Hallo bloglezers,
Deze week liep ik in Leeuwarden voor de Beurs langs, waar sinds jaar en dag de Openbare bibliotheek van Leeuwarden in is ondergebracht. Daar zag ik ineens aan een lantaarnpaal een fraaie poster bevestigd, in Chinese stijl en met Chinese tekst, waarop stond aangekondigd dat binnenkort het Chinese Maanfeest zal worden gevierd. Die poster ziet u op de hier bijgevoegde foto. Het doet wel merkwaardig aan dat een Chinees feest plotseling wordt gevierd in de Friese hoofdstad. Maar dat is toch wel logisch, gezien de vele Chinese studenten die sinds enkele jaren hier in Leeuwarden studeren.
Door het zien van deze poster, moest ik denken aan de roman van Robert Hans van Gulik, getiteld: Moord op het Maanfeest, uit 1968. Robert Hans van Gulik was geboren in 1910 te Zutphen. Hij groeide op in Nederlands Indie, waar hij kennis maakte met de Chinese gemeenschap daar. Daarmee begon zijn fascinatie voor de Chinese cultuur. Jaren later volgde hij een studie sinologie aan de universiteit in Leiden. Daarna werd hij diplomaat en werd op diverse posten in het Verre Oosten gestationeerd, onder andere in India, Maleisia, Japan en natuurlijk ook China. In China vond hij een keer in een boekhandel een 18-e eeuws boekje over rechter Tie. Dat was een historisch bestaande persoon die leefde rond 630 tot 700, ten tijde van de Tang-dynastie. Daarover heb ik vorig jaar op 21 maart 2012 al een keer een blogstukje geplaatst met de titel: Opnieuw chinezen in Assen. Dit naar aanleiding van mijn bezoek aan de grote tentoonstelling over de Tang-dynastie in het Drents Museum in Assen. Dat 18-e eeuwse boekje vertaalde Van Gulik in het Engels en liet het uitgeven. Daarmee boekte hij een groot succes. Daarom vroeg zijn uitgever om meer romans met rechter Tie in de hoofdrol als detective. Helaas waren die er niet. Daarom verzon hij de volgende reeks avonturen rond de Chinese rechter zelf en schreef 5 historisch verantwoorde detective-romans rond rechter Tie. Het succes groeide. Daarom schreef Van Gulik een tweede reeks detectives. Bij deze tweede reeks hoort de reeds genoemde titel: Moord op het Maanfeest. Dat boek is postuum uitgekomen, want Van Gulik is overleden in 1967.
Ik kan deze romans beslist aanbevelen; ze lezen heel vlot weg. En je komt op zo'n speelse manier heel wat over het oude keizerlijke China te weten.
donderdag 19 september 2013
donderdag 12 september 2013
Dicht bij huis: het Poptaslot in Marssum
Hallo Bloglezers,
Niet zo lang geleden ben ik op de fiets gestapt en ben ik via Ritsumazijl naar Marssum gefietst. Ik verliet Leeuwarden via een fietspad dat langs de Friesland Hal (ehh, tegenwoordig heet dat FEC = Friesland Expo Center) onder de Slauerhoffbrug door de stad uitleidt. Na een poosje arriveerde ik in het gehucht Ritsumazijl. In de 16-e en 17-e en 18-e eeuw was dat een belangrijk verkeerskruispunt van wegen en trekvaarten. Met de komst van de spoorweg naar Harlingen in 1863 nam het belang van Ritsumazijl af en na het graven van het Van Harinxmakanaal in 1951 zakte Ritsumazijl definitief weg in de vergetelheid. Tegenwoordig is het een rustig plaatsje waar hoogstens toeristen per fiets of per boot langskomen. Dit jaar vestigden de Ritsumazijlsters de aandacht met Schotse ruiten of tartans op hun woonplaats. Waarom Schotse tartans? Omdat ze het wel vonden passen bij het wegenpatroon van Ritsumazijl. Weliswaar is er maar 1 trekvaart en 1 weg (met verder 3 fietspaden die verschillende kanten uit waaieren), maar ze staan zozeer haaks op elkaar dat je inderdaad een beetje aan een Schotse ruit kunt denken.
Nadat ik een paar foto's had gemaakt van Ritsumazijl en de oude trekvaart (zie foto 1), fietste ik naar het noorden, naar Marssum. Halverwege stopte ik even om foto's te maken van het weidse uitzicht op Leeuwarden met zijn torens en hoge kantoren. Vervolgens sjouwde ik met mijn fiets over de grote loopbrug over de snelweg N-383 / A-31 die Leeuwarden via Franeker met Harlingen verbindt. Vanaf die loopbrug had ik een fraai panoramisch uitzicht over de wijde omgeving. Reden om nog meer foto's te maken van de omgeving (zie foto 2) en het panorama op Leeuwarden.
Nadat ik aan de noordkant de trappen was afgedaald, fietste ik het dorp Marssum in. Zo passeerde ik de tuinen van het Poptaslot en het Poptagasthofje aan de westkant van de weg en het kaatsveld en akkers aan de oostkant van de weg. De weg waar ik over fietste lag opvallend hoog, net als de weg zuidelijk van de loopbrug naar Ritsumazijl. Dat is duidelijk te zien op foto 2. Het land tussen Marssum en Leeuwarden ligt opvallend laag. Dat is geen wonder: die weg ligt op een oude dijk uit de Middeleeuwen. Het was de westoever van de Middelzee of Bordine geweest. Marssum en Ritsumazijl liggen aan de westkant van de vroegere Middelzee en Leeuwarden ligt aan de oostkant ervan. Vandaar ook dat er aan de zuidkant van Leeuwarden twee wijken liggen met namen die daarnaar verwijzen: De wijk Aldlan ligt op het oude land, oostelijk van de Van Harinxmabrug. De Van Harinxmabrug en in het verlengde daarvan de snelweg met daaraan parallel de Overijsselsestraatweg lopen over het traject waar de oostoever van de Middelzee liep. De wijk Nijlan (waar ik woon) ligt westelijk van diezelfde Van Harinxmabrug op het nieuwe land; beter te zeggen: op de bodem van de droog gevallen en afgedijkte Middelzee. Rond 1290 is er een dijk aangelegd ter hoogte van Stiens. Sindsdien is de Middelzee afgesloten van de Waddenzee en is Leeuwarden geen kustplaats meer.
Bij de hoofdingang van het Poptaslot gekomen, stalde ik mijn fiets en liep door de stinsenpoort (zie foto 3) het kasteelterrein van het Poptaslot op. Daar kocht ik een kaartje waarna ik even moest wachten voor de rondleiding begon. In de tussentijd bekeek ik de zeer fraaie en zeer fotogenieke bloemenrijke tuinen rond het kasteeltje. Daar maakte ik foto 4. Toen het tijd was, keerde ik terug naar de binnenplaats waar de rondleiding begon.
Het Poptaslot is gebouwd rond 1520. Een precieze datum is helaas niet bekend omdat die Friezen er toen totaal niet aan dachten om dat te noteren. Ze wisten toen niet dat wij dat tegenwoordig heel belangrijk vinden en graag willen weten. Wie de opdrachtgever voor de bouw was, is zelfs evenmin bekend. Vermoed wordt dat het een zekere Sasker van Camstra is geweest, die vervolgens de naam van zijn moeder Heringa als familienaam aannam. Dat was de tijd dat Friesland in 1523 zijn roemruchte Friese Vrijheid kwijtraakte aan keizer Karel V. Daarmee kwam er ook een eind aan de Schieringer en Vetkoper twisten in Friesland. Dat zorgde voor rust in het land waardoor de handel eindelijk opbloeide. Een kleindochter van Sasker van Camstra trouwde in 1603 met een lid uit de Friese adellijke familie Van Eysinga. Een zoon uit dit huwelijk, genaamd Tjalling van Eysinga woonde met vrouw en kinderen op Heringastate. Hij liet rond 1631 het kasteeltje verbouwen en verfraaien. Toen werden in het kasteeltje de verschillende deuren opgesierd met fraaie deurposten met beeldhouwwerken. Dat werd ook gedaan bij de open haarden, zoals hieronder te zien is op foto 6, rond de open haard in de zaal. En eveneens werd toen de fraaie stinsenpoort gebouwd met het wapen Van Eysinga hoog in de buitengevel. In 1676 overleed de laatste bewoner, een dochter Van Eysinga. In 1687 werd het kasteeltje met de omringende landerijen door haar nazaten verkocht aan de advocaat van het Hof van Friesland, Henricus Popta (1635-1712). Hij gaf de uiteindelijke naam aan het kasteeltje: het Poptaslot. Hij liet zijn eigen wapen plaatsen in de buitengevel van de stinsenpoort, waardoor je nu - heel merkwaardig - het wapen Popta ziet, omringd door een doek, helm en helmteken (een rode leeuw tussen twee veren) en andere versierselen die oorspronkelijk bij het wapen Van Eysinga hebben gehoord. Bekijk foto 3 nog maar eens goed.
Het Poptaslot in Marssum was zijn buitenhuis. Zijn woonhuis stond in Leeuwarden aan de drukke kant van de Nieuwstad. Aan dat woonhuis in Leeuwarden is nu niets meer te zien dat naar de vroegere bewoner verwijst, alleen het Poptapoortje, met boven de doorgang het wapen Popta. Dat bestaat uit een wapenschild met een blauw veld met daarin twee gouden zespuntige sterren en daaronder een witte lelie. Dat poortje is te zien op foto 5.
Henricus Popta was een harde en zorgvuldige werker en een sociaal voelend man. In 1711 besloot hij tot de oprichting van het Poptagasthuis, direct naast het Poptaslot. Het was bestemd voor weduwen en ongetrouwde vrouwen. Ze mochten daar gratis wonen op voorwaarde dat ze een dag per jaar een grote houten kast in de zaal kwamen poetsen met was. Het was rond 1700 duidelijk een tijd geworden waarin er veel meer werd opgeschreven dan rond 1500; daarom weten wij tegenwoordig meer over de tijd van Henricus Popta dan over de tijd van Sasker van Camstra. Helaas heeft Popta de voltooiing van het gasthuis in 1713 niet meer meegemaakt; hij overleed in 1712. In zijn testament had hij alvast 4 voogden voor het gasthuis aangewezen en had hij de bestuurszaken geregeld. Daarnaast regelde hij via datzelfde testament een beurs voor studenten. Verder besliste hij dat na zijn dood het kasteeltje niet meer mocht worden bewoond. In 1906 werd het Poptaslot (toen nog steeds aangeduid als Heringastate) gerestaureerd. Tegenwoordig is het een museum.
De museumgids leidde ons door de hoofdingang in de toren het kasteeltje binnen en bracht ons naar de gang, waar het portret van Henricus Popta hangt, tezamen met dat van zijn moeder. Hij vertelde dat Popta dank zij de zuinigheid van zijn moeder rechten kon studeren aan de universiteit in Franeker. Aan zijn vader had hij niet veel; die was te vaak dronken. Waarschijnlijk was dat ook een reden waarom hijzelf nooit getrouwd is geweest. Vervolgens leidde de gids ons naar de woonkamer waar hij ons een grote kast toonde met een spectaculair groot porseleinen servies. Daarna volgde de serre, van waaruit je een fraai uitzicht op de tuin hebt. En daarna kwam de zaal met de al eerder genoemde kast die nog altijd jaarlijks wordt opgepoetst door de bewoonsters van het vrouwengasthuis. Dat zijn tegenwoordig niet alleen oude dames en weduwen, maar ook jonge studentes. Op een tafel midden in de zaal lagen een paar foto's van vrolijke vrouwen die op stoelen zaten of de kast aan het poetsen waren. Op diezelfde tafel staat ook de zilverschat van het Poptaslot. Althans, dit zijn replica's. De originelen waren tot voor kort te bewonderen in het Fries Museum in de zilverkelder, streng beveiligd achter dik glas. Dat ziet u allemaal op foto 6. In een hoek van deze zaal stond een tafel met daarop een stenen plaat (op de foto niet te zien). Als de boeren hun pacht betaalden, lieten ze dat op de stenen plaat vallen. Zo kon Popta horen of er met echt goed klinkende munt werd betaald. Vervolgens leidde de gids ons naar de voogdenkamer met de wapens van alle voogden sinds 1713 aan de muur. Die kamer ziet u op foto 7. Omdat er in deze kamer een groot portret van de heer Buma hangt, heet het de Buma-kamer. Dat schilderij kunt u op deze foto niet zien, omdat ik er met de rug naar toe stond. Daarna volgden de keuken met het grote lage fornuis en smetteloos witte muren met enkele fraaie tegeltableaus, de wijnkelder met rekken vol wijnflessen bedekt met een laagje stof, de werkkamer en slaapkamer van Henricus Popta zelf op een soort tussenverdieping, de 2 logeerkamers met opvallend ingebouwde bedden of bedsteden voor gasten, en tot slot de zolder. Daarna bracht de gids ons weer terug naar de binnenplaats, waar hij de rondleiding afsloot.
Ik wilde het kasteelterrein aflopen maar zag in de stinsenpoort een openstaande deur en een wenteltrap met ernaast een bord waarop vermeld stond dat daar boven op de zolder van de stinsenpoort een kleine tentoonstelling over de tuinen was. Ik beklom de smalle wenteltrap en bekeek de tentoonstelling. Er stonden diverse oude grasmaaiers en er was wat antiek tuingereedschap uitgestald. Verder stonden er enkele ketels en pannen om verschillende vruchten te verwerken tot jam of cider of wijn. Die wijnflessen werden natuurlijk opgeslagen in de eerder genoemde wijnkelder. Nadat ik alles had gezien, daalde ik de wenteltrap af en verliet het kasteeltje. Ik stapte nog niet direct op mijn fiets maar maakte een kleine wandeling door het dorp. Zo liep ik over het kerkhof rond de 12-e eeuwse Sint Pontianuskerk, gebouwd op het hoogste punt van de terp van Marssum. Aan de muren met tufstenen en 12-e eeuwse kloostermoppen en 18-e eeuwse gele baksteentjes door elkaar heen gemetseld, kon je zien dat in later eeuwen de kerk diverse keren flink was verbouwd. Dat is duidelijk te zien op foto 8. De toren stamde uit de 13-e eeuw. Rond 1848 was het zadeldak vervangen door de huidige spits. Daarna liep ik naar het Poptagasthuis en wandelde door de fraaie 18-e eeuwse hoofdpoort door het gasthuis, waar je bijna overal het wapen Popta tegenkwam. Op foto 9 is de voorgevel van het gasthuis te zien. Daar ziet u ook de eerder genoemde oude dijkweg die voor het gasthuis langs loopt.
Daarna stapte ik weer op de fiets en maakte een rit in noordelijke richting om het dorp Marssum heen. Zo passeerde ik de afslag naar de spottersplaats bij de luchtmachtbasis. Natuurlijk was daar op deze dag niemand te bekennen. Er vlogen op deze dag geen interessante militaire vliegtuigen rond. Verderop sloeg ik af, een smalle weg in naar het westen, met aan beide kanten uitgestrekte weilanden met hier en daar enkele boerderijen. Even later fietste ik over een brug over een vaart van waaraf ik een fraai uitzicht had op de kerktoren van Engelum in de verte, zoals te zien is op foto 10. Kort daarop passeerde ik een bord in de berm waarop tekst en uitleg stond over het klooster Franjum dat daar vlakbij in een weiland had gestaan. In 1580 was dat klooster in het kader van de Protestantse Reformatie, en de strijd tegen de Katholieke (!) Spanjaarden ten tijde van de 80-jarige oorlog gesloopt. Anders konden die Spanjaarden zo'n stevig bakstenen gebouw mooi gebruiken als aanvalsbasis. En met zo'n vooruitzicht waren de Protestanten in de stad Leeuwarden en de dorpen op het omringende platteland niet blij mee. Daarna sloeg ik af en fietste over een smal schelpenpaadje dwars door de weilanden terug naar Marssum. Daar sloeg ik opnieuw af en fietste ik over een puinweg naar de Marssumer poldermolen uit 1903 en maakte ook daar enkele foto's van, waaronder foto 11.
Toen had ik alles gezien en fietste terug naar Leeuwarden, naar huis.
Niet zo lang geleden ben ik op de fiets gestapt en ben ik via Ritsumazijl naar Marssum gefietst. Ik verliet Leeuwarden via een fietspad dat langs de Friesland Hal (ehh, tegenwoordig heet dat FEC = Friesland Expo Center) onder de Slauerhoffbrug door de stad uitleidt. Na een poosje arriveerde ik in het gehucht Ritsumazijl. In de 16-e en 17-e en 18-e eeuw was dat een belangrijk verkeerskruispunt van wegen en trekvaarten. Met de komst van de spoorweg naar Harlingen in 1863 nam het belang van Ritsumazijl af en na het graven van het Van Harinxmakanaal in 1951 zakte Ritsumazijl definitief weg in de vergetelheid. Tegenwoordig is het een rustig plaatsje waar hoogstens toeristen per fiets of per boot langskomen. Dit jaar vestigden de Ritsumazijlsters de aandacht met Schotse ruiten of tartans op hun woonplaats. Waarom Schotse tartans? Omdat ze het wel vonden passen bij het wegenpatroon van Ritsumazijl. Weliswaar is er maar 1 trekvaart en 1 weg (met verder 3 fietspaden die verschillende kanten uit waaieren), maar ze staan zozeer haaks op elkaar dat je inderdaad een beetje aan een Schotse ruit kunt denken.
Nadat ik een paar foto's had gemaakt van Ritsumazijl en de oude trekvaart (zie foto 1), fietste ik naar het noorden, naar Marssum. Halverwege stopte ik even om foto's te maken van het weidse uitzicht op Leeuwarden met zijn torens en hoge kantoren. Vervolgens sjouwde ik met mijn fiets over de grote loopbrug over de snelweg N-383 / A-31 die Leeuwarden via Franeker met Harlingen verbindt. Vanaf die loopbrug had ik een fraai panoramisch uitzicht over de wijde omgeving. Reden om nog meer foto's te maken van de omgeving (zie foto 2) en het panorama op Leeuwarden.
Nadat ik aan de noordkant de trappen was afgedaald, fietste ik het dorp Marssum in. Zo passeerde ik de tuinen van het Poptaslot en het Poptagasthofje aan de westkant van de weg en het kaatsveld en akkers aan de oostkant van de weg. De weg waar ik over fietste lag opvallend hoog, net als de weg zuidelijk van de loopbrug naar Ritsumazijl. Dat is duidelijk te zien op foto 2. Het land tussen Marssum en Leeuwarden ligt opvallend laag. Dat is geen wonder: die weg ligt op een oude dijk uit de Middeleeuwen. Het was de westoever van de Middelzee of Bordine geweest. Marssum en Ritsumazijl liggen aan de westkant van de vroegere Middelzee en Leeuwarden ligt aan de oostkant ervan. Vandaar ook dat er aan de zuidkant van Leeuwarden twee wijken liggen met namen die daarnaar verwijzen: De wijk Aldlan ligt op het oude land, oostelijk van de Van Harinxmabrug. De Van Harinxmabrug en in het verlengde daarvan de snelweg met daaraan parallel de Overijsselsestraatweg lopen over het traject waar de oostoever van de Middelzee liep. De wijk Nijlan (waar ik woon) ligt westelijk van diezelfde Van Harinxmabrug op het nieuwe land; beter te zeggen: op de bodem van de droog gevallen en afgedijkte Middelzee. Rond 1290 is er een dijk aangelegd ter hoogte van Stiens. Sindsdien is de Middelzee afgesloten van de Waddenzee en is Leeuwarden geen kustplaats meer.
Bij de hoofdingang van het Poptaslot gekomen, stalde ik mijn fiets en liep door de stinsenpoort (zie foto 3) het kasteelterrein van het Poptaslot op. Daar kocht ik een kaartje waarna ik even moest wachten voor de rondleiding begon. In de tussentijd bekeek ik de zeer fraaie en zeer fotogenieke bloemenrijke tuinen rond het kasteeltje. Daar maakte ik foto 4. Toen het tijd was, keerde ik terug naar de binnenplaats waar de rondleiding begon.
Het Poptaslot is gebouwd rond 1520. Een precieze datum is helaas niet bekend omdat die Friezen er toen totaal niet aan dachten om dat te noteren. Ze wisten toen niet dat wij dat tegenwoordig heel belangrijk vinden en graag willen weten. Wie de opdrachtgever voor de bouw was, is zelfs evenmin bekend. Vermoed wordt dat het een zekere Sasker van Camstra is geweest, die vervolgens de naam van zijn moeder Heringa als familienaam aannam. Dat was de tijd dat Friesland in 1523 zijn roemruchte Friese Vrijheid kwijtraakte aan keizer Karel V. Daarmee kwam er ook een eind aan de Schieringer en Vetkoper twisten in Friesland. Dat zorgde voor rust in het land waardoor de handel eindelijk opbloeide. Een kleindochter van Sasker van Camstra trouwde in 1603 met een lid uit de Friese adellijke familie Van Eysinga. Een zoon uit dit huwelijk, genaamd Tjalling van Eysinga woonde met vrouw en kinderen op Heringastate. Hij liet rond 1631 het kasteeltje verbouwen en verfraaien. Toen werden in het kasteeltje de verschillende deuren opgesierd met fraaie deurposten met beeldhouwwerken. Dat werd ook gedaan bij de open haarden, zoals hieronder te zien is op foto 6, rond de open haard in de zaal. En eveneens werd toen de fraaie stinsenpoort gebouwd met het wapen Van Eysinga hoog in de buitengevel. In 1676 overleed de laatste bewoner, een dochter Van Eysinga. In 1687 werd het kasteeltje met de omringende landerijen door haar nazaten verkocht aan de advocaat van het Hof van Friesland, Henricus Popta (1635-1712). Hij gaf de uiteindelijke naam aan het kasteeltje: het Poptaslot. Hij liet zijn eigen wapen plaatsen in de buitengevel van de stinsenpoort, waardoor je nu - heel merkwaardig - het wapen Popta ziet, omringd door een doek, helm en helmteken (een rode leeuw tussen twee veren) en andere versierselen die oorspronkelijk bij het wapen Van Eysinga hebben gehoord. Bekijk foto 3 nog maar eens goed.
Het Poptaslot in Marssum was zijn buitenhuis. Zijn woonhuis stond in Leeuwarden aan de drukke kant van de Nieuwstad. Aan dat woonhuis in Leeuwarden is nu niets meer te zien dat naar de vroegere bewoner verwijst, alleen het Poptapoortje, met boven de doorgang het wapen Popta. Dat bestaat uit een wapenschild met een blauw veld met daarin twee gouden zespuntige sterren en daaronder een witte lelie. Dat poortje is te zien op foto 5.
Henricus Popta was een harde en zorgvuldige werker en een sociaal voelend man. In 1711 besloot hij tot de oprichting van het Poptagasthuis, direct naast het Poptaslot. Het was bestemd voor weduwen en ongetrouwde vrouwen. Ze mochten daar gratis wonen op voorwaarde dat ze een dag per jaar een grote houten kast in de zaal kwamen poetsen met was. Het was rond 1700 duidelijk een tijd geworden waarin er veel meer werd opgeschreven dan rond 1500; daarom weten wij tegenwoordig meer over de tijd van Henricus Popta dan over de tijd van Sasker van Camstra. Helaas heeft Popta de voltooiing van het gasthuis in 1713 niet meer meegemaakt; hij overleed in 1712. In zijn testament had hij alvast 4 voogden voor het gasthuis aangewezen en had hij de bestuurszaken geregeld. Daarnaast regelde hij via datzelfde testament een beurs voor studenten. Verder besliste hij dat na zijn dood het kasteeltje niet meer mocht worden bewoond. In 1906 werd het Poptaslot (toen nog steeds aangeduid als Heringastate) gerestaureerd. Tegenwoordig is het een museum.
De museumgids leidde ons door de hoofdingang in de toren het kasteeltje binnen en bracht ons naar de gang, waar het portret van Henricus Popta hangt, tezamen met dat van zijn moeder. Hij vertelde dat Popta dank zij de zuinigheid van zijn moeder rechten kon studeren aan de universiteit in Franeker. Aan zijn vader had hij niet veel; die was te vaak dronken. Waarschijnlijk was dat ook een reden waarom hijzelf nooit getrouwd is geweest. Vervolgens leidde de gids ons naar de woonkamer waar hij ons een grote kast toonde met een spectaculair groot porseleinen servies. Daarna volgde de serre, van waaruit je een fraai uitzicht op de tuin hebt. En daarna kwam de zaal met de al eerder genoemde kast die nog altijd jaarlijks wordt opgepoetst door de bewoonsters van het vrouwengasthuis. Dat zijn tegenwoordig niet alleen oude dames en weduwen, maar ook jonge studentes. Op een tafel midden in de zaal lagen een paar foto's van vrolijke vrouwen die op stoelen zaten of de kast aan het poetsen waren. Op diezelfde tafel staat ook de zilverschat van het Poptaslot. Althans, dit zijn replica's. De originelen waren tot voor kort te bewonderen in het Fries Museum in de zilverkelder, streng beveiligd achter dik glas. Dat ziet u allemaal op foto 6. In een hoek van deze zaal stond een tafel met daarop een stenen plaat (op de foto niet te zien). Als de boeren hun pacht betaalden, lieten ze dat op de stenen plaat vallen. Zo kon Popta horen of er met echt goed klinkende munt werd betaald. Vervolgens leidde de gids ons naar de voogdenkamer met de wapens van alle voogden sinds 1713 aan de muur. Die kamer ziet u op foto 7. Omdat er in deze kamer een groot portret van de heer Buma hangt, heet het de Buma-kamer. Dat schilderij kunt u op deze foto niet zien, omdat ik er met de rug naar toe stond. Daarna volgden de keuken met het grote lage fornuis en smetteloos witte muren met enkele fraaie tegeltableaus, de wijnkelder met rekken vol wijnflessen bedekt met een laagje stof, de werkkamer en slaapkamer van Henricus Popta zelf op een soort tussenverdieping, de 2 logeerkamers met opvallend ingebouwde bedden of bedsteden voor gasten, en tot slot de zolder. Daarna bracht de gids ons weer terug naar de binnenplaats, waar hij de rondleiding afsloot.
Ik wilde het kasteelterrein aflopen maar zag in de stinsenpoort een openstaande deur en een wenteltrap met ernaast een bord waarop vermeld stond dat daar boven op de zolder van de stinsenpoort een kleine tentoonstelling over de tuinen was. Ik beklom de smalle wenteltrap en bekeek de tentoonstelling. Er stonden diverse oude grasmaaiers en er was wat antiek tuingereedschap uitgestald. Verder stonden er enkele ketels en pannen om verschillende vruchten te verwerken tot jam of cider of wijn. Die wijnflessen werden natuurlijk opgeslagen in de eerder genoemde wijnkelder. Nadat ik alles had gezien, daalde ik de wenteltrap af en verliet het kasteeltje. Ik stapte nog niet direct op mijn fiets maar maakte een kleine wandeling door het dorp. Zo liep ik over het kerkhof rond de 12-e eeuwse Sint Pontianuskerk, gebouwd op het hoogste punt van de terp van Marssum. Aan de muren met tufstenen en 12-e eeuwse kloostermoppen en 18-e eeuwse gele baksteentjes door elkaar heen gemetseld, kon je zien dat in later eeuwen de kerk diverse keren flink was verbouwd. Dat is duidelijk te zien op foto 8. De toren stamde uit de 13-e eeuw. Rond 1848 was het zadeldak vervangen door de huidige spits. Daarna liep ik naar het Poptagasthuis en wandelde door de fraaie 18-e eeuwse hoofdpoort door het gasthuis, waar je bijna overal het wapen Popta tegenkwam. Op foto 9 is de voorgevel van het gasthuis te zien. Daar ziet u ook de eerder genoemde oude dijkweg die voor het gasthuis langs loopt.
Daarna stapte ik weer op de fiets en maakte een rit in noordelijke richting om het dorp Marssum heen. Zo passeerde ik de afslag naar de spottersplaats bij de luchtmachtbasis. Natuurlijk was daar op deze dag niemand te bekennen. Er vlogen op deze dag geen interessante militaire vliegtuigen rond. Verderop sloeg ik af, een smalle weg in naar het westen, met aan beide kanten uitgestrekte weilanden met hier en daar enkele boerderijen. Even later fietste ik over een brug over een vaart van waaraf ik een fraai uitzicht had op de kerktoren van Engelum in de verte, zoals te zien is op foto 10. Kort daarop passeerde ik een bord in de berm waarop tekst en uitleg stond over het klooster Franjum dat daar vlakbij in een weiland had gestaan. In 1580 was dat klooster in het kader van de Protestantse Reformatie, en de strijd tegen de Katholieke (!) Spanjaarden ten tijde van de 80-jarige oorlog gesloopt. Anders konden die Spanjaarden zo'n stevig bakstenen gebouw mooi gebruiken als aanvalsbasis. En met zo'n vooruitzicht waren de Protestanten in de stad Leeuwarden en de dorpen op het omringende platteland niet blij mee. Daarna sloeg ik af en fietste over een smal schelpenpaadje dwars door de weilanden terug naar Marssum. Daar sloeg ik opnieuw af en fietste ik over een puinweg naar de Marssumer poldermolen uit 1903 en maakte ook daar enkele foto's van, waaronder foto 11.
Toen had ik alles gezien en fietste terug naar Leeuwarden, naar huis.
woensdag 4 september 2013
Opnieuw Utrecht: tentoonstelling over de Vrede van Utrecht in 1713
Hallo ge-intereseerde bloglezers,
Inderdaad, een paar weken later in augustus ging ik weer naar Utrecht. Deze keer bezocht ik het Centraal Museum. Dat is gevestigd in het voormalige Agnietenklooster, een enorm gebouwencomplex bestaande uit verschillende vleugels die met gangen en trappenhuizen met elkaar verbonden zijn, en dat gesitueerd is aan de zuidkant van het historische stadscentrum, naast de Sint Nicolaaskerk. Daar wordt tot 22 september 2013 de tentoonstelling over de Vrede van Utrecht gehouden, die dit jaar precies 300 jaar geleden is getekend. Op dit vredesverdrag sloeg het grote fotodoek dat aan de voorgevel van het stadhuis van Utrecht hangt, waarvan ik in mijn vorige blogbericht van 20 augustus 2013 (hier direct onder dit blogbericht) een foto had geplaatst. En daar slaat ook het monumentje op, bestaande uit twee gekruiste zwaarden, dat u op hier foto 1 ziet.
Na aankomst op het Centraal Station wandelde ik direct naar het Centraal Museum. Het stadscentrum van Utrecht begint vertrouwd voor me te worden.
Eerst even wat uitleg over de Spaanse Successie-oorlog die begon in 1701 en eindigde met de Vrede van Utrecht in 1713. Eigenlijk was het een grote familieruzie tussen de belangrijkste vorstenhuizen van Europa en lagen de redenen voor dit conflict al ver voor 1701. In Spanje regeerde koning Carlos II (1661-1700). Hij had geen kinderen en geestelijk en lichamelijk mankeerde er ook het een en ander aan hem. De grote vraag die in Europa iedereen in de ban hield was: wie volgt hem op na zijn overlijden? Er waren twee kandidaten: kleinzoon Philips (1683-1746) van de oorlogszuchtige koning Lodewijk XIV (1643-1715) van Frankrijk die getrouwd was met een zus van Carlos II, en de tweede zoon Karel (1685-1740) van de Duitse keizer Leopold I (1643-1705) die getrouwd was met een andere zus van Carlos II. Beiden konden terecht de Spaanse troon claimen, maar daarmee was wel het conflict geboren. Vandaar mijn eerdere opmerking, dat de hele Spaanse successie-oorlog eigenlijk een familieruzie betrof. Daarom werd er door de internationale diplomaten een ander compromis bedacht: het zoontje Jozef Ferdinand (1692-1699) van de koning van Beieren werd als kandidaat naar voren geschoven. Zo waren de diplomaten bezig met een soort schaakspel, waarbij ze met van alles rekening hielden. Behalve met Magere Hein. Het zoontje van de Beierse koning overleed, waardoor het compromis wegviel. Kort daarna overleed koning Carlos II van Spanje. Zijn testament werd voorgelezen, waaruit bleek dat het hele Spaanse rijk naar Philips (de kleinzoon van Lodewijk XIV) ging. Daarop riep Lodewijk XIV uit: "er zijn geen Pyrenee-en meer", en stuurde zijn kleinzoon Philips met een groot Frans leger naar Spanje. Daarmee schond Lodewijk XIV een hele reeks internationale verdragen, en schoffeerde hij diverse Europese vorsten, waaronder onze stadhouder Willem III (1650-1702) die sinds de Glorious Revolution van 1688 tevens koning van Engeland was. Dat kwam omdat hij Protestants was, en omdat hij getrouwd was met Mary (1662-1694) de dochter van de Katholieke ex-koning van Engeland Jacobus II, die in 1688 van de troon was gestoten en naar Frankrijk was gevlucht. In 1672 (het Rampjaar) had stadhouder Willem III de Republiek gered van verovering door de toen ook al oorlogszuchtige koning Lodewijk XIV, en in 1690 versloeg hij zijn schoonvader en ex-koning Jacobus II in Ierland in de slag bij de Boyne die met hulp van Lodewijk XIV via Ierland probeerde terug te komen op de Engelse troon. Die door de Protestanten gewonnen veldslag wordt in Noord-Ierland nog steeds gevierd met de zeer provocerende Oranjemarsen van de huidige Protestanten door de Katholieke woonwijken.
Kunt u het nog volgen? Ziet u door de stambomen met al die namen en jaartallen het familiebos nog?
In 1701 Willem III smeedde deze keer een grote coalitie van Geallieerden (bestaande uit Engeland zelf, Holland, Pruissen, Oostenrijk en diverse kleine Duitse staatjes) die gezamenlijk ten strijde trokken tegen Frankrijk, in het bijzonder tegen Lodewijk XIV. Zelf overleed Willem III in 1702 door een val van zijn paard in de tuin van zijn Engelse paleis Hampton Court. Hij werd opgevolgd door zijn schoonzus Anna. Dat nam niet weg dat Engeland doorging met de oorlog. In 1702 belaagde een gezamenlijke Engels-Hollandse vloot de jaarlijkse Spaanse zilvervloot die de baai van Vigo (gelegen op de Spaanse noordkust) in vluchtte en daar werd vernietigd. Daarmee werd het zilver en goud uit de Spaanse kolonies in Zuid-Amerika, dat op de bodem van de baai van Vigo lag, onbereikbaar voor Lodewijk XIV. Dat zilver en goud komt zo'n 150 jaar later terug in een bekende roman van een bekende Franse auteur: 20.000 mijlen onder zee, van Jules Verne. Dan fungeert al dat goud en zilver als de prive-bank van de geheimzinnige kapitein Nemo. Maar dat terzijde. Vervolgens veroverde diezelfde Engels-Hollandse vloot in 1704 het bekende zuidelijke rotspuntje Gibraltar. Op die manier kon de Franse macht over de toegang tot de Middellandse zee effectief worden gedwarsboomd.
Daarnaast werd er een groot Engels leger naar het continent gestuurd dat tegen de Franse vijand ten strijde trok. Zo werd er onder andere een grootschalige veldslag geleverd in het Duitse Rijk bij Blenheim in 1704. De Engelsen, onder bevel van de hertog van Marlborough wonnen. Als dank kreeg de hertog een paleis, dat sindsdien Blenheim Palace heet. De hertog van Marlborough heette John Churchill (1650-1722). Inderdaad: hij is de voorvader van die andere zeer bekende Brit: Winston Churchill. Die is in 1874 geboren en opgegroeid op Blenheim Palace en heeft dus veel verhalen over zijn beroemde voorvader gehoord wat hem waarschijnlijk heeft ge-inspireerd om ook "belangrijke daden" te verrichten. Zijn belevenissen in de Boerenoorlog rond 1900 in Zuid-Afrika zijn bekend. De blunder van Gallipoli in 1915 (tijdens de Eerste Wereldoorlog) ook, al is die hem beslist niet aan te rekenen. Maar hij is vooral beroemd geworden omdat hij Groot-Brittannië door de Tweede Wereldoorlog loodste.
Terug naar de Spaanse Successie-oorlog. Die sleepte zich maar voort van veldslag naar veldslag en er kwam maar geen definitieve overwinning in zicht. Uiteindelijk sloeg de oorlogsmoeheid toe bij de oorlogvoerende landen en kwam de wens naar vrede op. De keus voor de plaats voor vredesonderhandelingen viel op Utrecht omdat het als betrekkelijk neutraal gebied werd gezien. En zo kwam het dat in Utrecht de internationale delegaties aankwamen, maandenlang met elkaar onderhandelden en na meer dan een jaar een vredesverdrag bekokstoofden. Dat ze zich daarnaast in de nachtelijke uren ook vermaakten, schreef ik al in mijn vorige blogbericht hier direct onder, over mijn bezoek aan het Spoorwegmuseum in Utrecht van 20 aug 2013, getiteld: Naar het Spoorwegmuseum in Utrecht.
De tentoonstelling zelf was heel interessant, al vond ik dat sommige dingen een beetje summier werden belicht. Opmerkelijk vond ik dat er werd teruggegrepen naar de godsdiensttwisten die na Luthers 95 Stellingen uit 1517 in heel Europa waren ontstaan, zoals in het Duitse Rijk de Schmalkaldische oorlog van 1531 tot 1547 en die voorlopig met de Godsdienstvrede van Augsburg in 1555 werd be-eindigd, in Frankrijk van 1562 tot 1598 (de godsdienstoorlogen), in ons land van 1566 tot 1648 (de 80-jarige oorlog) en nogmaals in het Duitse Rijk van 1618 tot 1648 (de 30-jarige oorlog). In 1648 werden die laatste 2 oorlogen afgesloten met de vredes van Westfalen (resp. in Munster en Osnabruck). Blijkbaar was de godsdienstkwestie in 1648 een los eindje gebleken dat pas met de Vrede van Utrecht in 1713 definitief werd geregeld. Zelf heb ik de indruk dat de godsdienstkwestie sinds de 80-jarige en 30-jarige oorlogen vooral werd misbruikt door de verschillende koningen en keizers als machtsfactor, en niet meer ter zake deed als serieus ideologisch strijdpunt. Let ook maar eens op het feit dat de Protestantse koning-stadhouder Willem III naast diverse Protestantse landen ook Katholieke bondgenoten had; niet alleen de Duitse keizer Leopold, maar zelfs ook de paus!
Op de tentoonstelling waren natuurlijk heel wat schilderijen te zien, niet alleen van oorlogstaferelen, maar ook van de verschillende bekende personen uit die tijd, zoals onder andere van Lodewijk XIV, van onze koning-stadhouder Willem III, maar ook van andere koningen, legerleiders en diplomaten. Zo zijn op foto 3 hierboven van links naar rechts de portretten te zien van de legerleider prins Eugen von Savoye, de al eerder genoemde generaal John Churchill (1650-1722), en koningin Anna (1665-1714). Zij was de andere dochter van de in 1688 verdreven ex-koning Jacobus II. Zij volgde koning-stadhouder Willem III in 1702 in Engeland op. Ze was getrouwd met de Protestantse prins George van Denemarken (1653-1708). In Holland kwam er geen opvolger; daar begon het Tweede Stadhouderloze tijdperk.
Halverwege de tentoonstelling was er een kaart op een scherm te zien waarop het verloop van de al eerder gememoreerde grootschalige slag bij Blenheim werd getoond. Aan het eind van de tentoonstelling was op een hele reeks kaarten van Europa het eindresultaat van het vredesverdrag te zien. Daar was ook het vredesverdrag uit 1713 zelf te bekijken, wat te zien is op foto 3 hieronder. Overigens: Nederland werd afgescheept met de enclave Venlo, terwijl Oostenrijk bijna alle Spaanse gebieden in Italie kreeg toegewezen. Verder mocht Engeland Gibraltar plus een aantal Franse kolonies in Amerika en Azie houden; daarnaast eigende het zich een hele reeks handelsvoordelen toe. Frankrijk verloor (heel merkwaardig) in Europa zo goed als niets bij dit hele conflict, behalve een groot aantal kolonien in Amerika, Afrika en Azie aan Engeland. De echte verliezer was dus het machteloze Spanje. Een ander gevolg van deze oorlog was dat Holland een tweede-rangs-macht werd en dat Engeland (dat in 1707 door samenvoeging met Schotland uitgegroeid was tot Groot-Brittannië) toen pas echt opkwam als de nieuwe koloniale supermacht.
In 1715 overleed Lodewijk XIV en begon er een serieuze periode van vrede die duurde tot 1740, toen de Oostenrijkse Successie-oorlog uitbrak.
Nadat ik de tentoonstelling had bekeken, wandelde ik verder rond in de rest van het museum. Zo was er een afdeling te zien over archeologie. Logisch met zo'n oude stad die ontstond rond het castellum dat de Romeinen hadden gebouwd bij de oversteekplaats in de toenmalige rivier de Rijn 2000 jaar geleden. Een andere afdeling ging over mevrouw Maria Elisabeth Houtzager (1907-2001) die van 1951 tot 1972 directrice was geweest van het Centraal Museum. Weer een andere afdeling ging over de bekende Stijl-architect Gerrit Rietveld, wat logisch is omdat hij het Rietveld-Schroder-huis had ontworpen. Op die afdeling stonden een paar van zijn beroemde stoelen (die gezien hun hoekige vorm niet echt lekker zullen hebben gezeten).
Bij het Centraal Museum hoorde nog een dependance aan de overkant van de straat, gevestigd in het Dick Bruna-huis. Maar daar ben ik niet meer aan toegekomen. Het was toen al 5 uur.
Ik verliet het Centraal Museum en maakte een wandeltocht door Utrecht. Zo vond ik in een park niet ver van het Centraal Museum het bastion Sonnenborgh, waar het museum met dezelfde naam annex sterrenwacht staat. Op foto 4 ziet u het bastion Sonnenborgh van onderaf. Halverwege de helling is de zon te zien waar het bastion naar vernoemd is en boven is nog net een koepel te zien waaronder een oude sterrenkijker staat opgesteld. Daar wil ik een andere keer naar toe. In dit gebouwencomplex was in 1854 het KNMI begonnen dat sinds 1897 in De Bildt zit.
Halverwege mijn wandeling naar de Domtoren vond ik bij toeval een pand waar de bekende natuurkundige Conrad Rontgen (1845-1923) een poos heeft gewoond tijdens zijn studie. Hij was de ontdekker van de Röntgenstraling in 1895. Dat pand ziet u op foto 5. In de zijgevel van het pand is een tegeltableau met zijn portret te zien. Het was de woning van de scheikundeleraar J.W. Gunning bij wie Rontgen als student inwoonde van 1863 tot 1865.
Bij de domtoren waren heel wat restaurants. Daar streek ik neer en bestelde een maaltijd voor mezelf. Nadat ik die op had en afgerekend had, wandelde ik via een andere route als een paar weken terug, naar het NS-station. Onderweg zag ik in de verte de top van het vroegere NS-kantoor. Vanwege de vorm staat het bekend als de Inktpot. Vlakbij de top was een reusachtige vliegende schotel te zien. Waren daar buitenaardse wezens geland? Ik maakte er een foto van (dat is foto 6 hieronder aan dit blogbericht) en liep dwars door het winkelcentrum Hoog Catharijne naar het Centraal Station waar ik de trein terug naar Leeuwarden nam.
Inderdaad, een paar weken later in augustus ging ik weer naar Utrecht. Deze keer bezocht ik het Centraal Museum. Dat is gevestigd in het voormalige Agnietenklooster, een enorm gebouwencomplex bestaande uit verschillende vleugels die met gangen en trappenhuizen met elkaar verbonden zijn, en dat gesitueerd is aan de zuidkant van het historische stadscentrum, naast de Sint Nicolaaskerk. Daar wordt tot 22 september 2013 de tentoonstelling over de Vrede van Utrecht gehouden, die dit jaar precies 300 jaar geleden is getekend. Op dit vredesverdrag sloeg het grote fotodoek dat aan de voorgevel van het stadhuis van Utrecht hangt, waarvan ik in mijn vorige blogbericht van 20 augustus 2013 (hier direct onder dit blogbericht) een foto had geplaatst. En daar slaat ook het monumentje op, bestaande uit twee gekruiste zwaarden, dat u op hier foto 1 ziet.
Na aankomst op het Centraal Station wandelde ik direct naar het Centraal Museum. Het stadscentrum van Utrecht begint vertrouwd voor me te worden.
Eerst even wat uitleg over de Spaanse Successie-oorlog die begon in 1701 en eindigde met de Vrede van Utrecht in 1713. Eigenlijk was het een grote familieruzie tussen de belangrijkste vorstenhuizen van Europa en lagen de redenen voor dit conflict al ver voor 1701. In Spanje regeerde koning Carlos II (1661-1700). Hij had geen kinderen en geestelijk en lichamelijk mankeerde er ook het een en ander aan hem. De grote vraag die in Europa iedereen in de ban hield was: wie volgt hem op na zijn overlijden? Er waren twee kandidaten: kleinzoon Philips (1683-1746) van de oorlogszuchtige koning Lodewijk XIV (1643-1715) van Frankrijk die getrouwd was met een zus van Carlos II, en de tweede zoon Karel (1685-1740) van de Duitse keizer Leopold I (1643-1705) die getrouwd was met een andere zus van Carlos II. Beiden konden terecht de Spaanse troon claimen, maar daarmee was wel het conflict geboren. Vandaar mijn eerdere opmerking, dat de hele Spaanse successie-oorlog eigenlijk een familieruzie betrof. Daarom werd er door de internationale diplomaten een ander compromis bedacht: het zoontje Jozef Ferdinand (1692-1699) van de koning van Beieren werd als kandidaat naar voren geschoven. Zo waren de diplomaten bezig met een soort schaakspel, waarbij ze met van alles rekening hielden. Behalve met Magere Hein. Het zoontje van de Beierse koning overleed, waardoor het compromis wegviel. Kort daarna overleed koning Carlos II van Spanje. Zijn testament werd voorgelezen, waaruit bleek dat het hele Spaanse rijk naar Philips (de kleinzoon van Lodewijk XIV) ging. Daarop riep Lodewijk XIV uit: "er zijn geen Pyrenee-en meer", en stuurde zijn kleinzoon Philips met een groot Frans leger naar Spanje. Daarmee schond Lodewijk XIV een hele reeks internationale verdragen, en schoffeerde hij diverse Europese vorsten, waaronder onze stadhouder Willem III (1650-1702) die sinds de Glorious Revolution van 1688 tevens koning van Engeland was. Dat kwam omdat hij Protestants was, en omdat hij getrouwd was met Mary (1662-1694) de dochter van de Katholieke ex-koning van Engeland Jacobus II, die in 1688 van de troon was gestoten en naar Frankrijk was gevlucht. In 1672 (het Rampjaar) had stadhouder Willem III de Republiek gered van verovering door de toen ook al oorlogszuchtige koning Lodewijk XIV, en in 1690 versloeg hij zijn schoonvader en ex-koning Jacobus II in Ierland in de slag bij de Boyne die met hulp van Lodewijk XIV via Ierland probeerde terug te komen op de Engelse troon. Die door de Protestanten gewonnen veldslag wordt in Noord-Ierland nog steeds gevierd met de zeer provocerende Oranjemarsen van de huidige Protestanten door de Katholieke woonwijken.
Kunt u het nog volgen? Ziet u door de stambomen met al die namen en jaartallen het familiebos nog?
In 1701 Willem III smeedde deze keer een grote coalitie van Geallieerden (bestaande uit Engeland zelf, Holland, Pruissen, Oostenrijk en diverse kleine Duitse staatjes) die gezamenlijk ten strijde trokken tegen Frankrijk, in het bijzonder tegen Lodewijk XIV. Zelf overleed Willem III in 1702 door een val van zijn paard in de tuin van zijn Engelse paleis Hampton Court. Hij werd opgevolgd door zijn schoonzus Anna. Dat nam niet weg dat Engeland doorging met de oorlog. In 1702 belaagde een gezamenlijke Engels-Hollandse vloot de jaarlijkse Spaanse zilvervloot die de baai van Vigo (gelegen op de Spaanse noordkust) in vluchtte en daar werd vernietigd. Daarmee werd het zilver en goud uit de Spaanse kolonies in Zuid-Amerika, dat op de bodem van de baai van Vigo lag, onbereikbaar voor Lodewijk XIV. Dat zilver en goud komt zo'n 150 jaar later terug in een bekende roman van een bekende Franse auteur: 20.000 mijlen onder zee, van Jules Verne. Dan fungeert al dat goud en zilver als de prive-bank van de geheimzinnige kapitein Nemo. Maar dat terzijde. Vervolgens veroverde diezelfde Engels-Hollandse vloot in 1704 het bekende zuidelijke rotspuntje Gibraltar. Op die manier kon de Franse macht over de toegang tot de Middellandse zee effectief worden gedwarsboomd.
Daarnaast werd er een groot Engels leger naar het continent gestuurd dat tegen de Franse vijand ten strijde trok. Zo werd er onder andere een grootschalige veldslag geleverd in het Duitse Rijk bij Blenheim in 1704. De Engelsen, onder bevel van de hertog van Marlborough wonnen. Als dank kreeg de hertog een paleis, dat sindsdien Blenheim Palace heet. De hertog van Marlborough heette John Churchill (1650-1722). Inderdaad: hij is de voorvader van die andere zeer bekende Brit: Winston Churchill. Die is in 1874 geboren en opgegroeid op Blenheim Palace en heeft dus veel verhalen over zijn beroemde voorvader gehoord wat hem waarschijnlijk heeft ge-inspireerd om ook "belangrijke daden" te verrichten. Zijn belevenissen in de Boerenoorlog rond 1900 in Zuid-Afrika zijn bekend. De blunder van Gallipoli in 1915 (tijdens de Eerste Wereldoorlog) ook, al is die hem beslist niet aan te rekenen. Maar hij is vooral beroemd geworden omdat hij Groot-Brittannië door de Tweede Wereldoorlog loodste.
Terug naar de Spaanse Successie-oorlog. Die sleepte zich maar voort van veldslag naar veldslag en er kwam maar geen definitieve overwinning in zicht. Uiteindelijk sloeg de oorlogsmoeheid toe bij de oorlogvoerende landen en kwam de wens naar vrede op. De keus voor de plaats voor vredesonderhandelingen viel op Utrecht omdat het als betrekkelijk neutraal gebied werd gezien. En zo kwam het dat in Utrecht de internationale delegaties aankwamen, maandenlang met elkaar onderhandelden en na meer dan een jaar een vredesverdrag bekokstoofden. Dat ze zich daarnaast in de nachtelijke uren ook vermaakten, schreef ik al in mijn vorige blogbericht hier direct onder, over mijn bezoek aan het Spoorwegmuseum in Utrecht van 20 aug 2013, getiteld: Naar het Spoorwegmuseum in Utrecht.
De tentoonstelling zelf was heel interessant, al vond ik dat sommige dingen een beetje summier werden belicht. Opmerkelijk vond ik dat er werd teruggegrepen naar de godsdiensttwisten die na Luthers 95 Stellingen uit 1517 in heel Europa waren ontstaan, zoals in het Duitse Rijk de Schmalkaldische oorlog van 1531 tot 1547 en die voorlopig met de Godsdienstvrede van Augsburg in 1555 werd be-eindigd, in Frankrijk van 1562 tot 1598 (de godsdienstoorlogen), in ons land van 1566 tot 1648 (de 80-jarige oorlog) en nogmaals in het Duitse Rijk van 1618 tot 1648 (de 30-jarige oorlog). In 1648 werden die laatste 2 oorlogen afgesloten met de vredes van Westfalen (resp. in Munster en Osnabruck). Blijkbaar was de godsdienstkwestie in 1648 een los eindje gebleken dat pas met de Vrede van Utrecht in 1713 definitief werd geregeld. Zelf heb ik de indruk dat de godsdienstkwestie sinds de 80-jarige en 30-jarige oorlogen vooral werd misbruikt door de verschillende koningen en keizers als machtsfactor, en niet meer ter zake deed als serieus ideologisch strijdpunt. Let ook maar eens op het feit dat de Protestantse koning-stadhouder Willem III naast diverse Protestantse landen ook Katholieke bondgenoten had; niet alleen de Duitse keizer Leopold, maar zelfs ook de paus!
Op de tentoonstelling waren natuurlijk heel wat schilderijen te zien, niet alleen van oorlogstaferelen, maar ook van de verschillende bekende personen uit die tijd, zoals onder andere van Lodewijk XIV, van onze koning-stadhouder Willem III, maar ook van andere koningen, legerleiders en diplomaten. Zo zijn op foto 3 hierboven van links naar rechts de portretten te zien van de legerleider prins Eugen von Savoye, de al eerder genoemde generaal John Churchill (1650-1722), en koningin Anna (1665-1714). Zij was de andere dochter van de in 1688 verdreven ex-koning Jacobus II. Zij volgde koning-stadhouder Willem III in 1702 in Engeland op. Ze was getrouwd met de Protestantse prins George van Denemarken (1653-1708). In Holland kwam er geen opvolger; daar begon het Tweede Stadhouderloze tijdperk.
Halverwege de tentoonstelling was er een kaart op een scherm te zien waarop het verloop van de al eerder gememoreerde grootschalige slag bij Blenheim werd getoond. Aan het eind van de tentoonstelling was op een hele reeks kaarten van Europa het eindresultaat van het vredesverdrag te zien. Daar was ook het vredesverdrag uit 1713 zelf te bekijken, wat te zien is op foto 3 hieronder. Overigens: Nederland werd afgescheept met de enclave Venlo, terwijl Oostenrijk bijna alle Spaanse gebieden in Italie kreeg toegewezen. Verder mocht Engeland Gibraltar plus een aantal Franse kolonies in Amerika en Azie houden; daarnaast eigende het zich een hele reeks handelsvoordelen toe. Frankrijk verloor (heel merkwaardig) in Europa zo goed als niets bij dit hele conflict, behalve een groot aantal kolonien in Amerika, Afrika en Azie aan Engeland. De echte verliezer was dus het machteloze Spanje. Een ander gevolg van deze oorlog was dat Holland een tweede-rangs-macht werd en dat Engeland (dat in 1707 door samenvoeging met Schotland uitgegroeid was tot Groot-Brittannië) toen pas echt opkwam als de nieuwe koloniale supermacht.
In 1715 overleed Lodewijk XIV en begon er een serieuze periode van vrede die duurde tot 1740, toen de Oostenrijkse Successie-oorlog uitbrak.
Nadat ik de tentoonstelling had bekeken, wandelde ik verder rond in de rest van het museum. Zo was er een afdeling te zien over archeologie. Logisch met zo'n oude stad die ontstond rond het castellum dat de Romeinen hadden gebouwd bij de oversteekplaats in de toenmalige rivier de Rijn 2000 jaar geleden. Een andere afdeling ging over mevrouw Maria Elisabeth Houtzager (1907-2001) die van 1951 tot 1972 directrice was geweest van het Centraal Museum. Weer een andere afdeling ging over de bekende Stijl-architect Gerrit Rietveld, wat logisch is omdat hij het Rietveld-Schroder-huis had ontworpen. Op die afdeling stonden een paar van zijn beroemde stoelen (die gezien hun hoekige vorm niet echt lekker zullen hebben gezeten).
Bij het Centraal Museum hoorde nog een dependance aan de overkant van de straat, gevestigd in het Dick Bruna-huis. Maar daar ben ik niet meer aan toegekomen. Het was toen al 5 uur.
Ik verliet het Centraal Museum en maakte een wandeltocht door Utrecht. Zo vond ik in een park niet ver van het Centraal Museum het bastion Sonnenborgh, waar het museum met dezelfde naam annex sterrenwacht staat. Op foto 4 ziet u het bastion Sonnenborgh van onderaf. Halverwege de helling is de zon te zien waar het bastion naar vernoemd is en boven is nog net een koepel te zien waaronder een oude sterrenkijker staat opgesteld. Daar wil ik een andere keer naar toe. In dit gebouwencomplex was in 1854 het KNMI begonnen dat sinds 1897 in De Bildt zit.
Halverwege mijn wandeling naar de Domtoren vond ik bij toeval een pand waar de bekende natuurkundige Conrad Rontgen (1845-1923) een poos heeft gewoond tijdens zijn studie. Hij was de ontdekker van de Röntgenstraling in 1895. Dat pand ziet u op foto 5. In de zijgevel van het pand is een tegeltableau met zijn portret te zien. Het was de woning van de scheikundeleraar J.W. Gunning bij wie Rontgen als student inwoonde van 1863 tot 1865.
Bij de domtoren waren heel wat restaurants. Daar streek ik neer en bestelde een maaltijd voor mezelf. Nadat ik die op had en afgerekend had, wandelde ik via een andere route als een paar weken terug, naar het NS-station. Onderweg zag ik in de verte de top van het vroegere NS-kantoor. Vanwege de vorm staat het bekend als de Inktpot. Vlakbij de top was een reusachtige vliegende schotel te zien. Waren daar buitenaardse wezens geland? Ik maakte er een foto van (dat is foto 6 hieronder aan dit blogbericht) en liep dwars door het winkelcentrum Hoog Catharijne naar het Centraal Station waar ik de trein terug naar Leeuwarden nam.
Abonneren op:
Posts (Atom)