zondag 3 mei 2015

Tentoonstelling-tip: Hongerkinderen, in het Fries Museum

Hallo ge-interesseerde bloglezers,

In het Fries Verzets Museum is nu een interessante tentoonstelling gaande over de hongerkinderen die in het laatste oorlogsjaar (eind 1944 en vooral begin 1945) vanuit de grote steden in het westen van Nederland (Amsterdam, Haarlem, Den Haag, en ook Rotterdam, en andere steden) naar de boeren in Friesland werden gestuurd. De tentoonstelling is op 11 april 2015 begonnen en duurt nog tot 31 december 2015.


Voor mij persoonlijk is dit een onderwerp dat mij zeer persoonlijk interesseert, ondanks dat ikzelf in 1961 ben geboren. Mijn ouders zijn namelijk in 1935 en 1936 geboren in Rotterdam. En die hebben de Hongerwinter wel meegemaakt. Dat brengt het ineens heel dichtbij. Weliswaar zijn ze niet naar Friesland gestuurd, maar wel naar boeren in het oosten van het land. Mijn vader kwam bij het boerengezin Eding in Weerdinge bij Emmen terecht.
Mijn moeder kwam terecht bij het Friese boerengezin Hiemstra in Balkbrug, Overijssel. Is dat niet merkwaardig, een Fries boerengezin in Overijssel? Ik heb ontdekt dat dat boerengezin Hiemstra rond 1920 vanuit de omgeving Koudum naar Balkbrug is verhuisd om daar een boerderij van de Maatschappij van Weldadigheid te pachten. Die boerderij bestaat nog steeds en wordt nu (=2015) nog steeds gerund door de nazaten van pake Hiemstra. Die boerderij staat niet ver van de Ommerschans, ooit een dwangkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid geweest, en evenmin ver van de TBS-kliniek Veldzicht.
Opmerkelijk is ook dat mijn vader al in de zomer van 1940 naar dat boerengezin Eding in Weerdinge is gestuurd. Dat klopte inderdaad. Toen werden al vele kinderen (o.a. vanuit Rotterdam) naar de boeren gestuurd. Zodoende konden de kinderen (uit Rotterdam) bijkomen van de 5-daagse oorlog in mei 1940. Mijn vader heeft toen al gezien dat veel kinderen vanaf spoorwegstations langs de lijn van Zwolle naar Emmen werden opgehaald door boeren met hun boerenkarren. Zo konden ze daar aansterken. Omdat het contact met het gezin Eding al in 1940 ontstond, hadden mijn opa en oma Van Oorschot een adresje waar ze hun zoon in latere jaren gedurende de oorlog vaker naar toe konden sturen. Vooral toen de Hongerwinter begon. Waarom kon mijn vader al in 1940 naar Weerdinge? Dat kon omdat mijn grootouders Van Oorschot lid waren van de Nederlandsch Hervormde Kerk. Die konden hun adressen zo van de overheid krijgen.
Dat lag heel anders voor mijn grootouders van mijn moederskant. Mijn moeder kon pas in de zomer van 1942 naar het boerengezin in Balkbrug. Mijn grootouders van mijn moederskant waren namelijk Gereformeerd. En die moesten eerst zelf hun adressen van boeren zien te verzamelen. Want die wilden natuurlijk dat Gereformeerde kinderen alleen bij goed Gereformeerde boerengezinnen werden ondergebracht. En omdat de Gereformeerde Kerk geen door de Nederlandse Staat gesteund kerkgenootschap was, moesten die Gereformeerden het allemaal zelf maar uitzoeken. Het was toen nog de tijd van de Verzuiling. Curieus: voor de Duitse bezetter was die Verzuiling een vreemd fenomeen waar ze niks van snapten en niets van begrepen.

Hoe was die Hongerwinter ineens zo ontstaan? Die was niet zomaar uit de lucht komen vallen. Het begin lag bij de Spoorwegstaking vanaf 17 september 1944. Toen ging operatie Market-Garden van start, oftewel de slag bij Arnhem. Zoals iedereen weet, is die operatie mislukt: de brug bij Arnhem was een brug te ver. De Nederlandse regering in ballingschap te Londen besloot met de afkondiging van de Spoorwegstaking om een bijdrage te leveren aan de aanstaande bevrijding van Nederland door de Geallieerden. Om de Duitse transporten over het spoor te hinderen werd in Londen tot de Spoorwegstaking besloten. Als gevolg daarvan besloot de Duitse bezetter alleen haar eigen transporten per spoor te regelen en geen enkel voedseltransport van de Nederlandse overheid naar de steden in het westen van het land over te nemen. Voedseltransporten werden zelfs verboden. Dat was de reden dat er geen voedsel meer naar de grote steden ging in Holland. Het was zelfs zo dat er daardoor meer voedsel in de plattelandsprovincies - waaronder Friesland - bleef. Daardoor begon het in Rotterdam en de andere steden met de voedselvoorziening heel erg te nijpen. Het distributiesysteem begon in zijn voegen te kraken. Zo kwam het dat in januari 1945 veel mensen in de steden overstapten op bloembollen en suikerbieten. Mijn moeder vertelde dat toen ze dat te eten kregen, een broer van haar constateerde: dit is geen eten, maar varkensvoer. De volgende dag werd mijn moeder en haar zusje op de fiets naar Balkbrug gebracht.

Ondertussen werd de voedselsituatie alleen maar slechter. Dat was de reden dat Zweden een vrachtschip met meel stuurde, met toestemming van de Duitse bezetter. Dat was de Dagmar Bratt. Van dat schip staat een model in het museum in Delfzijl, wat u ziet op de foto hieronder.
De zakken meel werden in Delfzijl overgeladen van de Dagmar Bratt in binnenvaartschepen die het meel via kanalen en binnenwateren naar de steden in het westen vervoerden. Dat kon maar eventjes, want kort daarna begon het te vriezen, waarna de binnenvaartschepen niet meer verder konden varen. Ik had al eerder over de Dagmar Bratt geblogd, namelijk op 17 juni 2012, over een dagtocht met mijn Groninger kennissen naar Delfzijl.


Uiteindelijk werd de Hongersnood in de grote steden van het westen van het land gelenigd door bommenwerpers die vanuit Engeland voedsel dropten op afwerpvelden vlakbij de grote steden in het westen van Nederland. Dat werd nadien bekend als Operatie Manna. Nadien is de mythe ontstaan dat die vliegtuigen het Zweedse wittebrood hadden gedropt. Dat was dus niet het geval.

Wordt vervolgd.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten