Op 22 juli 2012 ben ik samen met een vriend naar de zeer interessante tentoonstelling over de Vikingen in het Drents Museum te Assen geweest. De tentoonstelling begon met een korte weergave van hoe toenmalig Europa er uit zag, welke staten en rijken er waren (o.a. de Kerkelijke Staat in Italie, het keizerrijk van Karel de Grote en het imperium van de Langobarden), en waar de Vikingen vandaan kwamen (uit Scandinavia dus). Vervolgens ging de tentoonstelling verder over hoe de Vikingen in hun eigen thuislanden Denemarken, Zweden en Noorwegen leefden. En dat was lang niet altijd zo gewelddadig als hun imago doet voorkomen. Het was nu eenmaal zo dat - cru gezegd - de brutale agressievelingen erop uit trokken en dat de brave Hendrikken thuis bleven. Wat veel voorwerpen betreft die ik in de vitrines op de tentoonstelling zag, die kende ik al uit de vele boeken over Vikingen, Noormannen en Germanen. En daarin leken diezelfde voorwerpen stukken groter dan ze werkelijk waren; vaak waren het hangertjes van maar zo'n 2 of 3 of 5 centimeter klein. Verder werd er veel getoond en op informatieborden verteld over hoe de Vikingen leefden, wat ze aten, welke goden ze aanbaden (Wodan/Odin, Frigga, Donar/Thor, Balder, Freya, Iduna, en vele anderen), hun gezondheidssituatie (niet geweldig), hoe hun huizen eruit zagen van binnen (donker) en van buiten (lang, groot en gesloten vanwege de kou in de winter), hoe hun kleren eruit zagen, en ga zo maar door. Er was ook een afdeling over de scheepvaart van de Vikingen. Daar wist ik al iets van af, want in 1991 ben ik op vakantie geweest in Denemarken. En toen ben ik onder andere in Roskilde geweest, waar we een bezoek hadden gebracht aan het Vikingschepenmuseum. Daar stonden verscheidene Viking-scheepswrakken tentoongesteld, die rond 1957-1958 op de bodem van de fjord noordelijk van Roskilde waren gevonden en geborgen. Verder werd er in een stand aandacht besteed aan de Arabische reiziger Ibn Fadlan uit Bagdad, die rond 922 in toenmalig Rusland rondtrok en daarover een reisverslag schreef. Daarin was hij trouwens niet erg positief over die vikingen; hij vond ze bijvoorbeeld maar een stelletjes viezerikken. Tot slot kocht ik in de museumwinkel het boek over de Vikingen, dat bij deze tentoonstelling hoorde. Een hoogst informatief boek waarin veel nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen zijn verwerkt.
Na afloop ging ik samen met mijn vriend napraten bij een kop koffie en een glas frisdrank bij restaurant Liff aan de Brink in Assen. Daar werd mijn vriend aan het eind van de middag door zijn vader weer opgehaald. Ik nam een maaltijd in het restaurant. Nadat ik had afgerekend, maakte ik nog een hele wandeling door het centrum van Assen, langs de Vaart (waar diverse oude historische panden staan, zie foto 3 hieronder), de Jozefskerk (een kerkgebouw in typische Waterstaat-stijl uit 1848), en het gemeentehuis (waar een tentoonstelling over postzegels met als thema Vikingen werd gehouden, al was het pand op dat moment gesloten), terug naar het NS-station. Daar nam ik de trein terug naar huis.
Voor ge-interesseerden heb ik nog een leestip. Het is een roman van Michael Crichton, met als titel: The 13th Warrior. Oorspronkelijk was het uitgegeven in 1976, maar naar aanleiding van de gelijknamige film in 1998 werd deze roman opnieuw uitgegeven.
Het is een curieuze samensmelting van het epos Beowulf uit circa 600 met het reisverslag van Ibn Fadlan uit 922. Het geeft een goed beeld van hoe de Vikingen leefden, reisden, vochten en sneuvelden.
Ge-interesseerden kunnen nog tot 28 oktober 2012 terecht op de tentoonstelling in het Drents Museum in Assen.
Dan nu de bijgevoegde foto's. De eerste heb ik gemaakt aan de zuidkant van het nieuwe museumgebouw. Daar was een vijver, waarin dit gereconstrueerde Vikingschip dreef. Op de tweede foto ziet u de zuil met een Vikingschild op de zijkant en de kaart van Noorwegen in de kleuren van de Noorse vlag op de voorkant, bekroond met een enorme gele Vikinghelm. Niet zichtbaar zijn de bijl aan de andere kant van de zuil en de kaart van Zweden in de kleuren van de Zweedse vlag op de achterkant. In maart 2012 stond daar de zuil met reclame voor de tentoonstelling over de Chinese Tang-dynastie. Daarover blogde ik al op 21 maart 2012. Op de bank zit mijn vriend, met wie ik samen het Drents Museum heb bezocht. Op de derde foto is het eind van de Vaart te zien met langs de waterkant de panden die zich spiegelden in het bijna rimpelloze water. Opmerkelijk: het tweede pand van rechts is opvallend. Het is geheel wit van kleur, is gebouwd in 1782 en was tot 1973 een hotel. Het wapen van Drenthe dat het pand zijn huidige naam geeft, staat sinds 1905 hoog in de gevel geschilderd.
zaterdag 28 juli 2012
zaterdag 21 juli 2012
Doordeweekse dag in Meppel
Hallo ge-interesseerde blogvolgers,
Op donderdag 12 juli 2012 ging ik naar Meppel. Dat is net als Steenwijk, Zwolle en Amersfoort een van die vele plaatsen, dorpen en steden waar ik tientallen jaren lang aan voorbij ben gereisd, op weg naar Rotterdam of terug naar Leeuwarden, zonder daar ooit eerder uit te stappen. Deze keer stapte ik wel uit in Meppel. Het is een aardig stadje met veel geschiedenis. Alhoewel, geen roemrijke militaire geschiedenis, maar wel veel economische geschiedenis. En dat is vaak net zo interessant. In 1141 werd het voor het eerst genoemd in een document; toen was het nog een gehucht bestaande uit een groepje boerderijen. In 1422 was het dorp dusdanig gegroeid dat de bisschop van Utrecht toestemming gaf voor de bouw van de huidige Mariakerk met zijn markante toren. Op foto 2 hier onder dit blogbericht is de Mariakerk te zien. Vanaf de 16-e eeuw werd het een belangrijk verkeersknooppunt van kanalen en wegen. Vooral die kanalen en vaarten waren heel belangrijk, want daardoor groeide Meppel uit tot een doorvoerhaven voor turfschepen. Die turf werd gewonnen in Drenthe (o.a. bij Hoogeveen) en per schip via Meppel naar Genemuiden en Zwartsluis aan de Zuiderzeekust vervoerd, en vervolgens over de Zuiderzee naar Amsterdam en andere steden in Holland. Daarom hadden de schippersgilden van Meppel grote invloed op het bestuur van het stadje. In de 19-e eeuw kwamen er diverse industrie-en bij in Meppel, zoals de verscheidene veevoederfabrieken en enkele drukkerijen (drukkerij Boom (!) met zijn kantoor schuin tegenover het NS-station).
Vanwege dat drukkerij-verleden werd in 1986 het Drukkerijmuseum in Meppel geopend. Het is gevestigd in drie oude voormalige pakhuizen. Dat complex is te zien op foto 1 hieronder. Gezien het onderwerp van hun tentoonstelling, zijn ze collega's van het Grafisch Museum in Groningen, gevestigd in de voormalige school aan de Rabenhauptstraat. Daarover blogde ik al op 3 juni 2012. De tentoonstelling in het Meppeler Drukkerijmuseum begint curieus genoeg op de tweede etage, met de geschiedenis van het schrift en de eerste alfabetten. Dat was wat uitgebreider dan in het Grafisch Museum in Groningen. Het begon met de eerste wandschilderingen in grotten in de prehistorie, ging verder met de ontwikkeling van de eerste schriftsystemen, zoals het hieroglyfenschrift in het oude Egypte, het spijkerschrift in Mesopotamia, het Lineair A en B op Kreta (waarbij een kopie van de oudste discette werd tentoongesteld: de schijf van Phaestos), en het ontstaan van ons huidige alfabet via de Foeniciers, de Grieken en uiteindelijk de Romeinen. Daarnaast werd nog een en ander getoond over het Futhark, het runenalfabet van de oude Germanen, en - heel opvallend - ook over de uitvinding van de drukkunst in China rond 630 AD. Meestal is dat laatste een ondergeschoven kindje in de geschiedenis van de drukkunst, net zoals met wel meer uitvindingen die in China het eerst plaatsvonden en pas eeuwen later ook in West-Europa werden gedaan. In het zaaltje daarnaast werd er een demonstratie gegeven van de papierproductie. Dat gebeurde met behulp van een kuip vol water waarin de witte pulp ronddwarrelde en die er met een zeer fijn zeefraam er uit geschept werd, waarna het nog doorweekte vel papier op een droogdoek te drogen werd gelegd. Dat vond ik verhelderend interessant. Daarnaast liet de man die de demonstratie gaf, ook zien hoe je op creatieve wijze gekleurde snippers of kleurstoffen aan het water en de pulp in de kuip kon toevoegen en zo allerlei vellen papier met een verrassend uiterlijk kon scheppen. Op de eerste etage stonden allerlei drukmachines opgesteld. Een aantal herkende ik direct, want die had ik ook in het Grafisch Museum in Groningen gezien. Daarna was ik snel uitgekeken.
Nadat ik het Drukkerijmuseum had verlaten, zocht ik een restaurant op voor een kop koffie en kwam uit bij Stadscafe Oasis aan het Kerkplein. Terwijl ik van mijn kopje koffie genoot, had ik uitzicht op het kerkplein en de Mariakerk uit 1422 met de opvallende toren uit 1432 (nogmaals: zie foto 2). Nadat ik mijn koffie op had en afgerekend had, maakte ik een wandeling door het centrum van Meppel. Zo zag ik aan de Groenmarkt een Gereformeerde kerk uit 1897 van architect Roelof Kuipers, de broer van Tjeerd Kuipers. Heel curieus: Die Tjeerd Kuipers was de architect van de Koepelkerk in Leeuwarden en de Synagoge in de Folkingestraat in Groningen, en hij was een voorvader van een goede vriend (uit Groningen) van me. In de Hoofdstraat passeerde ik het Kunsthuis Secretarie; tot in de jaren 80 was dit het gemeentehuis van Meppel, maar nu is er een kunsttentoonstelling, gecombineerd met een kunstuitleen in ondergebracht. Verder zag ik aan de Sluisgracht (zie foto 3) de windmolen De Vlijt. In het pand direct links ervan was de Historische Vereniging Meppel gevestigd. Helaas was die al gesloten. Curieus is dat een broer van diezelfde eerder genoemde vriend lid is van de Historische Vereniging Meppel, gevestigd in dit pand. Tevens is op de foto te zien welke sector tegenwoordig voor de Meppelse economie van belang is: de toeristenbranche. Verderop, vanaf de Westeinde kon ik op afstand de windmolen De Weerd zien. Die stond daar heel mooi schilderachtig omringd door veel bomen en struiken aan het water. Daarna wandelde ik terug naar het Kerkplein naar het stadscafe Oasis voor een lekkere maaltijd. Daarna wandelde ik via omwegen (langs de Gasgracht, door de Stationsstraat met zijn prachtige Jugendstil-villa's, en uiteindelijk via het fraaie Wilhelminapark) terug naar het NS-station en nam de trein terug naar Leeuwarden.
Op donderdag 12 juli 2012 ging ik naar Meppel. Dat is net als Steenwijk, Zwolle en Amersfoort een van die vele plaatsen, dorpen en steden waar ik tientallen jaren lang aan voorbij ben gereisd, op weg naar Rotterdam of terug naar Leeuwarden, zonder daar ooit eerder uit te stappen. Deze keer stapte ik wel uit in Meppel. Het is een aardig stadje met veel geschiedenis. Alhoewel, geen roemrijke militaire geschiedenis, maar wel veel economische geschiedenis. En dat is vaak net zo interessant. In 1141 werd het voor het eerst genoemd in een document; toen was het nog een gehucht bestaande uit een groepje boerderijen. In 1422 was het dorp dusdanig gegroeid dat de bisschop van Utrecht toestemming gaf voor de bouw van de huidige Mariakerk met zijn markante toren. Op foto 2 hier onder dit blogbericht is de Mariakerk te zien. Vanaf de 16-e eeuw werd het een belangrijk verkeersknooppunt van kanalen en wegen. Vooral die kanalen en vaarten waren heel belangrijk, want daardoor groeide Meppel uit tot een doorvoerhaven voor turfschepen. Die turf werd gewonnen in Drenthe (o.a. bij Hoogeveen) en per schip via Meppel naar Genemuiden en Zwartsluis aan de Zuiderzeekust vervoerd, en vervolgens over de Zuiderzee naar Amsterdam en andere steden in Holland. Daarom hadden de schippersgilden van Meppel grote invloed op het bestuur van het stadje. In de 19-e eeuw kwamen er diverse industrie-en bij in Meppel, zoals de verscheidene veevoederfabrieken en enkele drukkerijen (drukkerij Boom (!) met zijn kantoor schuin tegenover het NS-station).
Vanwege dat drukkerij-verleden werd in 1986 het Drukkerijmuseum in Meppel geopend. Het is gevestigd in drie oude voormalige pakhuizen. Dat complex is te zien op foto 1 hieronder. Gezien het onderwerp van hun tentoonstelling, zijn ze collega's van het Grafisch Museum in Groningen, gevestigd in de voormalige school aan de Rabenhauptstraat. Daarover blogde ik al op 3 juni 2012. De tentoonstelling in het Meppeler Drukkerijmuseum begint curieus genoeg op de tweede etage, met de geschiedenis van het schrift en de eerste alfabetten. Dat was wat uitgebreider dan in het Grafisch Museum in Groningen. Het begon met de eerste wandschilderingen in grotten in de prehistorie, ging verder met de ontwikkeling van de eerste schriftsystemen, zoals het hieroglyfenschrift in het oude Egypte, het spijkerschrift in Mesopotamia, het Lineair A en B op Kreta (waarbij een kopie van de oudste discette werd tentoongesteld: de schijf van Phaestos), en het ontstaan van ons huidige alfabet via de Foeniciers, de Grieken en uiteindelijk de Romeinen. Daarnaast werd nog een en ander getoond over het Futhark, het runenalfabet van de oude Germanen, en - heel opvallend - ook over de uitvinding van de drukkunst in China rond 630 AD. Meestal is dat laatste een ondergeschoven kindje in de geschiedenis van de drukkunst, net zoals met wel meer uitvindingen die in China het eerst plaatsvonden en pas eeuwen later ook in West-Europa werden gedaan. In het zaaltje daarnaast werd er een demonstratie gegeven van de papierproductie. Dat gebeurde met behulp van een kuip vol water waarin de witte pulp ronddwarrelde en die er met een zeer fijn zeefraam er uit geschept werd, waarna het nog doorweekte vel papier op een droogdoek te drogen werd gelegd. Dat vond ik verhelderend interessant. Daarnaast liet de man die de demonstratie gaf, ook zien hoe je op creatieve wijze gekleurde snippers of kleurstoffen aan het water en de pulp in de kuip kon toevoegen en zo allerlei vellen papier met een verrassend uiterlijk kon scheppen. Op de eerste etage stonden allerlei drukmachines opgesteld. Een aantal herkende ik direct, want die had ik ook in het Grafisch Museum in Groningen gezien. Daarna was ik snel uitgekeken.
Nadat ik het Drukkerijmuseum had verlaten, zocht ik een restaurant op voor een kop koffie en kwam uit bij Stadscafe Oasis aan het Kerkplein. Terwijl ik van mijn kopje koffie genoot, had ik uitzicht op het kerkplein en de Mariakerk uit 1422 met de opvallende toren uit 1432 (nogmaals: zie foto 2). Nadat ik mijn koffie op had en afgerekend had, maakte ik een wandeling door het centrum van Meppel. Zo zag ik aan de Groenmarkt een Gereformeerde kerk uit 1897 van architect Roelof Kuipers, de broer van Tjeerd Kuipers. Heel curieus: Die Tjeerd Kuipers was de architect van de Koepelkerk in Leeuwarden en de Synagoge in de Folkingestraat in Groningen, en hij was een voorvader van een goede vriend (uit Groningen) van me. In de Hoofdstraat passeerde ik het Kunsthuis Secretarie; tot in de jaren 80 was dit het gemeentehuis van Meppel, maar nu is er een kunsttentoonstelling, gecombineerd met een kunstuitleen in ondergebracht. Verder zag ik aan de Sluisgracht (zie foto 3) de windmolen De Vlijt. In het pand direct links ervan was de Historische Vereniging Meppel gevestigd. Helaas was die al gesloten. Curieus is dat een broer van diezelfde eerder genoemde vriend lid is van de Historische Vereniging Meppel, gevestigd in dit pand. Tevens is op de foto te zien welke sector tegenwoordig voor de Meppelse economie van belang is: de toeristenbranche. Verderop, vanaf de Westeinde kon ik op afstand de windmolen De Weerd zien. Die stond daar heel mooi schilderachtig omringd door veel bomen en struiken aan het water. Daarna wandelde ik terug naar het Kerkplein naar het stadscafe Oasis voor een lekkere maaltijd. Daarna wandelde ik via omwegen (langs de Gasgracht, door de Stationsstraat met zijn prachtige Jugendstil-villa's, en uiteindelijk via het fraaie Wilhelminapark) terug naar het NS-station en nam de trein terug naar Leeuwarden.
woensdag 11 juli 2012
Frisse zondagmiddag in Zoutkamp
Hallo blogvolgers,
Het is ondertussen alweer een poosje geleden dat ik een dagje uit ben geweest. Op 1 juli 2012 ben ik samen met twee vrienden uit Groningen naar Zoutkamp gereden. Daar bezochten we het Visserijmuseum, dat we zeer interessant vonden. Op de bovenste foto onder aan dit blogbericht zie je mijn beide vrienden voor het Visserijmuseum. Het bestaat uit een grote lange loods uit 1875 die bijna een eeuw in gebruik was geweest bij de Betonningsdienst, met aan de achterkant nog een afdak voor de daar vroeger opgeslagen boeien, plus een gereconstrueerd vissershuisje, waarvan er tot in de jaren 60 veel van in Zoutkamp hebben gestaan. Die woninkjes waren vaak zeer benauwend klein. Vandaar dat die allemaal in de jaren 60 massaal werden afgebroken en vervangen door veel ruimere nieuwbouw. Een verademing voor de Zoutkamper bewoners. Voor de historicus is het zeer sneu. Maar gelukkig zijn een aantal van dergelijke woninkjes gered. Dertien stuks zijn herbouwd in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen, en eentje stond dus hier in Zoutkamp achter het Visserijmuseum.
Zoals jullie wel zullen begrijpen is de visserij heel belangrijk geweest voor Zoutkamp. Momenteel is dat hoogstens nog de garnalenvisserij. Daarom staat even noordelijk van het dorp, langs de weg naar Ulrum, de enorme fabriek van Heiploeg, het bekende bedrijf dat garnalen verwerkt. In 1969 werd de Lauwerszee afgedijkt met een grote dijk op Deltahoogte. Sindsdien ligt de vissersvloot van Zoutkamp niet meer in het dorp maar in Lauwersoog. Dat betekent tegenwoordig veel heen en weer reizen tussen Zoutkamp en Lauwersoog voor de vissers van nu.
De Betonningsdienst was van groot belang, want die zette de boeien uit langs de vaarroutes over de Waddenzee en de Lauwerszee. Toen de Lauwerszee werd afgesloten met de eerder genoemde dijk op Deltahoogte, was het aangeven van de vaarroute met boeien op de Lauwersmeer niet langer nodig. Daarom verhuisde de Betonningsdienst naar Lauwersoog en kwam de oude loods in Zoutkamp leeg te staan. Sinds 1994 zit daar het Visserijmuseum in, tesamen met het VVV-kantoor. De tentoongestelde collectie bestaat voor een groot deel uit modellen van vissersschepen, een vissersscheepje uit 1961, vissersgereedschappen zoals netten en dergelijke, een uitstalling van boeien (die daar tot 1969 werden opgeslagen en onderhouden en gerepareerd), een vitrine met schelpen, en in een hoekje een kleine vitrine met informatiebord over de Slag om Zoutkamp in 1589.
Overigens had Zoutkamp een totaal andere oorsprong: er werd in de Middeleeuwen zout gewonnen uit het buitendijkse veengebied; waarschijnlijk gebeurde dat op dezelfde manier als in Zeeland, namelijk door het zogenaamde Darinkdelven. Veel is daarover blijkbaar niet opgeschreven. Pas in 1418 wordt het dorp als Soltcampum genoemd.
Tijdens de 80-jarige oorlog werd Zoutkamp ineens van cruciaal strategisch belang. Het dorp lag namelijk aan de monding van het Reitdiep, en via het Reitdiep stond Groningen-stad in directe verbinding met de zee. Groningen-stad wilde aanvankelijk wel meedoen met de Opstand tegen de Spaanse koning Philips II, maar Willem van Oranje wilde dan wel dat de Stad wel zijn stapelrecht opgaf. Dat wilde de Stad niet en daarom tekende ze de Unie van Utrecht uit 1579 niet. Vervolgens brak er in 1580 een aparte oorlog uit tussen Groningen-stad enerzijds, en de Ommelanden en Friesland anderzijds. Gedurende dat conflict werden er schansen aangelegd en versterkt, veroverd en terugveroverd, zoals de Zwartendijksterschans, de schans bij Munnekezijl, de vesting Bourtange, en nog een hele reeks schansen, gelegen in een enorm grote, ruime cirkel rond Groningen-stad. In 1589 vond de aanval plaats op de vesting Zoutkamp vanuit Oostmahorn in Friesland. Een invasievloot onder bevel van stadhouder Willem Lodewijk (die de Friezen nu nog steeds kennen als Us Heit) stak de Lauwerszee over, en zette een leger van circa 800 man op de wal, naast de vesting Zoutkamp en voerde gedurende 5 dagen felle strijd tegen de Groningers (er was geen enkele Spanjaard in het Stadsgezinde Zoutkamp te bekennen!) en veroverde de vesting Zoutkamp. Pas in 1594 - nadat alle andere schansen en vestingen ook door stadhouder Willem Lodewijk en zijn neef stadhouder Maurits (die zijn in 1584 te Delft vermoorde vader Willem van Oranje was opgevolgd in 1585) waren veroverd - begon de belegering van Groningen-stad. Toen begon de Stad onderhandelingen met Maurits. Tijdens deze onderhandelingen bleek stadhouder Maurits geen enkel probleem te hebben met het stapelrecht; dat mocht Groningen-stad wel behouden. Gelijk tekende Groningen-stad alsnog de Unie van Utrecht uit 1579 en schaarde zich daarmee alsnog in het kamp van de opstandige Republiek. Deze ommezwaai van Groningen-stad staat sindsdien bekend als de Reductie van Groningen.
Nadat we het Visserijmuseum hadden bekeken, zochten we een restaurant op om een kop koffie te drinken en nog wat na te praten. Daarna maakten we nog een wandeling langs het binnenhaventje, waarvan ik de tweede foto onderaan dit bericht heb bijgevoegd. Daarna reden we terug naar Groningen-stad en namen daar afscheid van elkaar. Zij gingen naar huis en ik nam de trein terug naar Leeuwarden.
Het is ondertussen alweer een poosje geleden dat ik een dagje uit ben geweest. Op 1 juli 2012 ben ik samen met twee vrienden uit Groningen naar Zoutkamp gereden. Daar bezochten we het Visserijmuseum, dat we zeer interessant vonden. Op de bovenste foto onder aan dit blogbericht zie je mijn beide vrienden voor het Visserijmuseum. Het bestaat uit een grote lange loods uit 1875 die bijna een eeuw in gebruik was geweest bij de Betonningsdienst, met aan de achterkant nog een afdak voor de daar vroeger opgeslagen boeien, plus een gereconstrueerd vissershuisje, waarvan er tot in de jaren 60 veel van in Zoutkamp hebben gestaan. Die woninkjes waren vaak zeer benauwend klein. Vandaar dat die allemaal in de jaren 60 massaal werden afgebroken en vervangen door veel ruimere nieuwbouw. Een verademing voor de Zoutkamper bewoners. Voor de historicus is het zeer sneu. Maar gelukkig zijn een aantal van dergelijke woninkjes gered. Dertien stuks zijn herbouwd in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen, en eentje stond dus hier in Zoutkamp achter het Visserijmuseum.
Zoals jullie wel zullen begrijpen is de visserij heel belangrijk geweest voor Zoutkamp. Momenteel is dat hoogstens nog de garnalenvisserij. Daarom staat even noordelijk van het dorp, langs de weg naar Ulrum, de enorme fabriek van Heiploeg, het bekende bedrijf dat garnalen verwerkt. In 1969 werd de Lauwerszee afgedijkt met een grote dijk op Deltahoogte. Sindsdien ligt de vissersvloot van Zoutkamp niet meer in het dorp maar in Lauwersoog. Dat betekent tegenwoordig veel heen en weer reizen tussen Zoutkamp en Lauwersoog voor de vissers van nu.
De Betonningsdienst was van groot belang, want die zette de boeien uit langs de vaarroutes over de Waddenzee en de Lauwerszee. Toen de Lauwerszee werd afgesloten met de eerder genoemde dijk op Deltahoogte, was het aangeven van de vaarroute met boeien op de Lauwersmeer niet langer nodig. Daarom verhuisde de Betonningsdienst naar Lauwersoog en kwam de oude loods in Zoutkamp leeg te staan. Sinds 1994 zit daar het Visserijmuseum in, tesamen met het VVV-kantoor. De tentoongestelde collectie bestaat voor een groot deel uit modellen van vissersschepen, een vissersscheepje uit 1961, vissersgereedschappen zoals netten en dergelijke, een uitstalling van boeien (die daar tot 1969 werden opgeslagen en onderhouden en gerepareerd), een vitrine met schelpen, en in een hoekje een kleine vitrine met informatiebord over de Slag om Zoutkamp in 1589.
Overigens had Zoutkamp een totaal andere oorsprong: er werd in de Middeleeuwen zout gewonnen uit het buitendijkse veengebied; waarschijnlijk gebeurde dat op dezelfde manier als in Zeeland, namelijk door het zogenaamde Darinkdelven. Veel is daarover blijkbaar niet opgeschreven. Pas in 1418 wordt het dorp als Soltcampum genoemd.
Tijdens de 80-jarige oorlog werd Zoutkamp ineens van cruciaal strategisch belang. Het dorp lag namelijk aan de monding van het Reitdiep, en via het Reitdiep stond Groningen-stad in directe verbinding met de zee. Groningen-stad wilde aanvankelijk wel meedoen met de Opstand tegen de Spaanse koning Philips II, maar Willem van Oranje wilde dan wel dat de Stad wel zijn stapelrecht opgaf. Dat wilde de Stad niet en daarom tekende ze de Unie van Utrecht uit 1579 niet. Vervolgens brak er in 1580 een aparte oorlog uit tussen Groningen-stad enerzijds, en de Ommelanden en Friesland anderzijds. Gedurende dat conflict werden er schansen aangelegd en versterkt, veroverd en terugveroverd, zoals de Zwartendijksterschans, de schans bij Munnekezijl, de vesting Bourtange, en nog een hele reeks schansen, gelegen in een enorm grote, ruime cirkel rond Groningen-stad. In 1589 vond de aanval plaats op de vesting Zoutkamp vanuit Oostmahorn in Friesland. Een invasievloot onder bevel van stadhouder Willem Lodewijk (die de Friezen nu nog steeds kennen als Us Heit) stak de Lauwerszee over, en zette een leger van circa 800 man op de wal, naast de vesting Zoutkamp en voerde gedurende 5 dagen felle strijd tegen de Groningers (er was geen enkele Spanjaard in het Stadsgezinde Zoutkamp te bekennen!) en veroverde de vesting Zoutkamp. Pas in 1594 - nadat alle andere schansen en vestingen ook door stadhouder Willem Lodewijk en zijn neef stadhouder Maurits (die zijn in 1584 te Delft vermoorde vader Willem van Oranje was opgevolgd in 1585) waren veroverd - begon de belegering van Groningen-stad. Toen begon de Stad onderhandelingen met Maurits. Tijdens deze onderhandelingen bleek stadhouder Maurits geen enkel probleem te hebben met het stapelrecht; dat mocht Groningen-stad wel behouden. Gelijk tekende Groningen-stad alsnog de Unie van Utrecht uit 1579 en schaarde zich daarmee alsnog in het kamp van de opstandige Republiek. Deze ommezwaai van Groningen-stad staat sindsdien bekend als de Reductie van Groningen.
Nadat we het Visserijmuseum hadden bekeken, zochten we een restaurant op om een kop koffie te drinken en nog wat na te praten. Daarna maakten we nog een wandeling langs het binnenhaventje, waarvan ik de tweede foto onderaan dit bericht heb bijgevoegd. Daarna reden we terug naar Groningen-stad en namen daar afscheid van elkaar. Zij gingen naar huis en ik nam de trein terug naar Leeuwarden.
Abonneren op:
Posts (Atom)