Dat wordt namelijk niet direct door de zon belicht, maar indirect door zonlicht, weerkaatst door de Aarde naar de Maan en terug.
De foto zelf heb ik gemaakt op 22 maart 2015 om 20.20 uur. Handig, al die metadata die een digitale camera aan zo'n foto toevoegt. Dan kun je zo nalezen op welke dag en tijdstip de foto is gemaakt. Omdat ik de foto na de zonsondergang had gemaakt, was de lucht nog donkerblauw van de schemering. Als u goed kijkt, ziet u in die schemer ook al de eerste sterren van die avond verschijnen als hele kleine witte lichtstipjes. Dat ziet u het best als u rechtsklikt op de foto voor een uitvergroting.
Afgelopen 20 maart 2015 was er in West-Europa een gedeeltelijke zonsverduistering te zien geweest. Helaas hing er in grote delen van West-Europa een dik wolkendek, zodat er van de hele zonsverduistering weinig tot niets te zien was. Wel was rond het hoogtepunt (met circa 80 % bedekking van de Zon door de Maan) van de verduistering rond 10 over half elf wel te merken dat het ineens licht schemerig en koud werd.
Diezelfde effecten heb ik ook gemerkt tijdens de vorige gedeeltelijke zonsverduistering op 11 augustus 1999. Toen was de bewolking minder dik, zodat je makkelijk de gedeeltelijke bedekte Zonneschijf kon zien, zonder gebruik van een zwartgemaakt glaasje of een ander beschermend filter tegen het zeer felle zonlicht. De wolken zorgden als het ware al voor een soort filter tegen het zeer felle zonlicht. Toen was de Zon voor circa 90 a 92 % bedekt. En ook toen werd het schemerig en fris.
Twee dagen later - op 22 maart 2015 - was het juist onbewolkt. Toen heb ik die avond om 20 over 8 uur de hier onder staande foto gemaakt van de wassende Maan met daar boven de helder schijnende planeet Venus. Op Venus heerst de behaaglijk warme temperatuur van circa 450 a 500 graden Celcius. Dat is mij eigenlijk een ietsje te warm, maar dat terzijde. Dat het zo smoorheet is op Venus komt omdat die planeet veel dichter bij de zon staat. Vandaar dat Venus bij wijze van spreken gekookt wordt door de Zon.
Zoals u op de foto ook kunt zien, was die avond onder de planeet Venus de al eerder genoemde dunne maansikkel te zien. Het was tijdens de zonsverduistering namelijk Nieuwe Maan geweest. En na de Nieuwe Maan werd het weer Wassende Maan. Vandaar die fraaie dunne Maansikkel. Opvallend is, dat u ook het donkere gedeelte van de Maan kunt zien. Dat wordt namelijk niet direct door de zon belicht, maar indirect door zonlicht, weerkaatst door de Aarde naar de Maan en terug.
De foto zelf heb ik gemaakt op 22 maart 2015 om 20.20 uur. Handig, al die metadata die een digitale camera aan zo'n foto toevoegt. Dan kun je zo nalezen op welke dag en tijdstip de foto is gemaakt. Omdat ik de foto na de zonsondergang had gemaakt, was de lucht nog donkerblauw van de schemering. Als u goed kijkt, ziet u in die schemer ook al de eerste sterren van die avond verschijnen als hele kleine witte lichtstipjes. Dat ziet u het best als u rechtsklikt op de foto voor een uitvergroting.
zondag 8 maart 2015
Flatje Korhoen vervangen door flat Nieuw Oostergo
Hallo nieuwsgierige blogvolgers,
Sinds een jaar staat er vlak naast de noordelijke oprit van de Van Harinxmabrug in Leeuwarden een nieuwe flat. Het is de flat Nieuw Oostergo. Het bestaat uit een woontoren met ernaast een lager flatgebouw met daaronder een parkeerkelder voor de bewoners, zoals te zien is op foto 2. Deze nieuwe flat vervangt sinds 2014 het oude flatje de Korhoen. Op foto 1 ziet u de Korhoen in 2011 vlak voor de definitieve sloop. Het was ooit een aardig en kleurrijk flatje met 5 woningen en een garage rechtsonder. Het was ontworpen door de architect S. Riddersma en in 1956 gebouwd. Maar de laatste jaren voor 2011 raakte het flatgebouwtje steeds meer verwaarloosd. De tuin voor de flat raakte steeds meer en meer verwilderd en de bomen en struiken die er groeiden, benamen voor passanten steeds meer het zicht op de flat. En ze benamen natuurlijk ook voor de bewoners het uitzicht op de brede verkeersweg en het Oostergo-verkeersknooppunt. Op foto 1 zijn de bomen al gerooid en is het moment van de sloop al nabij. Geen wonder dat er daarom op het grote raam van de woonkamer links bovenaan het woord erase! (= verwijder!) staat.
Achter de flat de Korhoen stond een loods (op foto 1 niet te zien, helaas) met daar binnen een werkplaats. In januari 1963 overnachtte daar een bekende schaatser: Reinier Paping (geboren in 1931), de winnaar van de Elfstedentocht van 18 januari 1963. In 2012 is ook die loods gesloopt.
Na de sloop werd het terrein al snel bouwrijp gemaakt waarna de nieuwe en veel grotere en hogere flat Nieuw Oostergo verrees. Zoals op foto 2 te zien is, bestaat het uit 2 blokken: de toren en de flat erachter. Daar waar nu de lagere flat achter de torenflat staat, was de werkplaats waar Reinier Paping in 1963 had overnacht.
In april 2014 kwam het nieuwe flatgebouw klaar en werden de woningen betrokken door nieuwe bewoners. Het is niet direct een zeer fraai pand, maar heeft wel warmere kleuren, vergeleken met het flatje de Korhoen. En er zijn nu ook veel meer woningen dan de 5 in het oude flatje de Korhoen.
Daarnaast levert het in sommige opzichten wel verrassende plaatjes op. Dat ziet u op foto 3. Die foto maakte ik in april 2014 halverwege op de middenberm op de Julianalaan. Perspectivisch heel fraai om te zien. En foto 4 maakte ik kort geleden (in maart 2014) nog bij het Oostergoplein, zoals het kruispunt officieel heet. Dan snapt u gelijk waarom deze nieuwe flat Nieuw Oostergo heet.
Sinds een jaar staat er vlak naast de noordelijke oprit van de Van Harinxmabrug in Leeuwarden een nieuwe flat. Het is de flat Nieuw Oostergo. Het bestaat uit een woontoren met ernaast een lager flatgebouw met daaronder een parkeerkelder voor de bewoners, zoals te zien is op foto 2. Deze nieuwe flat vervangt sinds 2014 het oude flatje de Korhoen. Op foto 1 ziet u de Korhoen in 2011 vlak voor de definitieve sloop. Het was ooit een aardig en kleurrijk flatje met 5 woningen en een garage rechtsonder. Het was ontworpen door de architect S. Riddersma en in 1956 gebouwd. Maar de laatste jaren voor 2011 raakte het flatgebouwtje steeds meer verwaarloosd. De tuin voor de flat raakte steeds meer en meer verwilderd en de bomen en struiken die er groeiden, benamen voor passanten steeds meer het zicht op de flat. En ze benamen natuurlijk ook voor de bewoners het uitzicht op de brede verkeersweg en het Oostergo-verkeersknooppunt. Op foto 1 zijn de bomen al gerooid en is het moment van de sloop al nabij. Geen wonder dat er daarom op het grote raam van de woonkamer links bovenaan het woord erase! (= verwijder!) staat.
Achter de flat de Korhoen stond een loods (op foto 1 niet te zien, helaas) met daar binnen een werkplaats. In januari 1963 overnachtte daar een bekende schaatser: Reinier Paping (geboren in 1931), de winnaar van de Elfstedentocht van 18 januari 1963. In 2012 is ook die loods gesloopt.
Na de sloop werd het terrein al snel bouwrijp gemaakt waarna de nieuwe en veel grotere en hogere flat Nieuw Oostergo verrees. Zoals op foto 2 te zien is, bestaat het uit 2 blokken: de toren en de flat erachter. Daar waar nu de lagere flat achter de torenflat staat, was de werkplaats waar Reinier Paping in 1963 had overnacht.
In april 2014 kwam het nieuwe flatgebouw klaar en werden de woningen betrokken door nieuwe bewoners. Het is niet direct een zeer fraai pand, maar heeft wel warmere kleuren, vergeleken met het flatje de Korhoen. En er zijn nu ook veel meer woningen dan de 5 in het oude flatje de Korhoen.
Daarnaast levert het in sommige opzichten wel verrassende plaatjes op. Dat ziet u op foto 3. Die foto maakte ik in april 2014 halverwege op de middenberm op de Julianalaan. Perspectivisch heel fraai om te zien. En foto 4 maakte ik kort geleden (in maart 2014) nog bij het Oostergoplein, zoals het kruispunt officieel heet. Dan snapt u gelijk waarom deze nieuwe flat Nieuw Oostergo heet.
Labels:
flat de Korhoen,
flat Nieuw Oostergo,
Leeuwarden
zondag 15 februari 2015
een containerschip vaart langs
Hallo blogvolgers,
Inderdaad, zoals u op deze eerste foto ziet, vaart er zo nu en dan een groot containerschip door het Van Harinxmakanaal langs mijn flatwoning. Het is zo'n groot schip en het ligt zo diep in het water dat ik soms denk dat de kiel misschien wel over de bodem van het kanaal zal schrapen of dat het water over de rand van het kanaal zal stromen. Maar blijkbaar valt dat wel mee. Al het lijkt me wel zaak om het Van Harinxmakanaal voor dit soort schepen eens flink uit te baggeren en de diepgang aanzienlijk te vergroten.
Curieus bij dit containerschip is de naam: Lahringen, geregistreerd in Harlingen. En dat laatste is wel logisch bij zo'n naam. Iedereen met enige literaire kennis weet dat dit de naam van een fictief stadje is, waar de bekende Nederlandse schrijver Simon Vestdijk verscheidene van zijn Anton Wachter-romans had gesitueerd. Simon Vestdijk (1898-1971) was geboren in Harlingen. Hij had de letters van de naam van zijn geboortestad door elkaar gehusseld en herschikt tot Lahringen. Rechtsklik maar op de foto voor een vergroting; dan kunt u de naam op de boeg van het schip lezen.
Overigens is dit niet het enige containerschip dat ik de afgelopen paar jaren langs heb zien varen. Er zijn er meer. Maar ik heb de Lahringen wel het vaakst voorbij zien komen.
Sinds juli 2012 is de containerterminal in Leeuwarden verplaatst van het rangeerterrein westelijk van het NS-station naar het industrieterrein westelijk van Leeuwarden. Om precies te zijn: de nieuwe containerterminal van M.S.C. ligt aan de zuidwestkant van Leeuwarden aan de buitenbocht van het Van Harinxmakanaal, schuin tegenover de Lorentzkade (van waaraf ik foto 2 heb gemaakt). Het is van verre te herkennen aan de grote, boven alles uitstekende portaalkraan waarmee de containers van en op de containerschepen kunnen worden getakeld. Dat ziet u op de hieronder staande 2 foto's uit 2013.
Het is duidelijk: containers worden tegenwoordig niet meer per vrachttrein getransporteerd, maar per schip. Mocht u nu denken dat Leeuwarden hiermee in de vaart der volkeren is opgestoten en zodoende over een indrukwekkende containerterminal beschikt, dan moet ik u teleurstellen. Hoe indrukwekkend de portaalkraan op foto 3 ook oogt tussen de stapels containers, Rotterdam heeft in de Waalhaven, de Eemhaven en op de 1-e en 2-e Maasvlakte veel meer kilometers aan kade vol containers tot zijn beschikking. En daar staan ook veel meer en veel grotere en hogere portaalkranen opgesteld met evenzeer grotere en hogere stapels containers, vaak tot wel tien stuks of meer hoog opgestapeld.
Inderdaad, zoals u op deze eerste foto ziet, vaart er zo nu en dan een groot containerschip door het Van Harinxmakanaal langs mijn flatwoning. Het is zo'n groot schip en het ligt zo diep in het water dat ik soms denk dat de kiel misschien wel over de bodem van het kanaal zal schrapen of dat het water over de rand van het kanaal zal stromen. Maar blijkbaar valt dat wel mee. Al het lijkt me wel zaak om het Van Harinxmakanaal voor dit soort schepen eens flink uit te baggeren en de diepgang aanzienlijk te vergroten.
Curieus bij dit containerschip is de naam: Lahringen, geregistreerd in Harlingen. En dat laatste is wel logisch bij zo'n naam. Iedereen met enige literaire kennis weet dat dit de naam van een fictief stadje is, waar de bekende Nederlandse schrijver Simon Vestdijk verscheidene van zijn Anton Wachter-romans had gesitueerd. Simon Vestdijk (1898-1971) was geboren in Harlingen. Hij had de letters van de naam van zijn geboortestad door elkaar gehusseld en herschikt tot Lahringen. Rechtsklik maar op de foto voor een vergroting; dan kunt u de naam op de boeg van het schip lezen.
Overigens is dit niet het enige containerschip dat ik de afgelopen paar jaren langs heb zien varen. Er zijn er meer. Maar ik heb de Lahringen wel het vaakst voorbij zien komen.
Sinds juli 2012 is de containerterminal in Leeuwarden verplaatst van het rangeerterrein westelijk van het NS-station naar het industrieterrein westelijk van Leeuwarden. Om precies te zijn: de nieuwe containerterminal van M.S.C. ligt aan de zuidwestkant van Leeuwarden aan de buitenbocht van het Van Harinxmakanaal, schuin tegenover de Lorentzkade (van waaraf ik foto 2 heb gemaakt). Het is van verre te herkennen aan de grote, boven alles uitstekende portaalkraan waarmee de containers van en op de containerschepen kunnen worden getakeld. Dat ziet u op de hieronder staande 2 foto's uit 2013.
Het is duidelijk: containers worden tegenwoordig niet meer per vrachttrein getransporteerd, maar per schip. Mocht u nu denken dat Leeuwarden hiermee in de vaart der volkeren is opgestoten en zodoende over een indrukwekkende containerterminal beschikt, dan moet ik u teleurstellen. Hoe indrukwekkend de portaalkraan op foto 3 ook oogt tussen de stapels containers, Rotterdam heeft in de Waalhaven, de Eemhaven en op de 1-e en 2-e Maasvlakte veel meer kilometers aan kade vol containers tot zijn beschikking. En daar staan ook veel meer en veel grotere en hogere portaalkranen opgesteld met evenzeer grotere en hogere stapels containers, vaak tot wel tien stuks of meer hoog opgestapeld.
vrijdag 23 januari 2015
Haak in de verte
Hallo ge-interesseerde blogvolgers,
Deze foto heb ik kort geleden gemaakt vanuit mijn flat. Het is de nieuwe verkeersbrug over de Zwette. Die brug is onderdeel van de nieuwe Haak om Leeuwarden, een verbindingsweg die voor een kwart om zuid-west-Leeuwarden heen loopt, vanaf het verkeersknooppunt bij Marssum, westelijk van Leeuwarden, naar het verkeersknooppunt bij Werpsterhoek, een eind zuidelijk van Leeuwarden. Deze nieuwe wegverbinding is op 18 december 2014 ge-opend en in gebruik genomen. Zoals op de foto is te zien, hebben veel automobilisten deze nieuwe route al ontdekt en wordt die al druk gebruikt. Mocht u de passerende auto's niet goed zien, linksklik dan eenmaal op de foto voor een vergroting.
Voorheen reden al die auto's en vrachtwagens altijd over de Hendrik Algraweg (de snelweg die parallel loopt langs de Boksumerdijk), direct zuidelijk van Leeuwarden en van het Van Harinxmakanaal. De verkeersweg is vernoemd naar Hendrik Algra (1896-1982), die achtereenvolgens onderwijzer, journalist, historicus en politicus is geweest.
's Ochtends vroeg op doordeweekse dagen reed er hoorbaar veel verkeer over de Hendrik Algraweg. Dan hoorde ik ze voorbijrijden en dan wist ik: het is tijd om op te staan en naar mijn werk te gaan. Maar nu rijdt al dat verkeer over de Haak in de verte, en dan hoor ik ze niet meer. Kortom: waarin een nadeel (geluidsoverlast vanaf een verkeersweg), een voordeel blijkt te zijn (vroeg opstaan).
Wanneer de Hendrik Algraweg precies is aangelegd, weet ik niet. Ik vermoed ergens in de jaren 70 of begin jaren 80.
Maar nu - met de ingebruikneming van de Haak om Leeuwarden - zal de Hendrik Algraweg buiten gebruik worden gesteld en worden verwijderd. Er rijdt nu al merkbaar minder verkeer over die weg.
Op de foto is op de voorgrond een portaal te zien van de spoorlijn van Leeuwarden naar Heerenveen. En in het weiland daarachter lopen schapen te grazen. De Leeuwarder gemeenteraad heeft plannen om bij mij aan de overkant de weilanden om te vormen tot een bedrijventerrein met verderop woonwijken. Daar ben ik persoonlijk niet zo blij mee: het uitzicht zal er minder fraai door worden. Maar daarnaast, en eigenlijk belangrijker: zo gaat er vruchtbare landbouwgrond verloren. Overigens bestonden die plannen al in de jaren 90, maar zijn ze sinds 2008 op de lange baan geschoven vanwege de economische crisis. Of ze ooit alsnog worden uitgevoerd?
Deze foto heb ik kort geleden gemaakt vanuit mijn flat. Het is de nieuwe verkeersbrug over de Zwette. Die brug is onderdeel van de nieuwe Haak om Leeuwarden, een verbindingsweg die voor een kwart om zuid-west-Leeuwarden heen loopt, vanaf het verkeersknooppunt bij Marssum, westelijk van Leeuwarden, naar het verkeersknooppunt bij Werpsterhoek, een eind zuidelijk van Leeuwarden. Deze nieuwe wegverbinding is op 18 december 2014 ge-opend en in gebruik genomen. Zoals op de foto is te zien, hebben veel automobilisten deze nieuwe route al ontdekt en wordt die al druk gebruikt. Mocht u de passerende auto's niet goed zien, linksklik dan eenmaal op de foto voor een vergroting.
Voorheen reden al die auto's en vrachtwagens altijd over de Hendrik Algraweg (de snelweg die parallel loopt langs de Boksumerdijk), direct zuidelijk van Leeuwarden en van het Van Harinxmakanaal. De verkeersweg is vernoemd naar Hendrik Algra (1896-1982), die achtereenvolgens onderwijzer, journalist, historicus en politicus is geweest.
's Ochtends vroeg op doordeweekse dagen reed er hoorbaar veel verkeer over de Hendrik Algraweg. Dan hoorde ik ze voorbijrijden en dan wist ik: het is tijd om op te staan en naar mijn werk te gaan. Maar nu rijdt al dat verkeer over de Haak in de verte, en dan hoor ik ze niet meer. Kortom: waarin een nadeel (geluidsoverlast vanaf een verkeersweg), een voordeel blijkt te zijn (vroeg opstaan).
Wanneer de Hendrik Algraweg precies is aangelegd, weet ik niet. Ik vermoed ergens in de jaren 70 of begin jaren 80.
Maar nu - met de ingebruikneming van de Haak om Leeuwarden - zal de Hendrik Algraweg buiten gebruik worden gesteld en worden verwijderd. Er rijdt nu al merkbaar minder verkeer over die weg.
Op de foto is op de voorgrond een portaal te zien van de spoorlijn van Leeuwarden naar Heerenveen. En in het weiland daarachter lopen schapen te grazen. De Leeuwarder gemeenteraad heeft plannen om bij mij aan de overkant de weilanden om te vormen tot een bedrijventerrein met verderop woonwijken. Daar ben ik persoonlijk niet zo blij mee: het uitzicht zal er minder fraai door worden. Maar daarnaast, en eigenlijk belangrijker: zo gaat er vruchtbare landbouwgrond verloren. Overigens bestonden die plannen al in de jaren 90, maar zijn ze sinds 2008 op de lange baan geschoven vanwege de economische crisis. Of ze ooit alsnog worden uitgevoerd?
zondag 18 januari 2015
Zonsondergang met Beers op de voorgrond
Hallo ge-interesseerde bloglezers,
In de winter, als de dagen korter worden, heb ik vanuit mijn flat een fraai uitzicht op de zuidwestelijke hemel. En als het niet al te bewolkt is en niet te veel regent (zoals de afgelopen weken helaas te vaak gebeurde) , krijg ik een spectaculaire lichtshow te zien in de vorm van een prachtige zonsondergang. Zo maakte ik op 4 januari 2015 deze mooie foto van de zon. Daarop is de zon te zien, voor de helft achter de horizon gezakt. Verder ziet u in profiel voor de zonneschijf de toren van de kerk van Beers. Direct rechts, naast de zonneschijf is het staketsel te zien van het gereconstrueerde Uniastate.
Beers zelf is een aardig dorp op fietsafstand van Leeuwarden en in de zomer een bezoek waard. Vanaf de toren van Uniastate heb je een wijds uitzicht over de hele omgeving. En ook de kerk is in de zomermaanden voor bezoekers te bekijken.
In de winter, als de dagen korter worden, heb ik vanuit mijn flat een fraai uitzicht op de zuidwestelijke hemel. En als het niet al te bewolkt is en niet te veel regent (zoals de afgelopen weken helaas te vaak gebeurde) , krijg ik een spectaculaire lichtshow te zien in de vorm van een prachtige zonsondergang. Zo maakte ik op 4 januari 2015 deze mooie foto van de zon. Daarop is de zon te zien, voor de helft achter de horizon gezakt. Verder ziet u in profiel voor de zonneschijf de toren van de kerk van Beers. Direct rechts, naast de zonneschijf is het staketsel te zien van het gereconstrueerde Uniastate.
Beers zelf is een aardig dorp op fietsafstand van Leeuwarden en in de zomer een bezoek waard. Vanaf de toren van Uniastate heb je een wijds uitzicht over de hele omgeving. En ook de kerk is in de zomermaanden voor bezoekers te bekijken.
Abonneren op:
Posts (Atom)