Hallo ge-interesseerde bloglezers,
Op 7 augustus ben ik naar Kampen geweest. Kampen is een interessante en zeer historische stad, en is beslist een bezoekje waard. Nadat ik per trein op het NS-station van Kampen(-IJsselmuiden) was aangekomen, maakte ik gelijk enthousiast foto's van het uitzicht over de rivier de IJssel op Kampen. Waaronder de foto die ik hier naast heb geplaatst. Daarop zie je op de voorgrond de beroemde Kamper steur. Het verhaal daarover luidt als volgt: In de Middeleeuwen ving een visser een enorme steur. De stedelingen vonden het prachtig, maar er was op dat moment geen feest om het dier gezamenlijk op te eten. Daarom besloten de Kampenaren het beest een belletje om te doen en weer terug te zetten in de rivier de IJssel. Het beest is nadien niet meer teruggezien. En ze hebben het belletje nadien ook nooit meer gehoord. Niet erg snugger, dus. Op de achtergrond zie je de bekende brug over de IJssel. Ook dat is een verhaal apart. Aan het eind van de Middeleeuwen besloot de Kamper gemeenteraad tot de bouw van een brug. Een beetje merkwaardig, want die brug zou dan leiden vanuit de stad naar niets. Aan de overkant was namelijk niet veel, behalve het Kamper eiland met zijn vele boerderijen op terpen (!). Neen, de brug kon goed worden gebruikt voor het heffen van tol. Alle andere steden langs de IJssel waren daar woedend over, maar de Kampenaren bleven bij hun besluit: er kwam een brug. Nadien zijn er ongeveer 5 verschillende bruggen geweest. De huidige is de zesde. Let vooral op de wielen boven op de torens. Die zijn verguld. Dat herinnert nog aan de tijd dat Kampen tol hief en daar dus rijk van werd.
Verder op de achtergrond, in de stad Kampen zelf, zie je de grote toren in de steigers staan. Dat is gewoon een stadsklokketoren; die hoorde dus niet bij de een of andere kerk.
Ik liep de brug over, Kampen in, op weg naar het Stedelijk Museum van Kampen. Dat is gevestigd in het voormalige stadhuis. Ook dit museum was zeer interessant, net als het Stedelijk Museum in Zwolle. Op de begane grond was op dat moment een tentoonstelling over stoelen, van ontwerpers als Gerrit Rietveld, Gispen, en andere bekende namen. Op de eerste etage was de Oranje-kamer met portretten van alle leden van het Oranje-huis die ooit over Kampen en Overijssel hebben geregeerd. Natuurlijk begon het met Willem van Oranje, zijn zonen Maurits en Frederik Hendrik, en dan een paar Friese stadhouders. En natuurlijk eindigde het met het portret van Beatrix. En ze hebben al ruimte gereserveerd voor het portret van Willem-Alexander. De volgende zaal ging over het geloof. Dat is in Kampen een zeer belangrijk item. Of de Moderne Devotie ook in Kampen belangrijk is geweest, weet ik niet. Maar het zal op de achtergrond wel een rol hebben gespeeld bij de Beeldenstorm van 1566. Je zag onder andere restanten van beelden die toen kapot geslagen waren. Natuurlijk kwam de Dordtse Synode van 1618 ook aan bod, want toen werd de Gereformeerde Kerkleer vastgelegd in de Dordtse Leerregels. Verder was daar de Bijbel te zien van dominee Helenius de Cock. Hij was de zoon van dominee de Cock die in 1834 met de Afscheiding te Ulrum begon. En er was ook een "stamboom" te zien waarop je alle kerkscheuringen kon zien. Komisch, als het niet treurig was. De treurigste kerkscheuring was die van 1944 onder leiding van de theoloog Klaas Schilder. Midden in de oorlog, terwijl de Nederlandse bevolking zuchtte onder Duitse onderdrukking, razzia's, inbeslagnames, en vervolgingen, en trouwens ook zuchtte onder Geallieerde bombardementen en beschietingen (van je vrienden moest je het maar hebben), gingen in Kampen een stel theologen ruzie zoeken over de vraag of kindertjes bij de geboorte of bij de doop waarlijk geboren waren. Ik dacht dat er in oorlogstijd wel andere dingen waren om je druk over te maken. Om verder te gaan in het museum: in de volgende zaal was het thema justitie. Daar stonden allerlei attributen van gilden en bestuursleden en raadsleden uitgestald, waaronder ook enkele executiezwaarden. De oude schepenzaal was ook toegankelijk. Daarin staan donkerhouten banken en meubilair voor een indrukwekkende witstenen schouw met helemaal bovenaan (bijna uit het zicht) een portretbuste van keizer Karel de Vijfde. Naast de schepenzaal was een apart kamertje. Daar was vroeger het stadsarchief, en misschien ook de stedelijke schatkist. Nu is er een kleine expositie over munten. En ook hier (net als in Zwolle) zag je onder andere munten met de 3 stadswapens (Deventer, Zwolle en Kampen). Curieus was de deur van deze archiefkamer: dat was een ijzeren deur, afkomstig van het kasteel Voorst. Blijkbaar hadden de Kampenaren ook last gehad van de roofridders van het kasteel Voorst bij Zwolle, want zij hadden rond 1360 onder leiding van de bisschop van Utrecht ook meegeholpen met de Zwollenaren om kasteel Voorst te belegeren en te slopen. Zij sloopten de ijzeren deur eruit en namen die mee naar Kampen. Ik vertelde al over kasteel Voorst in mijn blog over Zwolle op 15 juli 2011; daar kun je meer lezen over Zwolle. Op de bovenste etage van het museum werd de geschiedenis van Kampen vanaf de Middeleeuwen tot nu in beeld gebracht. Natuurlijk kwam de Hanze-periode aan bod, natuurlijk kwam ook de brug over de IJssel aan bod. Verder was er korte informatie over Hendrik Avercamp, de bekende schilder van de wintertaferelen in de 16-e en 17-e eeuw. Die schilderijen hangen nu verspreid over de wereld in de duurste musea. En dan te bedenken dat deze schilder doofstom was en het geluk heeft gehad van goede ouders te hebben die hem toch opvoedden en hem op schilderles deden. Thea Beckmann heeft een roman aan hem gewijd: de Stomme van Kampen. Er zijn meer romans van Thea Beckmann die zich in en rond Kampen afspelen. Aan het eind kwam dokter Kolff ook even aan bod; hij was de uitvinder van de kunstnier. Maar hij verdiende eigenlijk meer aandacht in dit museum.
Na afloop van mijn museumbezoek, maakte ik een uitgebreide wandeling door Kampen. Zo liep ik eerst in westelijke richting langs de Van Heutzkazerne. Dit is een historische plek voor Rotterdammers. In November 1944, na de razzia in Rotterdam, werden alle opgepakte mannen afgevoerd naar Duitsland. Een aantal werd per trein afgevoerd, anderen moesten lopen en weer anderen werden in rijnaken gepropt, die vervolgens via Amsterdam het IJsselmeer overstaken en in Kampen aankwamen. Daar bemoeiden de artsen van het stadsziekenhuis zich ermee en stelden vast dat de mannen onder verschrikkelijke omstandigheden in die scheepsruimen zaten en dus wel ernstige gezondheidsproblemen moesten hebben. Die artsen (onder wie ook Willem Kolff; ja, die) eisten dat al die mannen uit de schepen moesten worden gehaald en naar het ziekenhuis moesten. Maar dat was geen doen; ze konden beter direct in de Van Heutzkazerne worden ondergebracht. In de weken daarna verklaarden de artsen zoveel mogelijk mannen ziek, zodat ze niet verder hoefden te worden vervoerd om als dwangarbeider ergens in Duitsland te werken. Mijn opa zat daar toen ook bij. Nadat hij weer beter was, moest hij maar zien hoe hij vanuit Kampen weer thuis in Rotterdam kwam. Gek: in het museum had ik hierover niets gezien. Ondertussen wandelde ik verder en kwam bij de Buitenhaven aan. Daar lag een Kamper Kogge, een reconstructie van een Hanzeschip op basis van teruggevonden wrakken in de drooggevallen IJsselmeerpolders. Opmerkelijk is dat dat schip geen stuurwiel heeft, maar een roerstok. Vlakbij de Buitenhaven stond het Schokkermonument, voor de ge-evacueerde bevolking van Schokland van 1859. Daarna wandelde ik via de Oudestraat naar de oostkant van Kampen. Aan het oostelijke einde van de Oudestraat, dichtbij de Bovenkerk zag ik een pand met op de gevel: Theologische Universiteit. Dit was dus de ene, en tevens de oudste van de twee die Kampen rijk is. Deze Theologische Universiteit was gesticht in 1854. Hieraan heeft Kampen zijn titel van "Vaticaan van het Noorden" te danken. Helemaal buiten de stadswallen stond het vroegere Stadsziekenhuis, waar Willem Kolff tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn kunstnier in elkaar had geknutseld. Daarna wandelde ik terug door een fraai park en langs enkele stadspoorten. Toen ik weer richting centrum liep, vond ik de andere Theologische Universiteit, die in 1946 was gesticht door Klaas Schilder. Tot slot zocht ik een restaurant op en at een lekkere pizza. Daarna rekende ik af en wandelde over de IJsselbrug terug naar het station voor de terugreis naar Leeuwarden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten