Hallo Bloglezers,
Niet zo lang geleden ben ik op de fiets gestapt en ben ik via Ritsumazijl naar Marssum gefietst. Ik verliet Leeuwarden via een fietspad dat langs de Friesland Hal (ehh, tegenwoordig heet dat FEC = Friesland Expo Center) onder de Slauerhoffbrug door de stad uitleidt. Na een poosje arriveerde ik in het gehucht Ritsumazijl. In de 16-e en 17-e en 18-e eeuw was dat een belangrijk verkeerskruispunt van wegen en trekvaarten. Met de komst van de spoorweg naar Harlingen in 1863 nam het belang van Ritsumazijl af en na het graven van het Van Harinxmakanaal in 1951 zakte Ritsumazijl definitief weg in de vergetelheid. Tegenwoordig is het een rustig plaatsje waar hoogstens toeristen per fiets of per boot langskomen. Dit jaar vestigden de Ritsumazijlsters de aandacht met Schotse ruiten of tartans op hun woonplaats. Waarom Schotse tartans? Omdat ze het wel vonden passen bij het wegenpatroon van Ritsumazijl. Weliswaar is er maar 1 trekvaart en 1 weg (met verder 3 fietspaden die verschillende kanten uit waaieren), maar ze staan zozeer haaks op elkaar dat je inderdaad een beetje aan een Schotse ruit kunt denken.
Nadat ik een paar foto's had gemaakt van Ritsumazijl en de oude trekvaart (zie foto 1), fietste ik naar het noorden, naar Marssum. Halverwege stopte ik even om foto's te maken van het weidse uitzicht op Leeuwarden met zijn torens en hoge kantoren. Vervolgens sjouwde ik met mijn fiets over de grote loopbrug over de snelweg N-383 / A-31 die Leeuwarden via Franeker met Harlingen verbindt. Vanaf die loopbrug had ik een fraai panoramisch uitzicht over de wijde omgeving. Reden om nog meer foto's te maken van de omgeving (zie foto 2) en het panorama op Leeuwarden.
Nadat ik aan de noordkant de trappen was afgedaald, fietste ik het dorp Marssum in. Zo passeerde ik de tuinen van het Poptaslot en het Poptagasthofje aan de westkant van de weg en het kaatsveld en akkers aan de oostkant van de weg. De weg waar ik over fietste lag opvallend hoog, net als de weg zuidelijk van de loopbrug naar Ritsumazijl. Dat is duidelijk te zien op foto 2. Het land tussen Marssum en Leeuwarden ligt opvallend laag. Dat is geen wonder: die weg ligt op een oude dijk uit de Middeleeuwen. Het was de westoever van de Middelzee of Bordine geweest. Marssum en Ritsumazijl liggen aan de westkant van de vroegere Middelzee en Leeuwarden ligt aan de oostkant ervan. Vandaar ook dat er aan de zuidkant van Leeuwarden twee wijken liggen met namen die daarnaar verwijzen: De wijk Aldlan ligt op het oude land, oostelijk van de Van Harinxmabrug. De Van Harinxmabrug en in het verlengde daarvan de snelweg met daaraan parallel de Overijsselsestraatweg lopen over het traject waar de oostoever van de Middelzee liep. De wijk Nijlan (waar ik woon) ligt westelijk van diezelfde Van Harinxmabrug op het nieuwe land; beter te zeggen: op de bodem van de droog gevallen en afgedijkte Middelzee. Rond 1290 is er een dijk aangelegd ter hoogte van Stiens. Sindsdien is de Middelzee afgesloten van de Waddenzee en is Leeuwarden geen kustplaats meer.
Bij de hoofdingang van het Poptaslot gekomen, stalde ik mijn fiets en liep door de stinsenpoort (zie foto 3) het kasteelterrein van het Poptaslot op. Daar kocht ik een kaartje waarna ik even moest wachten voor de rondleiding begon. In de tussentijd bekeek ik de zeer fraaie en zeer fotogenieke bloemenrijke tuinen rond het kasteeltje. Daar maakte ik foto 4. Toen het tijd was, keerde ik terug naar de binnenplaats waar de rondleiding begon.
Het Poptaslot is gebouwd rond 1520. Een precieze datum is helaas niet bekend omdat die Friezen er toen totaal niet aan dachten om dat te noteren. Ze wisten toen niet dat wij dat tegenwoordig heel belangrijk vinden en graag willen weten. Wie de opdrachtgever voor de bouw was, is zelfs evenmin bekend. Vermoed wordt dat het een zekere Sasker van Camstra is geweest, die vervolgens de naam van zijn moeder Heringa als familienaam aannam. Dat was de tijd dat Friesland in 1523 zijn roemruchte Friese Vrijheid kwijtraakte aan keizer Karel V. Daarmee kwam er ook een eind aan de Schieringer en Vetkoper twisten in Friesland. Dat zorgde voor rust in het land waardoor de handel eindelijk opbloeide. Een kleindochter van Sasker van Camstra trouwde in 1603 met een lid uit de Friese adellijke familie Van Eysinga. Een zoon uit dit huwelijk, genaamd Tjalling van Eysinga woonde met vrouw en kinderen op Heringastate. Hij liet rond 1631 het kasteeltje verbouwen en verfraaien. Toen werden in het kasteeltje de verschillende deuren opgesierd met fraaie deurposten met beeldhouwwerken. Dat werd ook gedaan bij de open haarden, zoals hieronder te zien is op foto 6, rond de open haard in de zaal. En eveneens werd toen de fraaie stinsenpoort gebouwd met het wapen Van Eysinga hoog in de buitengevel. In 1676 overleed de laatste bewoner, een dochter Van Eysinga. In 1687 werd het kasteeltje met de omringende landerijen door haar nazaten verkocht aan de advocaat van het Hof van Friesland, Henricus Popta (1635-1712). Hij gaf de uiteindelijke naam aan het kasteeltje: het Poptaslot. Hij liet zijn eigen wapen plaatsen in de buitengevel van de stinsenpoort, waardoor je nu - heel merkwaardig - het wapen Popta ziet, omringd door een doek, helm en helmteken (een rode leeuw tussen twee veren) en andere versierselen die oorspronkelijk bij het wapen Van Eysinga hebben gehoord. Bekijk foto 3 nog maar eens goed.
Het Poptaslot in Marssum was zijn buitenhuis. Zijn woonhuis stond in Leeuwarden aan de drukke kant van de Nieuwstad. Aan dat woonhuis in Leeuwarden is nu niets meer te zien dat naar de vroegere bewoner verwijst, alleen het Poptapoortje, met boven de doorgang het wapen Popta. Dat bestaat uit een wapenschild met een blauw veld met daarin twee gouden zespuntige sterren en daaronder een witte lelie. Dat poortje is te zien op foto 5.
Henricus Popta was een harde en zorgvuldige werker en een sociaal voelend man. In 1711 besloot hij tot de oprichting van het Poptagasthuis, direct naast het Poptaslot. Het was bestemd voor weduwen en ongetrouwde vrouwen. Ze mochten daar gratis wonen op voorwaarde dat ze een dag per jaar een grote houten kast in de zaal kwamen poetsen met was. Het was rond 1700 duidelijk een tijd geworden waarin er veel meer werd opgeschreven dan rond 1500; daarom weten wij tegenwoordig meer over de tijd van Henricus Popta dan over de tijd van Sasker van Camstra. Helaas heeft Popta de voltooiing van het gasthuis in 1713 niet meer meegemaakt; hij overleed in 1712. In zijn testament had hij alvast 4 voogden voor het gasthuis aangewezen en had hij de bestuurszaken geregeld. Daarnaast regelde hij via datzelfde testament een beurs voor studenten. Verder besliste hij dat na zijn dood het kasteeltje niet meer mocht worden bewoond. In 1906 werd het Poptaslot (toen nog steeds aangeduid als Heringastate) gerestaureerd. Tegenwoordig is het een museum.
De museumgids leidde ons door de hoofdingang in de toren het kasteeltje binnen en bracht ons naar de gang, waar het portret van Henricus Popta hangt, tezamen met dat van zijn moeder. Hij vertelde dat Popta dank zij de zuinigheid van zijn moeder rechten kon studeren aan de universiteit in Franeker. Aan zijn vader had hij niet veel; die was te vaak dronken. Waarschijnlijk was dat ook een reden waarom hijzelf nooit getrouwd is geweest. Vervolgens leidde de gids ons naar de woonkamer waar hij ons een grote kast toonde met een spectaculair groot porseleinen servies. Daarna volgde de serre, van waaruit je een fraai uitzicht op de tuin hebt. En daarna kwam de zaal met de al eerder genoemde kast die nog altijd jaarlijks wordt opgepoetst door de bewoonsters van het vrouwengasthuis. Dat zijn tegenwoordig niet alleen oude dames en weduwen, maar ook jonge studentes. Op een tafel midden in de zaal lagen een paar foto's van vrolijke vrouwen die op stoelen zaten of de kast aan het poetsen waren. Op diezelfde tafel staat ook de zilverschat van het Poptaslot. Althans, dit zijn replica's. De originelen waren tot voor kort te bewonderen in het Fries Museum in de zilverkelder, streng beveiligd achter dik glas. Dat ziet u allemaal op foto 6. In een hoek van deze zaal stond een tafel met daarop een stenen plaat (op de foto niet te zien). Als de boeren hun pacht betaalden, lieten ze dat op de stenen plaat vallen. Zo kon Popta horen of er met echt goed klinkende munt werd betaald. Vervolgens leidde de gids ons naar de voogdenkamer met de wapens van alle voogden sinds 1713 aan de muur. Die kamer ziet u op foto 7. Omdat er in deze kamer een groot portret van de heer Buma hangt, heet het de Buma-kamer. Dat schilderij kunt u op deze foto niet zien, omdat ik er met de rug naar toe stond. Daarna volgden de keuken met het grote lage fornuis en smetteloos witte muren met enkele fraaie tegeltableaus, de wijnkelder met rekken vol wijnflessen bedekt met een laagje stof, de werkkamer en slaapkamer van Henricus Popta zelf op een soort tussenverdieping, de 2 logeerkamers met opvallend ingebouwde bedden of bedsteden voor gasten, en tot slot de zolder. Daarna bracht de gids ons weer terug naar de binnenplaats, waar hij de rondleiding afsloot.
Ik wilde het kasteelterrein aflopen maar zag in de stinsenpoort een openstaande deur en een wenteltrap met ernaast een bord waarop vermeld stond dat daar boven op de zolder van de stinsenpoort een kleine tentoonstelling over de tuinen was. Ik beklom de smalle wenteltrap en bekeek de tentoonstelling. Er stonden diverse oude grasmaaiers en er was wat antiek tuingereedschap uitgestald. Verder stonden er enkele ketels en pannen om verschillende vruchten te verwerken tot jam of cider of wijn. Die wijnflessen werden natuurlijk opgeslagen in de eerder genoemde wijnkelder. Nadat ik alles had gezien, daalde ik de wenteltrap af en verliet het kasteeltje. Ik stapte nog niet direct op mijn fiets maar maakte een kleine wandeling door het dorp. Zo liep ik over het kerkhof rond de 12-e eeuwse Sint Pontianuskerk, gebouwd op het hoogste punt van de terp van Marssum. Aan de muren met tufstenen en 12-e eeuwse kloostermoppen en 18-e eeuwse gele baksteentjes door elkaar heen gemetseld, kon je zien dat in later eeuwen de kerk diverse keren flink was verbouwd. Dat is duidelijk te zien op foto 8. De toren stamde uit de 13-e eeuw. Rond 1848 was het zadeldak vervangen door de huidige spits. Daarna liep ik naar het Poptagasthuis en wandelde door de fraaie 18-e eeuwse hoofdpoort door het gasthuis, waar je bijna overal het wapen Popta tegenkwam. Op foto 9 is de voorgevel van het gasthuis te zien. Daar ziet u ook de eerder genoemde oude dijkweg die voor het gasthuis langs loopt.
Daarna stapte ik weer op de fiets en maakte een rit in noordelijke richting om het dorp Marssum heen. Zo passeerde ik de afslag naar de spottersplaats bij de luchtmachtbasis. Natuurlijk was daar op deze dag niemand te bekennen. Er vlogen op deze dag geen interessante militaire vliegtuigen rond. Verderop sloeg ik af, een smalle weg in naar het westen, met aan beide kanten uitgestrekte weilanden met hier en daar enkele boerderijen. Even later fietste ik over een brug over een vaart van waaraf ik een fraai uitzicht had op de kerktoren van Engelum in de verte, zoals te zien is op foto 10. Kort daarop passeerde ik een bord in de berm waarop tekst en uitleg stond over het klooster Franjum dat daar vlakbij in een weiland had gestaan. In 1580 was dat klooster in het kader van de Protestantse Reformatie, en de strijd tegen de Katholieke (!) Spanjaarden ten tijde van de 80-jarige oorlog gesloopt. Anders konden die Spanjaarden zo'n stevig bakstenen gebouw mooi gebruiken als aanvalsbasis. En met zo'n vooruitzicht waren de Protestanten in de stad Leeuwarden en de dorpen op het omringende platteland niet blij mee. Daarna sloeg ik af en fietste over een smal schelpenpaadje dwars door de weilanden terug naar Marssum. Daar sloeg ik opnieuw af en fietste ik over een puinweg naar de Marssumer poldermolen uit 1903 en maakte ook daar enkele foto's van, waaronder foto 11.
Toen had ik alles gezien en fietste terug naar Leeuwarden, naar huis.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Wat een mooie reportage Herbert. Ik dacht dat het Poptaslot voor het publiek gesloten was! I ga er 's kijken met onze kinderen!
BeantwoordenVerwijderenGroeten uit Sneek,
dzjiedzjee.blogspot.com