zondag 23 oktober 2011

Na een half jaar weer in Steenwijk





Hallo Blogvolgers,


Inderdaad, een half jaar geleden ben ik ook in Steenwijk geweest. Daar heb ik op zondag 8 mei 2011 over geblogd. Toen vertelde ik vooral over graaf Rennenberg (die stadhouder van Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel in Spaanse dienst was) die in 1580 tevergeefs Steenwijk had belegerd. Nu ging ik er weer heen, en wel op 20 oktober 2011, een doordeweekse dag. Het museum aan het Marktplein in het centrum van Steenwijk is namelijk op zondag gesloten. Vandaar. Vervolgens wandelde ik van het station naar het Marktplein in het centrum van Steenwijk.

Maar ik was een half uur te vroeg; het museum was nog gesloten. Daarom besloot ik eerst eens rond te wandelen in het Rams Woerthe park. Daar maakte ik de bovenste foto van de fraaie Jugenstil-villa Rams Woerthe met ervoor het hertenkamp. De villa Rams Woerthe met het bijbehorende park werd in 1899 gebouwd in opdracht van Jan Hendrik Tromp Meesters, een nazaat van een oude en rijke Steenwijkse familie. Het pand werd ontworpen door de architect A.L. van gendt; hij was ook de architect van het Amsterdamse Concertgebouw. Tegenwoordig zit er een klein museum in de grote Jugenstil-villa; namelijk de Hildo krop-kamer. Hij was een beeldhouwer uit Steenwijk. Buiten voor de hoofdingang van de villa Rams Woerthe staat het oorlogsmonument van Steenwijk met een standbeeld van hem. Ik wandelde rond in het park en maakte diverse foto's van de bomen in hun herfstkleuren.

Daarna wandelde ik terug naar het Marktplein. Daar heb ik de tweede foto genomen. Daarop zie je het cafe de Rechter (het grote brede lichtgele pand). In de rij panden daar rechts van, zit het Stadsmuseum Steenwijk (het staat helaas net niet op de foto). Nu was het museum wel open. Op de begane grond was een tentoonstelling over een zeeslag tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen het Nederlandse tankschip de Ondine van Shell en een Brits-Indisch oorlogsschip enerzijds en twee Japanse oorlogsschepen. Een Japans oorlogsschip werd de grond in geboord en de andere droop af. De tanker voer zwaar beschadigd door en kwam veilig aan in een Australische havenstad. Ik vond het een interessante tentoonstelling, maar ik vroeg me wel af wat nou de link was met Steenwijk. Op de bovenverdieping waren kleine tentoonstellinkjes over de geschiedenis van Steenwijk, vanaf de prehistorie tot en met nu. Daar las ik ook waarom deze stad zo heet: er zaten veel stenen en keien in de grond. Die waren allemaal tijdens de laatste 3 ijstijden vanuit Scandinavie door de gletschers helemaal hierheen gesleept. Verder las ik daar ook over de herkomst van het wapen van Steenwijk. Dat bestaat namelijk uit een wapenschild met daarop afgebeeld een anker, en dat wordt vastgehouden door een paus, gekroond met de 3 tiara's. Wel zeer merkwaardig, want het betrof paus Clemens, die ten tijde van de Romeinse keizer Hadrianus (die regeerde van 117 tot 138 AD) leefde, toen de Christelijke kerk nog veel last had van vervolgingen. En toen was er ook nog geen enkele sprake van een pauselijke kroon met 3 tiara's. Dat was pas van eeuwen later. Zo werd deze paus Clemens opgepakt en aanvankelijk naar een dwangarbeiderskamp op de Krim gestuurd. Uiteindelijk vonden de Romeinen hem zo gevaarlijk dat ze hem doodden door hem aan een anker vast te binden en in zee te gooien. Vandaar het anker in het wapen van Steenwijk. Natuurlijk waren er ook afbeeldingen uit 1580 van het vergeefse beleg van Steenwijk door de graaf van Rennenberg. Verder was er een kleine afdeling over de turfwinnerij in de omgeving van Steenwijk. Maar daarover is in Veendam in het Veenkoloniaal Museum veel meer te zien. Verder was er een afdeling te bekijken over de tabaksindustrie in Steenwijk. Daar zag ik een tabaksblik met daarop afgedrukt een portret met de merknaam: O.Z. van Haren. Dat was vreemd; Onno Zwier van Haren was toch een Fries?! En beneden in de gang was een langwerpige vitrine met daarin fraai keramiek van de ESKAF (de Eerste Steenwijker Kunst Aardewerk Fabriek). Daar had mijn collega Jansje Rinsma al iets over verteld. Al met al was dit museum in Steenwijk een interessant museum.

Nadat ik het museum had verlaten, stak ik het Marktplein schuin over naar het eerder genoemde cafe de Rechter, en bestelde daar een kop koffie met een stuk appeltaart. Tot slot wandelde ik op mijn gemak terug naar het station voor de trein terug naar huis.

donderdag 20 oktober 2011

Een koude middag in Stavoren



Hallo zeer ge-interesseerde blogvolgers,


Op 19 oktober 2011 maakte ik een dagtocht per trein naar Stavoren. Of is het Staveren? Of is het op zijn Fries Starum? Dit verder terzijde. Overigens, op 8 april 2010 blogde ik ook al over Stavoren, in het bijzonder over Sint Odulphus en zijn standbeeld in de plaats Oirschot, en wat deze pastoor uit Oirschot met Stavoren te maken had. Daar kunt u ook meer lezen over het stadje Stavoren en zijn geschiedenis.

In Stavoren aangekomen, wandelde ik naar het museum Het Ponthuus, gevestigd aan het Hellingspad (zoals te zien is bij de rood-gele vlaggen op de hier bijgevoegde foto). Daar was een tentoonstelling te zien over het Sint Odulphusklooster (gesticht rond 810 door die eerder genoemde Sint Odulphus, de pastoor van Oirschot), de geschiedenis van Stavoren, het Vrouwtje van Stavoren, de Hanze-tijd, de slag bij Warns in 1345 (waar ik ook eerder over heb geblogd op 30 april 2011, over het verband tussen Rotterdam en Warns), de pontveren die tussen Stavoren en Enkhuizen heen en weer voeren, en tot slot een kleine expositie over het archeologisch onderzoek onder water naar de restanten van het sinds 1300 in zee verdwenen Sint Odulphusklooster. Bij de kassa zaten 3 oude dametjes gezellig kruiswoordpuzzels op te lossen, terwijl ik (als enige bezoeker) in het museum rondliep. O ja, waarom heet dit museum het Ponthuus? Hier verbleven de stokers en machinisten van het pontveer dat vanaf 1886 heen en weer voer tussen Stavoren en Enkhuizen. Al met al was het een interessant museum dat ik beslist kan aanraden.

Na mijn museumbezoek wandelde ik langs de Schans. Daar lagen net als in de vorige winterperiode weer zeilschepen opgelegd, zoals onder andere de Aphrodite. Dat is een fraai zeilschip dat zo lijkt te zijn weggevaren uit de TV-serie de Onedin-line. Bij de twee stadsboerderijen bij de Koebrug aangekomen, sloeg ik rechts af, het stadje in, en wandelde vervolgens door de Voorstraat terug naar de havens. Daar maakte ik een enorme omweg om bij de grote vuurtoren aan de overkant van de haven te komen. Daar zou het (symbolische) graf van de Friese koning Aldgillis te zien zijn. Ik had er al eerder over gelezen, maar hij lag daar in werkelijkheid helemaal niet begraven; het was ooit begonnen als een grap van een paar studenten. Maar toen ik er na een enorme omweg via haventerreinen en fietspaden achter loodsen langs bij de vuurtoren aankwam, was er helemaal niets van een grafsteen of wat dan ook te zien. Alleen hoog opgeschoten onkruid. Jammer. Daarna wandelde ik terug en bestelde in het restaurant "Het Vrouwtje van Stavoren" bij de haven een kop koffie en een pannekoek. Daarna maakte ik nog een korte wandeling langs het sportveld bij de haven waar vanaf 1522 het blokhuis (een klein soort citadel) heeft gestaan. tot slot keerde ik terug naar het station en nam de trein terug naar huis.

Stavoren is al een zeer oude stad; het kreeg in 1061 stadsrechten van graaf Egbert I (uit de dynastie van de Brunonen). Toen was Friesland dus een graafschap, en was er duidelijk nog geen sprake van de roemruchte Friese Frijheit. In 1385 werd Stavoren al lid van de Duitse Hanze. In later eeuwen wisten de schippers van Stavoren bij de Sonttol in Helsingor (Denemarken) een voorkeursbehandeling te regelen. Daarmee kregen ze een flinke tijdwinst op hun concurrenten. In later eeuwen zakte Stavoren af tot een klein kustplaatsje van weinig belang. Totdat rond 1880 ineens de visvangst op de Zuiderzee van groot belang werd. Dat duurde tot aan de aanleg van de Afsluitdijk in 1932. Pas in de tweede helft van de 20-ste eeuw ging het weer bergopwaarts met Stavoren, dank zij het toerisme.

Er is wel een zeer opmerkelijk verschil met het verderop gelegen stadje Hindeloopen, waar ik een paar dagen eerder al was geweest. Stavoren is een zeer oud stadje, maar dat is aan de gebouwen nauwelijks te zien (op het voormalige stadhuis na). Dit in tegenstelling tot Hindeloopen waar juist heel veel zichtbaar oude fraaie panden staan. Hoogst opmerkelijk en heel merkwaardig.

woensdag 19 oktober 2011

Ik zag een hinde lopen in Hindeloopen



Hallo bloglezers,


Afgelopen zondag 16 oktober 2011 ben ik 's middags naar Hindeloopen gegaan. Het was die dag zulk prachtig weer, dat het wel de laatste mooie dag van de herfst leek.

Het spoorwegstation ligt - zoals bekend - een heel eind buiten het stadje, en dus is het een heel eind lopen vanaf het station naar Hindeloopen. Bij mooi weer is dat helemaal niet erg. In de verte zie je de toren van de kerk van Hindeloopen boven de dijk uitsteken, en - bij het naderen van het stadje - zie je ook het klokketorentje boven op de Leugenbank bij de sluis. In Hindeloopen zelf aangekomen, bezocht ik het Hidde Nijland Museum. Dat pand is op de foto hiernaast te zien als het gebouw met het dubbele dak, midden op de foto, voor de kerk. In dat museum staat een grote collectie spullen uitgestald, beschilderd in Hindelooper stijl. Je kunt het voorwerp zo gek niet bedenken, of het is wel in die Hindelooper stijl beschilderd met bloemen, planten, vogeltjes en (heel vaak) Bijbelse taferelen. Verder waren er enkele Hindelooper stijlkamers, en er was een zaaltje over de Ruslandhandel van de Hindelooper zeelui. In de 17-e en 18-e eeuw voeren veel handelslui met hun Hindelooper fluitschepen gedurende de zomermaanden naar het Oostzeegebied, om daar handel te drijven. Zo haalden ze graan uit Dantzig (nu: Gdansk), Riganappen (die in werkelijkheid van het Russische platteland afkomstig waren) uit Riga, en pelzen en andere artikelen uit Sint Petersburg. In de herfst keerden ze terug naar Holland, om niet vast te komen zitten in het ijs van de Oostzee. Curieus was dat die Hindelooper fluitschepen hun domicilie in Amsterdam hadden en niet in Hindeloopen zelf. Dat kwam omdat Hindeloopen zelf geen haven had. Ook curieus was de vorm van de romp van het fluitschip. Die had een zeer brede bolle romp en een zeer smal dek. Dat zou te maken hebben gehad met de Sonttol bij Helsingor in Denemarken. Elk handelsschip dat daar passeerde, moest tol betalen en die tol werd onder andere berekend aan de hand van de breedte van het dek. Toen die Friese schippers met hun fluitschepen langsvoeren, zullen de Deense ambtenaren zich wel op hun hoofd hebben gekrabd en zich hebben afgevraagd hoe ze die Friezen toch de door hen gewenste tol konden laten betalen, ondanks dat zeer smalle dek. Een ander positief effect van het Hindelooper domicilie in Amsterdam was, dat ze daar makkelijk allerlei spullen konden kopen die door de retourvloot van de VOC uit Indie waren meegenomen. Zo konden de Hindelooper vrouwen hele rollen fraaie kleurrijke sitsen stof kopen, waar ze kleren van maakten. Zo werd de Bengaalse en Indische sits onderdeel van de zeer aparte en afwijkende Hindelooper klederdracht. Al met al een interessant museum.

Daarna wandelde ik door naar het andere museum in Hindeloopen: het Eerste Schaatsmuseum. Dat was gevestigd in een pand naast een winkel met allerlei moderne (!) spullen, ook allemaal beschilderd in Hindelooper stijl. Ook dat museum was heel interessant. Zo werd ik ineens verrast door een vitrine met IJsselmonder schaatsen. Die werden veel gebruikt op de Zuid-Hollandse eilanden en gemaakt in het dorp IJsselmonde. Tegenwoordig is dat dorp geannexeerd door de grote stad Rotterdam en ligt de Brienenoordbrug er vlak naast. Ik heb later mijn vader er over verteld, maar hij moest toegeven dat hij hier nog nooit eerder van had gehoord. In een volgende zaal waren vitrines over bekende schaatsers en elfstedenrijders (zoals onder andere Reinier Paping en Evert van Benthem)te bekijken. Na afloop ging ik naar het ernaast gelegen pannekoekenrestaurant en at daar een heerlijke pannekoek met stroop.

Tot slot wandelde ik nog eens rond in het historische stadje met zijn vele fraaie oude panden, en de huidige jachthaven, en keerde uiteindelijk terug naar het station voor de rit naar huis.

En de hinde uit de titel van dit stukje? Die zag ik inderdaad lopen. Kijk maar naar het stadswapen van Hindeloopen, daarop zie je de hinde lopen.

zaterdag 15 oktober 2011

Weer eens in Harlingen



Hallo bloglezers,


Afgelopen zondag 9 oktober - het was een stormachtige en regenachtige zondag - ben ik weer eens in Harlingen geweest. Als jullie mijn blog al sinds lang volgen, weten jullie dat ik daar al eens eerder ben geweest. Toen ( op 13 april 2011) blogde ik over een interessante tentoonstelling in het Hannemahuis over overstromingsrampen in Friesland. Deze keer nam ik de trein direct naar Harlingen-haven en liep vandaar direct het haventerrein op. Daar wandelde ik - voor zover ik nog net niet wegwaaide - rond de Dokhaven en de Willemshaven en maakte wat foto's. Achteraan op het haventerrein, achter de Dokhaven, was een stukje grond afgezet met hoge hekken. Binnen dat stukje terrein lagen stapels planken en was de kielbalk van een schip gelegd. Dat kun je zien op de bijgevoegde foto. Alleen de kielbalk, met een stukje spiegel en een spant staan er. De rest volgt in de komende jaren. De masten horen bij zeilschepen die achter die containers aan de kade liggen. Hier zijn sinds de zomer van 2011 een groepje vrijwilligers bezig met de bouw van het schip van Willem Barentsz.

Mensen die hun geschiedenislesje kennen, weten dat deze op Terschelling geboren ontdekkingsreiziger in 1596 met dit schip naar het hoge noorden voer, op zoek naar de Noord-Oostelijke doorvaart. Via die route dacht hij in Indie uit te komen. Hij wist met zijn schip wel de Noordkaap te ronden, maar daarna kwam hij vast te zitten in het ijs, vlak bij het eiland Nova Zembla. Het schip werd door het ijs verpletterd en Willem Barentsz en zijn manschappen wisten veilig per sloep op het eiland Nova Zembla terecht te komen. Van het wrakhout bouwden ze een hut, het Behouden Huis. Daarin overwinterden ze, waarna ze in de lente van het volgende jaar per sloep probeerden terug te keren naar Holland. Onderweg overleed Willem Barentsz echter. Hij kreeg een zeemansbegrafenis in de zee die sindsdien naar hem is vernoemd.

Ik had afgelopen zomer al in de krant gelezen dat iemand in Harlingen van plan was om met behulp van vrijwilligers het schip van Willem Barentsz te herbouwen. Nu wist ik waar dat gebeurt. Ik zal daar de komende jaren nog een paar keren heen gaan om de bouw te volgen.

zaterdag 8 oktober 2011

Aeckingerzand in 2006



Hallo bloglezers,


Omdat Gert-Jan Hermus kort geleden in het natuurgebied Aeckingerzand in de bossen bij Appelscha is geweest, reageer ik nu met een eigen foto die ik daar in mei 2006 heb gemaakt. Ik was daar samen met een vriend naar toe gereden. Voor hem was het een grote verrassing, want hij kende dit natuurgebied nog niet. En omdat er een grote zandvlakte was, associeerde hij het gelijk met de Sahara.

donderdag 6 oktober 2011

Heilige grond van de Friezen in het water



Hallo bloglezers,


Jullie lezen het inderdaad goed. Want, na mijn wandeling in het Bos van Ypey, fietste ik terug naar Leeuwarden, langs de snelweg. En dan kom je - vlak voor je Leeuwarden binnenrijdt - langs het informatiebord over de Elfstedentocht op de oever van de Bonkevaart. Daar heb ik de hiernaast staande foto gemaakt. En daar ligt die heilige grond van de Friezen in het water: de finish van de Elfstedentocht op het ijs in 1985, 1986 en 1997.

Even terzijde: merk op dat er tussen 1986 en 1997 elf jaren zitten. Dat is de periode van de zon. In die 2 genoemde jaren was de zon zeer rustig, waren er geen uitbarstingen en kon het dus behoorlijk fris worden op ons planeetje de Aarde. Zeg maar: ouderwets winters koud. En dat was vanaf 2008 (weer elf jaar later) ook een paar winters achter elkaar. Terugrekenend van 1985, kom je uit op 1974. Of dat ook een winter was met veel sneeuw en ijs, weet ik zelf niet meer. Maar reken er wel op dat het behoorlijk koud zal zijn geweest. En elf jaar voor 1974 had je de barre winter van 1963 met die helse Elfstedentocht. Daar is enkele jaren geleden nog een film over gemaakt (titel: de hel van '63).

zaterdag 1 oktober 2011

op woensdagmiddag naar het Bos van Ypey







Afgelopen woensdagmiddag, na mijn werk, ben ik in oostelijke richting Leeuwarden uit gefietst. Het was prachtig zonnig weer. In circa 3 kwartier fietste ik naar Tietjerk. Daar ging ik wandelen in het Bos van Ypey, officieel bekend als Groot Vijversberg. Dat is een complex bestaande uit een park en enkele tuinen met een landhuis en een theekoepel langs de snelweg. Het is in 1528 aangelegd in opdracht van Schenck van Toutenburg, de 2-e stadhouder van Friesland die was aangesteld door keizer Karel de Vijfde. Toen was de functie van stadhouder nog een puur ambtelijke bestuursfunctie. Pas vanaf 1584 - met de installatie van Willem Lodewijk, de eerste stadhouder van de dynastie van de Friese Nassaus - werd het een erfelijke functie. Pas rond 1800 kwam het complex bestaande uit het park met de tuinen en het landhuis in handen van de familie Looxma. Enkele decennia later trouwde de dochter van dit echtpaar met een zekere meneer Ypey. Zij gingen wonen op Groot Vijversberg. Zo kreeg het de andere naam: Bos van Ypey. Tegenwoordig is het Bos van Ypey voor iedereen toegankelijk.

Ik heb er circa een uur rondgewandeld en er veel foto's gemaakt. Zo viel het me op dat er veel paddestoelen groeiden (zie foto 3). Ik zag ook ergens een aankondiging op een mededelingenbord van een paddenstoelenexcursie in het Bos van Ypey. Begrijpelijk, met zoveel paddestoelen in het bos. Verder was het windstil, waardoor de bomen prachtig weerspiegelden in de grote vijver (zie foto 2). En op de eerste foto is de theekoepel te zien. Maar het uitzicht vanuit die theekoepel lijkt me niet schilderachtig mooi; je ziet net achter de vangrail de auto's voorbijrazen.

Na een uur stapte ik weer op de fiets en keerde terug naar Leeuwarden.